ECLI:NL:GHSHE:2020:3563

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 november 2020
Publicatiedatum
19 november 2020
Zaaknummer
200.259.264_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezamenlijk gezag en contactregeling voor minderjarige

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen de vader met betrekking tot de omgang en het gezag over hun minderjarige kind, geboren in 2016. De moeder heeft eerder een beschikking aangevraagd waarin werd bepaald dat de contactregeling tussen de vader en het kind voorlopig onder begeleiding van Combinatie Jeugdzorg zou plaatsvinden. De moeder heeft echter aangegeven dat zij niet in staat is om omgang te ondersteunen vanwege diepgewortelde angstklachten jegens de vader, die voortkomen uit eerdere gebeurtenissen. De vader betwist de beschuldigingen van de moeder en geeft aan dat hij graag een rol in het leven van zijn kind wil spelen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 15 oktober 2020 is gebleken dat het traject bij Combinatie Jeugdzorg nog niet van de grond is gekomen. Het hof maakt zich zorgen over het welzijn van de minderjarige, vooral gezien het feit dat de vader het kind al vier jaar niet heeft gezien. Het hof kan de angsten van de moeder niet verifiëren, maar is bezorgd dat deze angsten mogelijk worden overgedragen aan de minderjarige, wat kan leiden tot een negatief vaderbeeld.

Het hof heeft besloten om een nieuw raadsonderzoek te gelasten, aangezien het vorige onderzoek uit 2017 dateert. Dit onderzoek moet inzicht geven in de mogelijkheden voor gezamenlijk gezag en de hulpverlening die nodig is om eventuele belemmeringen weg te nemen. De verdere behandeling van de zaak is aangehouden tot pro forma 25 maart 2021, zodat het hof de resultaten van het onderzoek kan afwachten. Het verzoek van de vader om het gezag ambtshalve te schorsen is afgewezen, omdat niet aan de vereisten van ernstige bedreiging van de minderjarige is voldaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 19 november 2020
Zaaknummer: 200.259.264/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/318042 FA RK 17-884_3
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.M.B. Snoeks,
tegen
[de vader],
wonende te
[woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.H.A.J. Slaats.
Deze zaak gaat over
[minderjarige], (hierna te noemen: [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] , hierna te noemen: de raad.
als vervolg op de beschikking van 23 april 2020.

5.De beschikking van 23 april 2020

Bij beschikking van 23 april 2020 heeft het hof bepaald dat de contactregeling tussen de vader en [minderjarige] voorlopig, totdat daarover nader wordt beslist, zal plaatsvinden onder begeleiding van Combinatie Jeugdzorg te [vestigingsplaats] (hierna: De Combinatie) - welke begeleiding door hen reeds (in het vrijwillig kader) is gestart en nog loopt - waarbij de invulling van deze regeling wordt bepaald door en zal worden overgelaten aan De Combinatie.
Aan de advocaten van de moeder en de vader is verzocht het hof te informeren over de voortgang van het traject bij De Combinatie en, indien voorhanden, de rapportage van De Combinatie over de voortgang van de begeleide contactmomenten bij het hof in te dienen. Iedere verdere beslissing is aangehouden.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2020. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Snoeks;
  • de vader, bijgestaan door mr. Slaats;
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad.
6.2.
Het hof heeft verder nog kennisgenomen van de inhoud van:
- de brief met bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 20 juli 2020;
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 21 juli 2020;
- het V8-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder, ingekomen op 28 juli 2020;
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 2 oktober 2020.

7.De verdere beoordeling

7.1.
Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is verklaard is gebleken dat het traject bij De Combinatie nog steeds niet van de grond is gekomen.
7.2.
Bij de moeder is er al geruime tijd sprake van diepgewortelde angstklachten jegens de vader. Zij stelt momenteel nog steeds niet psychisch en emotioneel in staat te zijn om welke vorm van omgang dan ook te ondersteunen. De moeder staat sinds kort onder behandeling van een team van therapeuten (waaronder ook een psychiater) om aan haar problematiek te werken. Volgens de moeder vloeit haar angst voort uit gebeurtenissen in het verleden en is de angst dat [minderjarige] bij de vader niet veilig is reëel. Verder heeft de moeder aangevoerd dat zij nog steeds door de vader, diens familie en/of diens vrienden wordt gestalkt, hetgeen haar problematiek niet ten goede komt.
7.3.
De vader heeft opnieuw hetgeen de moeder heeft aangevoerd betwist. De beschuldigingen doen veel met hem. De vader vindt het erg dat hij [minderjarige] niet meer kent. Hij wil graag een rol spelen in het leven van [minderjarige] , die ook een vader nodig heeft. Hij is bereid om met de moeder samen te werken, alhoewel hij er weinig vertrouwen in heeft dat dit lukt.
7.4.
Het hof stelt vast dat de vader [minderjarige] inmiddels al circa vier jaar niet meer heeft gezien. Het hof acht dit niet in haar belang.
Het hof kan de gebeurtenissen, waarop de angsten van de moeder zijn gebaseerd, niet op waarheid controleren en kan derhalve niet beoordelen of de angsten van de moeder reëel zijn, dan wel dat die verband houden met een mogelijke psychische problematiek bij de moeder.
Het is tijdens de mondelinge behandeling bij het hof in ieder geval duidelijk geworden dat de moeder hevig geëmotioneerd is en dat haar leven door haar angsten wordt beheerst.
Dit maakt dat het hof zich ook zorgen maakt over het welzijn van [minderjarige] . Het is niet duidelijk in hoeverre [minderjarige] de angsten en problematiek van de moeder meekrijgt, maar het hof acht een reëel risico aanwezig dat de moeder haar angsten overbrengt op [minderjarige] , waardoor ook [minderjarige] angst ontwikkelt voor de vader en opgroeit met een negatief vaderbeeld.
7.5.
Nu het traject bij De Combinatie nog steeds niet van de grond is gekomen, terwijl het hof het belang van dit traject nog steeds onderschrijft, is het hof niet in staat om een beslissing te nemen over het gezag.
Daarbij is het hof van oordeel dat de impasse, die er al jaren bestaat, moet worden doorbroken. Het hof acht het van belang dat er een professional kan meekijken met zowel de moeder als de vader en dat er zicht komt op de situatie van [minderjarige] .
Aangezien het laatste raadsonderzoek inmiddels gedateerd is (6 november 2017) ziet het hof op grond van het voorgaande aanleiding om een nieuw raadsonderzoek te gelasten.
Mogelijk ziet de raad hierin ook aanleiding om het onderzoek uit te breiden naar een kinderbeschermingsmaatregel.
7.6.
Het hof zal de raad verzoeken om een onderzoek in te stellen en te rapporteren en adviseren omtrent de vraag:
  • Dient het gezag te worden toegekend aan beide ouders of brengt het belang van [minderjarige] met zich dat het gezag bij de moeder blijft?
  • Welke mogelijkheden of belemmeringen ziet de raad voor gezamenlijk ouderlijk gezag over [minderjarige] ?
  • Welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn niet in voorgaande vragen aan de orde gesteld en zijn wel van belang om in de rapportage en het advies te vermelden?
7.7.
Het hof zal de verdere behandeling van de zaak vier maanden aanhouden tot pro forma 25 maart 2021, teneinde de resultaten van het onderzoek en het advies van de raad af te wachten. Partijen zullen vervolgens door het hof in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk te reageren op het rapport en het advies van de raad.
7.8.
Voor zover de vader heeft verzocht om het gezag van de ouders ambtshalve te schorsen, wijst het hof dit verzoek af, nu artikel 1:268 van het Burgerlijk Wetboek (BW) vereist dat er in dat geval sprake is van een
acuteen ernstige bedreiging van de minderjarige en een dergelijk verzoek door de raad of het openbaar ministerie moet worden gedaan. Aan genoemde vereisten is thans niet voldaan.
7.9.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

8.De beslissing

Het hof:
verzoekt de raad een onderzoek in te stellen naar de vragen zoals in rechtsoverweging 7.6 opgenomen en met inachtneming van hetgeen verder in deze beschikking is overwogen;
verzoekt de raad tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum rapport en advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan tot pro forma 25 maart 2021.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, E.L. Schaafsma-Beversluis en E.H. Schijven-Bours en is in het openbaar uitgesproken op 19 november 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.