ECLI:NL:GHSHE:2020:3375

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 oktober 2020
Publicatiedatum
29 oktober 2020
Zaaknummer
200.281.024_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van gezagskwesties

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], die sinds 8 augustus 2014 onder toezicht staan van de gecertificeerde instelling (GI). De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 5 juni 2020 aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling werd verlengd tot 8 mei 2021. De moeder betwist de noodzaak van de ondertoezichtstelling en stelt dat er geen gronden zijn voor een verlenging. De GI daarentegen, evenals de vader, zijn van mening dat de kinderen nog steeds in hun ontwikkeling worden bedreigd door het handelen van de moeder, die volwassen zaken met de kinderen bespreekt en hen belast met haar strijd tegen de jeugdzorg.

Tijdens de mondelinge behandeling op 29 september 2020 is de situatie van de kinderen besproken. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder de kinderen blijft belasten met volwassen zaken en dat er onvoldoende vooruitgang is geboekt in de omgangsregeling. De vader heeft verklaard dat de moeder in strijd met afspraken contact zoekt met de kinderen via sociale media, wat leidt tot een loyaliteitsconflict voor de kinderen. Het hof heeft ook kennisgenomen van de zorgen van de GI over de ontwikkeling van de kinderen en de rol van de moeder in hun opvoeding.

Het hof concludeert dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft om de ontwikkelingsbedreigingen van de kinderen te adresseren. De moeder wordt aangespoord om samen te werken met de GI en de doelen van de ondertoezichtstelling te ondersteunen. De beslissing van het hof is om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen en de ondertoezichtstelling voor een jaar te verlengen, zodat de kinderen de nodige bescherming en begeleiding kunnen blijven ontvangen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 29 oktober 2020
Zaaknummer : 200.281.024/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/01/357872 / JE RK 20-636
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. T. Grootenhuis,
tegen
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] en mede kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de GI.
Deze zaak gaat over:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige 1] );
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] (hierna [minderjarige 2] ).
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
-
[de vader], hierna te noemen: de vader.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] , hierna te noemen:
de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, van 5 juni 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 22 juli 2020, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en - opnieuw rechtdoende - het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van een jaar c.q. het resterende deel af te wijzen, dan wel in duur in te korten.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 2 september 2020, heeft de GI verzocht het verzoek van de moeder in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking in stand te laten.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 september 2020. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • mr. L.H.E.M. Berends-de Gruijl, waarnemend voor mr. Grootenhuis, namens de moeder;
  • de vader;
  • de heer [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.
2.3.1.
De raad heeft bij brief van 8 september 2020 aan het hof bericht niet op de mondelinge behandeling te zullen verschijnen.
2.3.2.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken.
Zij heeft hiervan gebruik gemaakt en voorafgaand aan de mondelinge behandeling is buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden met haar gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 6 mei 2020.

3.De beoordeling

3.1.
Uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van de moeder en de vader zijn geboren:
  • [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum] 2007, te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ), op [geboortedatum] 2009, te [geboorteplaats] ;
Beide ouders hebben het gezag over de kinderen.
De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de vader.
3.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] staan sinds 8 augustus 2014 onder toezicht van de GI.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd met ingang van 8 juni 2020 tot 8 mei 2021.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De moeder voert - kort samengevat - het volgende aan.
Er is niet voldaan aan de gronden voor een ondertoezichtstelling en de noodzaak hiertoe ontbreekt.
De moeder belast de kinderen niet met volwassenzaken. Indien er grote zorgen over de moeder waren geweest, dan was de GI nooit akkoord gegaan met een onbegeleide omgang in het tweede deel van 2019.
Uit de stukken van [naam] blijkt dat de omgang tussen de kinderen en de moeder goed is verlopen. Er is sprake van een sterke affectieve band en de kinderen genieten van het contact.
De GI heeft in haar verzoek geschreven dat de band tussen de kinderen met de moeder niet anders is dan de band met de vader.
De moeder heeft een normaal moeder-dochter contact met [minderjarige 1] via Whatsapp waarbij zij voornamelijk praktische zaken bespreken.
Het feit dat de moeder op social media met andere ouders verzet voert tegen de GI staat los van de invulling van haar rol als ouder en kan niet mede redengevend zijn voor de verlenging van de ondertoezichtstelling.
Voor zover er al sprake zou zijn van een ontwikkelingsbedreiging kan de hulpverlening binnen het vrijwillig kader worden georganiseerd. De kinderen staan al zes jaar onder toezicht van de GI en veertien gezinsvoogden hebben inmiddels de revue gepasseerd. De ondertoezichtstelling leidt eerder tot meer onrust en strijd dan tot een verbetering van de situatie.
De moeder is ook bereid om door middel van een mediationtraject tot nadere afspraken te komen.
3.6.
De GI voert - kort samengevat - het volgende aan.
De kinderen worden nog steeds in hun ontwikkeling bedreigd.
De moeder bespreekt volwassen zaken met de kinderen en plaatst belastend materiaal over de kinderen, de vader en/of de jeugdzorgwerker op social media. Hierdoor komen de kinderen in een loyaliteitsconflict. De moeder ziet niet in dat haar handelen schadelijk is voor de ontwikkeling van de kinderen.
Ondanks eerdere toezeggingen heeft de moeder de afbeeldingen van Whatsapp-gesprekken met de jeugdzorgwerker niet verwijderd van anti-jeugdzorg pagina’s op internet. In deze afbeeldingen is het adres van de vader en de kinderen zichtbaar.
De hulpverlening vanuit [naam] is niet positief afgesloten. Niet voor niets is Impegno ingezet. Hier is een lange weg aan vooraf gegaan. Het heeft bovendien tot 15 juni 2020 geduurd voordat de moeder haar akkoord heeft gegeven, waardoor het lang duurde voordat de begeleide contacten konden starten. Er is nog weinig zicht op de situatie. Er worden door de moeder veel omgangsafspraken afgezegd.
Via de inzet Impegno wordt tevens getracht om de communicatie tussen de ouders te verbeteren. Voor allebei de ouders zal een coach worden aangesteld om hen te begeleiden.
3.7.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling - kort samengevat - het volgende aangevoerd.
Hij staat volledig achter de ondertoezichtstelling. Weliswaar is het voor de GI lastig om concrete doelen te bereiken, maar de vader acht het noodzakelijk dat er wordt meegekeken hoe het met de kinderen gaat. De moeder belast de kinderen enorm. Door de ondertoezichtstelling wordt dit iets minder. De maatregel is van belang om de kinderen te beschermen.
De moeder blijft tegen de afspraken in contact met de kinderen zoeken via Whatsapp of via chatfuncties in online games. De vader ziet dit als een vorm van sabotage. Hij krijgt ook de indruk dat de moeder [minderjarige 1] met een boodschap naar het hof heeft gestuurd. De moeder brengt het hoofd van de kinderen op hol, waardoor zij in een loyaliteitsconflict raken.
De moeder is verder een petitie op Facebook gestart, waarbij zij het adres van de vader en de kinderen zichtbaar heeft gemaakt.
De vader twijfelt aan de leerbaarheid van de moeder. Zij ziet niet in dat de bal bij haar ligt. Sinds juni is de omgang slechts één keer doorgegaan, terwijl de kinderen niet weten waarom. Anderzijds stuurt de moeder de kinderen enorm veel cadeaus en kaartjes.
De moeder grijpt procedures aan om haar ongenoegen te uiten. Tijdens de mondelinge behandeling verschijnt zij echter zelden. De vader is nu voor de dertigste keer verschenen, terwijl de moeder slechts tweemaal bij een zitting aanwezig is geweest.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
3.8.2.
Op grond van artikel 1:260 BW kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
3.8.3.
Het hof is op grond van de stukken en hetgeen ter mondelinge behandeling is besproken van oordeel dat de kinderen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd.
3.8.4.
De ontwikkelingsbedreiging is gelegen in het handelen van de moeder en het uitblijven van een goede contactregeling tussen de moeder en de kinderen.
3.8.5.
De moeder blijft de kinderen belasten met volwassen zaken en zij blijft in strijd met de afspraken contact zoeken via social media, waarbij ook aan de kinderen wordt gevraagd om de berichten te wissen.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling bevestigd dat er nog steeds sprake is van dagelijks contact tussen de moeder en de kinderen via chatfuncties in games, terwijl van de kinderen wordt verwacht dat zij dit voor de vader geheim houden. Daarnaast heeft de vader verklaard dat de moeder de kinderen overstelpt met cadeaus en kaartjes. Namens de moeder is dit niet weersproken.
Verder is het hof gebleken dat de moeder in haar strijd tegen de jeugdbescherming het adres van de vader en de kinderen openbaar heeft gemaakt en dat zij dit, ondanks diverse verzoeken, nog steeds niet heeft verwijderd. Het hof acht dit kwalijk, nu dit een ernstige inbreuk oplevert op het privéleven van de vader.
Door de gedragingen van de moeder kan de vader zijn rol als hoofdopvoeder van de kinderen niet goed uitoefenen en blijft reeds op die grond de inzet van de hulpverlening noodzakelijk.
Het hof acht het verder zorgelijk dat de omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen onvoldoende tot stand komt. De moeder lijkt de inzet van Impegno niet te ondersteunen. Zij heeft de begeleide omgangsregeling regelmatig afgezegd, waardoor de kinderen de moeder nauwelijks zien. Voor de kinderen is dit extra zwaar, omdat zij niet weten wat de reden hiervan is.
3.8.6.
Voornoemde gedrag en/of handelen van de moeder is niet alleen belastend en schadelijk voor de kinderen, maar werkt ook contraproductief om tot een verbetering van de situatie te komen.
De kinderen raken steeds meer verwikkeld in een loyaliteitsconflict en dreigen tussen hun ouders klem te geraken, waarbij hun identiteitsontwikkeling in gevaar dreigt te komen.
Dit alles maakt dat de kinderen in hun ontwikkeling ernstig worden bedreigd.
De maatregel van ondertoezichtstelling blijft noodzakelijk om de contactregeling tussen de moeder en de kinderen op dusdanige manier vorm te geven dat de kinderen hierdoor zo min mogelijk worden belast. Niet alleen zijn de ouders hiertoe zelf niet in staat, maar het is ook noodzakelijk gebleken om de omgang te begeleiden.
Alhoewel het hof kan begrijpen dat deze regeling voor [minderjarige 1] niet prettig is, zoals door haar is verklaard, is het aan de moeder om de samenwerking met de GI aan te gaan en aan de doelen die in het kader van de ondertoezichtstelling zijn opgesteld te gaan werken, zodat er een fijne en onbelaste regeling tot stand kan komen. In dit kader is het ook noodzakelijk dat het traject bij Impegno wordt opgestart teneinde de communicatie tussen de ouders te verbeteren.
3.8.7.
Het hof acht een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van twaalf maanden noodzakelijk om de ontwikkelingsbedreigingen bij de kinderen af te wenden.
3.9.
Het hof heeft wel zorgen over de vraag of de moeder in staat is om binnen de aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, zoals bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW weer te dragen. Immers, het is de afgelopen jaren onvoldoende gelukt om tot een verbetering van de situatie te komen en de ontwikkelingsbedreiging bij de kinderen weg te nemen. Dit heeft tot veel procedures geleid, hetgeen voor [minderjarige 1] belastend is gebleken en voor [minderjarige 2] (nu 11 jaar) mogelijk in de toekomst zal zijn. Een beëindiging van het gezag van de moeder zal de kinderen op dat punt in ieder geval meer rust geven.
3.10.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 5 juni 2020;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, C.A.R.M. van Leuven en H.M.A.W. Erven en is op 29 oktober 2020 uitgesproken door mr. E.A.M. Scheij in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.