In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is aangespannen door de moeder van twee minderjarigen. De moeder verzoekt om vervangende toestemming om haar kinderen naar hun vertrouwde school in Casablanca, Marokko, te laten gaan en om met hen naar Marokko te reizen. De vader, die in incidenteel appel is gegaan, verzet zich tegen deze verzoeken en stelt dat de moeder zonder zijn toestemming heeft gehandeld. De moeder en vader zijn voormalige echtgenoten en hebben gezamenlijk gezag over de kinderen. De voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg had eerder een verbod opgelegd aan de moeder om met de kinderen naar Marokko te verhuizen, wat de moeder nu in hoger beroep aanvecht. Tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat de kinderen al geruime tijd in Marokko verblijven en daar naar school gaan, zonder dat de vader hiervan op de hoogte was. Het hof oordeelt dat de moeder niet-ontvankelijk is in haar verzoek om vervangende toestemming, omdat zij deze vordering voor het eerst in hoger beroep indient. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter en compenseert de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van gezamenlijke gezagsuitoefening en de noodzaak van toestemming van beide ouders voor belangrijke beslissingen over de kinderen.