ECLI:NL:GHSHE:2020:3444
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- H. van Winkel
- E.M.C. Dumoulin
- M.I. Peereboom-van Drunick
- E.A.M. Scheij
- Rechtspraak.nl
Bepaling van kinderalimentatie in hoger beroep met betrekking tot de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige kinderen
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kinderalimentatie die de man aan de vrouw moet betalen voor hun twee minderjarige kinderen. De man, die in hoger beroep was gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, betwistte de ingangsdatum van de alimentatie en de hoogte ervan. De rechtbank had de kinderalimentatie vastgesteld op € 375,- per kind per maand, met ingang van 1 augustus 2018. De man stelde dat de alimentatie pas vanaf de datum van de beschikking van de rechtbank, 3 september 2019, zou moeten ingaan, en dat zijn financiële situatie niet goed was door schulden en beperkte inkomsten.
Het hof heeft de feiten van de zaak vastgesteld, waaronder de relatie tussen partijen en de erkenning van de kinderen door de man. Het hof oordeelde dat de kinderalimentatie moest ingaan op 16 augustus 2018, de datum waarop de vrouw het verzoek tot betaling indiende. Het hof heeft de behoefte van de kinderen vastgesteld op € 743,75 per maand, rekening houdend met de draagkracht van beide ouders. De man werd in staat geacht om een bijdrage te leveren van € 252,- per kind per maand, met een jaarlijkse indexering.
De beslissing van het hof vernietigde de eerdere beschikking van de rechtbank voor zover het de kinderalimentatie betrof, en bepaalde dat de man de alimentatie met ingang van 1 januari 2021 moest verhogen naar € 271,- per kind per maand. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten droeg. De vrouw hoefde geen te veel betaalde alimentatie terug te betalen aan de man, omdat deze aan de kosten van de kinderen was besteed.