In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen de besloten vennootschap Belined Zeeland B.V. over de levering en montage van aluminium kozijnen. [appellant] heeft in 2015 een kozijn laten vervangen door Belined, maar na de plaatsing bleek er een kier aan de bovenkant van het kozijn te zijn. Belined heeft geprobeerd deze kier te verhelpen, maar [appellant] heeft de facturen niet betaald en vorderde in reconventie dat Belined een nieuw kozijn zou plaatsen dat geschikt was om de daarop liggende dakplaten te dragen. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de vorderingen van Belined afgewezen en [appellant] in het gelijk gesteld, wat leidde tot het hoger beroep.
In het hoger beroep heeft [appellant] vier grieven aangevoerd, waaronder de eis om een nieuw kozijn te laten plaatsen dat voldoet aan de specificaties van de offerte. Belined heeft in incidenteel hoger beroep ook grieven ingediend. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals die door de kantonrechter zijn vastgesteld en heeft de deskundige geraadpleegd. Het hof oordeelt dat Belined niet verantwoordelijk is voor de dragende functie van het kozijn, omdat aluminium kozijnen niet zijn bedoeld om een dragende functie te vervullen. Het hof heeft de vorderingen van [appellant] gedeeltelijk toegewezen, maar ook geoordeeld dat hij in schuldeisersverzuim is geraakt door het afwijzen van het aanbod van Belined om een nieuw kozijn te plaatsen.
Uiteindelijk heeft het hof het eindvonnis in reconventie vernietigd voor zover het de kosten van de deskundige betreft en Belined veroordeeld om een deel van deze kosten te vergoeden. De proceskosten zijn voor rekening van [appellant], omdat hij grotendeels in het ongelijk is gesteld. Het hof heeft de vorderingen van Belined in conventie gedeeltelijk toegewezen, waardoor [appellant] alsnog moet betalen voor de geleverde diensten.