ECLI:NL:GHSHE:2020:3490
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake partner- en kinderalimentatie na echtscheiding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 9 juli 2019, waarin de rechtbank heeft bepaald dat de man met ingang van 13 mei 2019 een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw (partneralimentatie) moet voldoen van € 1.761,- bruto per maand en een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind van € 259,- per maand. De man heeft in hoger beroep verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen, met argumenten over de behoeftigheid van de vrouw en zijn eigen draagkracht. De vrouw heeft verweer gevoerd en verzocht om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken.
Het hof heeft vastgesteld dat de man op 8 oktober 2019 in hoger beroep is gekomen en dat de vrouw op 17 december 2019 een verweerschrift heeft ingediend. De mondelinge behandeling is vanwege COVID-19-maatregelen niet doorgegaan, en partijen hebben schriftelijk gereageerd op elkaars stukken. Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de eerdere beschikking en de ingediende stukken. Het hof heeft geoordeeld dat de man zijn alimentatieverplichtingen moet nakomen, maar heeft de ingangsdatum van de alimentatie aangepast naar 14 mei 2019, de datum waarop het verzoekschrift van de vrouw bij de rechtbank is ingekomen.
De beslissing van het hof is dat de man aan de vrouw een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun kind moet voldoen van € 124,- per maand over de periode van 14 mei 2019 tot 1 januari 2020, en met ingang van 1 januari 2020 een bedrag van € 127,10 per maand. Voor de partneralimentatie is vastgesteld dat de man € 23,- per maand moet betalen over dezelfde periode, met een verhoging naar € 23,58 per maand vanaf 1 januari 2020. Het hof heeft het verzoek van de man tot limitering van de partneralimentatie afgewezen.