ECLI:NL:GHSHE:2020:3485

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 november 2020
Publicatiedatum
12 november 2020
Zaaknummer
200.265.183_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake informatieverplichting van de moeder over de minderjarige

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.E. Teusink, heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank te vernietigen, specifiek met betrekking tot de informatieverplichting die aan de man is opgelegd. De man, vertegenwoordigd door mr. A.J. de Graaf, heeft geen verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 5 oktober 2020, waarbij de moeder, de man en de erkender zijn gehoord. Vanwege COVID-19 is de man telefonisch gehoord. De Raad voor de Kinderbescherming was niet aanwezig tijdens de zitting.

De rechtbank had eerder bepaald dat de moeder de man eenmaal per twee maanden schriftelijk moest informeren over belangrijke gebeurtenissen met betrekking tot hun minderjarige kind, geboren in 2014. De moeder was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep aangetekend. Tijdens de zitting heeft de advocaat van de moeder echter het hoger beroep ingetrokken, wat betekent dat de grieven niet zijn gehandhaafd. Het hof concludeert hieruit dat de moeder niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoek in hoger beroep.

De uitspraak van het hof is gedaan op 12 november 2020, waarbij de rechters E.M.C. Dumoulin, C.N.M. Antens en M.J.C. van Leeuwen betrokken waren. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 12 november 2020
Zaaknummer: 200.265.183/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/353315 FA RK 18-6819
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.E. Teusink,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de man,
advocaat: voorheen mr. N. van Vliet, thans mr. A.J. de Graaf.
Deze zaak gaat over
[minderjarige](hierna: [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] .
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
- [erkenner] , hierna te noemen: [erkenner] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 9 juli 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 27 augustus 2019, heeft de moeder verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen – naar het hof begrijpt voor wat betreft de daarbij vastgestelde informatieverplichting – en opnieuw rechtdoende de man in zijn verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren, althans die verzoeken aan hem als ongegrond en onbewezen te ontzeggen, kosten rechtens.
2.2.
Er is geen verweerschrift ingekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2020.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Teusink;
  • mr. De Graaf, namens de man;
  • [erkenner] , bijgestaan door mr. Teusink.
Vanwege de RIVM-maatregelen rondom COVID-19 (coronavirus) is door middel van een telefonische verbinding gehoord:
- de man.
De raad is niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 27 mei 2019;
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder, ingekomen op 23 september 2020;
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder, ingekomen op 24 september 2020;
  • het V-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder, ingekomen op 25 september 2020.
2.5.
Gelet op de onderlinge samenhang van onderhavige zaak en de ter griffie onder nummer 200.265.180/01 ingeschreven zaak, heeft het hof beide zaken gelijktijdig behandeld. Het hof heeft in de onder nummer 200.265.180/01 ter griffie ingeschreven zaak evenwel bij afzonderlijke beschikking d.d. 12 november 2020 beslist.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Zij hebben gedurende de relatie niet samengewoond. Uit de relatie van partijen is op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] [minderjarige] geboren. De moeder oefent van rechtswege het gezag over [minderjarige] uit. [minderjarige] heeft het hoofdverblijf bij de moeder
.
3.2.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank, voor zover van belang, bepaald dat de moeder de man eenmaal per twee maanden schriftelijk informeert omtrent belangrijke gebeurtenissen met betrekking tot [minderjarige] , waarbij informatie wordt verstrekt over zijn schoolprestaties, gezondheid, doktersbezoeken, medische behandelingen, medicijngebruik, hobby’s en activiteiten, onder overlegging van kopieën van schoolrapporten, alsmede een goedgelijkende foto van [minderjarige] .
3.3.
De moeder kon zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
Ter zitting heeft de advocaat van de moeder het hoger beroep ingetrokken. Het hof maakt hieruit op dat de grieven niet worden gehandhaafd. Dit brengt mee dat de moeder niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het verzoek in hoger beroep.

4.De beslissing

Het hof:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in het verzoek in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, C.N.M. Antens en M.J.C. van Leeuwen en is in het openbaar uitgesproken op 12 november 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.