ECLI:NL:GHSHE:2020:3381
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid en ontvankelijkheid van de advocaat-generaal in een zaak van lijfsdwang ex artikel 577c (oud) Wetboek van Strafvordering
In deze beschikking van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gedateerd 26 oktober 2020, wordt de vordering van de advocaat-generaal tot het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang voor de duur van 1080 dagen behandeld. De zaak betreft een veroordeelde die een ontnemingsmaatregel opgelegd heeft gekregen, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel is geschat op € 2.626.131,00. De veroordeelde heeft echter niet voldaan aan de betalingsverplichting van € 2.611.131,00, wat heeft geleid tot de vordering van de advocaat-generaal. De behandeling van de vordering vond plaats op 19 november 2019 en 12 oktober 2020, waarbij de veroordeelde en zijn advocaat aanwezig waren. De advocaat-generaal pleitte voor toewijzing van de vordering, terwijl de verdediging aanvoerde dat de veroordeelde niet in staat was om te betalen, wat werd betwist door het hof.
Het hof oordeelt dat de vordering ontvankelijk is en dat het hof bevoegd is om de zaak te behandelen, ondanks de inwerkingtreding van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen op 1 januari 2020. De wetgeving heeft gevolgen voor de toepassing van lijfsdwang, maar het hof concludeert dat de regeling van artikel 577c (oud) van het Wetboek van Strafvordering van toepassing blijft op de vóór 1 januari 2020 opgelegde ontnemingsmaatregelen. Het hof overweegt dat de veroordeelde onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat is om aan zijn betalingsverplichting te voldoen, en dat er geen concrete afbetalingsvoorstellen zijn gedaan. Uiteindelijk beslist het hof om de vordering van de advocaat-generaal toe te wijzen en verleent verlof tot tenuitvoerlegging van gijzeling voor de duur van 1080 dagen.