In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.E. Teusink, heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank te vernietigen, specifiek met betrekking tot de informatieverplichting die aan de man is opgelegd. De man, vertegenwoordigd door mr. A.J. de Graaf, heeft geen verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 5 oktober 2020, waarbij de moeder, de man en de erkender zijn gehoord. Vanwege COVID-19 is de man telefonisch gehoord. De Raad voor de Kinderbescherming was niet aanwezig tijdens de zitting.
De rechtbank had eerder bepaald dat de moeder de man eenmaal per twee maanden schriftelijk moest informeren over belangrijke gebeurtenissen met betrekking tot hun minderjarige kind, geboren in 2014. De moeder was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep aangetekend. Tijdens de zitting heeft de advocaat van de moeder echter het hoger beroep ingetrokken, wat betekent dat de grieven niet zijn gehandhaafd. Het hof concludeert hieruit dat de moeder niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoek in hoger beroep.
De uitspraak van het hof is gedaan op 12 november 2020, waarbij de rechters E.M.C. Dumoulin, C.N.M. Antens en M.J.C. van Leeuwen betrokken waren. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.