In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om de hoofdverblijfplaats van een minderjarige, geboren in 2005, en de zorgregeling tussen de moeder en de zoon. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft het contact met haar zoon verbroken en verzoekt om de beschikking van de rechtbank Limburg te vernietigen, die bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader is. De vader, verweerder in hoger beroep, verzoekt de beschikking te bekrachtigen. De mondelinge behandeling vond plaats op 13 oktober 2020, waarbij de moeder niet aanwezig was. De raad voor de kinderbescherming en de gecertificeerde instelling (GI) hebben ook hun standpunten naar voren gebracht.
De rechtbank had eerder bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader zou zijn, en dat er een zorgregeling zou zijn waarbij de moeder eenmaal per veertien dagen omgang heeft met haar zoon. De moeder is van mening dat deze beslissing te vergaand is en dat de zorgregeling onvoldoende is om contactherstel te bevorderen. De vader stelt dat de huidige situatie in het belang van de minderjarige is en dat de moeder haar verantwoordelijkheden niet nakomt. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige zich goed ontwikkelt bij de vader en dat er geen aanleiding is om de hoofdverblijfplaats of de zorgregeling te wijzigen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, ondanks het gebrek aan contact tussen de moeder en de minderjarige.