ECLI:NL:GHSHE:2020:3374

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 oktober 2020
Publicatiedatum
29 oktober 2020
Zaaknummer
200.269.363_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een mentor voor een meerderjarige met verstandelijke beperking

In deze zaak gaat het om de benoeming van een mentor voor [betrokkene], een 22-jarige vrouw met verstandelijke beperkingen. De moeder van [betrokkene] heeft in hoger beroep verzocht om haar benoeming tot mentor, nadat de kantonrechter in eerste aanleg [bewindvoerder en mentor] had benoemd. De moeder stelt dat zij een sterke band heeft met [betrokkene] en dat zij beter in staat is om haar belangen te behartigen dan de huidige mentor. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd en de moeder benoemd tot mentor, omdat er geen gegronde redenen waren om haar verzoek af te wijzen. Het hof heeft overwogen dat de moeder in staat is om de rol van mentor te vervullen en dat het in het belang van [betrokkene] is dat zij een mentor heeft die dicht bij haar staat. De huidige mentor blijft verantwoordelijk voor de financiële belangen van [betrokkene]. De beslissing is genomen op 29 oktober 2020.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 29 oktober 2020
Zaaknummer: 200.269.363/01
Zaaknummer eerste aanleg: 7573511 OV VERZ 19-1501
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.A.J. Timmermans-Roelands.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
-
[betrokkene],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [betrokkene] ;
-
mevrouw [bewindvoerder en mentor] h.o.d.n. “ [handelsnaam] ”,
kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
bewindvoerder en mentor van [betrokkene] ,
hierna te noemen: [bewindvoerder en mentor] ,
advocaat: mr. F.H.M. van Oorschot.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (Bergen op Zoom) van 19 augustus 2019.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 15 november 2019, en, zoals gewijzigd tijdens de mondelinge behandeling, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het de benoeming van [bewindvoerder en mentor] als mentor van [betrokkene] betreft en:
  • primair: de moeder te benoemen tot mentor;
  • subsidiair: [voorgestelde mentor] te benoemen tot mentor.
Kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 24 december 2019, heeft [bewindvoerder en mentor] verzocht de grieven van de moeder ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen, kosten rechtens.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 september 2020. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • [bewindvoerder en mentor] , bijgestaan door haar advocaat.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de aantekeningen van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 6 juni 2019;
  • het procesdossier eerste aanleg;
  • het V-formulier van 8 september 2020 van de advocaat van de moeder met bijlagen.

3.De beoordeling

3.1.
[betrokkene] is 22 jaar oud (geboren op [geboortedatum] 1997) en zij woont in een voorziening van [instelling] in [woonplaats] . [betrokkene] heeft de verstandelijke vermogens van een 10 à 12-jarige vanwege zuurstofgebrek bij de geboorte.
3.2.
Bij beschikking van 22 juli 2016 heeft de kantonrechter [betrokkene] onder curatele gesteld, met benoeming van [bewindvoerder en mentor] tot curator.
Procedure eerste aanleg
3.3.1.
De moeder heeft de kantonrechter verzocht om de ondercuratelestelling van [betrokkene] te wijzigen in een onderbewindstelling met benoeming van Stichting [stichting] te [vestigingsplaats] als bewindvoerder en – primair – met benoeming van de moeder tot mentor dan wel – subsidiair – met benoeming van mevrouw [voorgestelde mentor] tot mentor van [betrokkene] .
3.3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter, voor zover thans van belang:
  • met ingang van 1 september 2019 een mentorschap ingesteld over [betrokkene] en een bewind over alle goederen die (zullen) toebehoren aan [betrokkene] ;
  • [bewindvoerder en mentor] benoemd tot bewindvoerder en mentor van [betrokkene] ;
  • verstaan dat met ingang van 1 september 2019 de ondercuratelestelling van [betrokkene] is opgeheven door omzetting in bewind en mentorschap;
  • het meer of anders verzochte afgewezen.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. In haar beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, voert zij, kort samengevat, het volgende aan.
De moeder wordt overal buiten gehouden door [bewindvoerder en mentor] . De begeleiding van de zorginstelling waar [betrokkene] verblijft is het hier niet mee eens. [bewindvoerder en mentor] informeert de moeder niet over zaken die [betrokkene] aangaan.
De moeder heeft een sterke band met [betrokkene] . Ieder weekend en in de vakanties verblijft [betrokkene] bij de moeder. Tijdens de Corona-uitbraak heeft [betrokkene] van 16 maart 2020 tot begin juli 2020 bij de moeder gebleven.
De moeder weet wat in het belang van [betrokkene] is. Zij heeft in het verleden altijd de juiste beslissingen genomen voor [betrokkene] . Zij is in staat zichzelf los te koppelen en gaat niet zomaar mee in de wensen van [betrokkene] . De moeder denkt eerst goed na of het wel goed is voor [betrokkene] wat zij wil. [bewindvoerder en mentor] bezoekt [betrokkene] nooit. Zij kent [betrokkene] niet en weet dus ook niet wat in haar belang is. [bewindvoerder en mentor] gaat volledig af op de informatie van de zorgprofessionals. De moeder heeft een moeilijke periode gehad in het verleden, maar die ligt achter haar. De begeleiding van de moeder ( [organisatie] ) en de zorgcoördinatoren van [betrokkene] zijn van mening dat de moeder haar taken als mentor goed zou kunnen vervullen. [betrokkene] geeft aan dat zij ook graag zou willen dat de moeder de mentor is. De moeder is tevreden over hoe [bewindvoerder en mentor] het bewind en het mentorschap uitoefent, maar zij wil liever zelf de mentor worden. Als dat kan niet kan, dan liever iemand die in direct contact staat met [betrokkene] .
3.5.
[bewindvoerder en mentor] voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – kort samengevat – het volgende aan.
De moeder doet het goed als moeder. [bewindvoerder en mentor] heeft intensief contact met de moeder en de communicatie verloopt positief. [bewindvoerder en mentor] spant zich maximaal in om haar taak naar behoren uit te oefenen. De moeder is overal bij betrokken en krijgt dezelfde informatie die [bewindvoerder en mentor] heeft voordat ze een gesprek aangaan. [bewindvoerder en mentor] heeft het idee dat [betrokkene] geen behoefte heeft aan persoonlijk contact met haar en zij wil hierbij niet in het vaarwater van de moeder komen. [bewindvoerder en mentor] heeft de indruk dat de moeder wat teveel meegaat in wat [betrokkene] graag ziet gebeuren. [bewindvoerder en mentor] laat het ter beoordeling van het hof of de moeder in staat is om het mentorschap over [betrokkene] op zich te nemen. Voor het uitoefenen van het bewindvoerderschap door haar, maakt het niet uit als de moeder het mentorschap uitoefent.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.6.1.
Dit hoger beroep gaat alleen over wie de mentor dient te zijn van [betrokkene] .
3.6.2.
Ingevolge artikel 1:452 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) benoemt de rechter bij het uitspreken van het mentorschap of zo spoedig mogelijk daarna een mentor. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel omtrent de geschiktheid van de te benoemen persoon. Volgens lid 3 van dit artikel volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
3.6.3.
Volgens de moeder is het de uitdrukkelijke wens van [betrokkene] dat haar moeder wordt benoemd tot mentor. Uit de brief van de [organisatie] van 12 oktober 2019 (productie 9) blijkt dat ook de begeleider van [betrokkene] deze uitdrukkelijke wens van [betrokkene] zelf heeft gehoord. [bewindvoerder en mentor] heeft dit niet weersproken. Het hof gaat er dan ook van uit dat het de uitdrukkelijke voorkeur van [betrokkene] is dat haar moeder haar mentor wordt. Deze voorkeur in beginsel door de rechter wordt gevolgd, tenzij er gegronde redenen zijn die zich tegen benoeming van de moeder verzetten.
Die redenen ziet het hof niet en het hof overweegt daartoe het volgende.
3.6.4.
De kantonrechter was in augustus 2019 van oordeel dat de regierol voor de moeder die het mentorschap met zich brengt op dat moment nog te vroeg zou zijn. Inmiddels is ruim een jaar verstreken. Het hof acht bij het vormen van zijn oordeel van belang dat [betrokkene] in de Coronatijd circa drie maanden zonder problemen onafgebroken bij de moeder is geweest. De moeder heeft deze maanden goed voor [betrokkene] gezorgd en alle verantwoordelijkheid op zich genomen. Bovendien heeft er na die maanden een zorgvuldige overdracht naar de instelling plaatsgevonden toen [betrokkene] weer op de groep werd geplaatst. Mede dankzij de moeder is dit in goede banen geleid. Dat de moeder hiertoe in staat is geweest, geeft het hof vertrouwen dat zij inmiddels meer aankan dan wellicht voorheen het geval was. Daarnaast doet de moeder veel voor [betrokkene] , hebben zij intensief contact met elkaar en een warme liefdevolle ouder-kindrelatie. [bewindvoerder en mentor] heeft dit niet; zij staat, letterlijk en figuurlijk, op afstand van [betrokkene] . Dat doet zij bewust om de moeder en [betrokkene] de ruimte te geven. Het hof acht het voor [betrokkene] echter van belang is dat er een mentor wordt benoemd in wie zij veel vertrouwen heeft en, bij voorkeur, iemand die dicht bij haar staat, zoals ook het uitgangspunt is van de hiervóór genoemde wettelijke bepaling. Voor [betrokkene] is van belang dat haar mentor een goed beeld van haar heeft, bekend is met haar problematiek en goed bij haar belevingswereld kan aansluiten. Het staat vast dat de moeder dit allemaal in zich heeft. Ook dient een mentor in staat te zijn om sturing te geven aan de wensen en plannen van [betrokkene] . Het is van belang dat beslissingen die de [betrokkene] aangaan zorgvuldig worden genomen, waarbij haalbaarheid en veiligheid voor [betrokkene] en haar omgeving voorop staan. Communicatie met professionals rondom [betrokkene] vormt een belangrijk onderdeel van het mentorschap, waarbij de mentor zich niet moet laten leiden door de directe wens van [betrokkene] , maar een zorgvuldige afweging dient te maken wat daadwerkelijk in het belang van [betrokkene] is. Het hof is het met de bewindvoerder eens dat de moeder ervoor dient te waken dat zij haar rol als mentor niet verwart met haar rol als moeder. De moeder dient zich er bewust van te zijn dat wat [betrokkene] aan haar vraagt niet altijd overeenstemt met wat het beste is voor [betrokkene] . Toch biedt het algehele procesdossier en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen oordelen dat de moeder niet in staat is om dit professionele onderscheid aan te brengen.
3.6.5.
Al met al is het hof van oordeel dat niet is gebleken van gegronde redenen die zich tegen benoeming van de moeder als mentor verzetten. Het hof zal het verzoek van de moeder dan ook toewijzen met ingang van 12 november 2020 zodat [bewindvoerder en mentor] twee weken de tijd heeft om het dossier zorgvuldig over te dragen aan de moeder.
3.6.6.
Tot slot wijst het hof de moeder erop dat [bewindvoerder en mentor] de bewindvoerder blijft van [betrokkene] . Het is aan [bewindvoerder en mentor] en de moeder om samen de taakverdeling tussen de mentor en de bewindvoerder duidelijk af te bakenen, waarbij het [bewindvoerder en mentor] als bewindvoerder is die verantwoordelijk is en blijft voor de financiële belangen van [betrokkene] . Beslissingen daarover kunnen en mogen niet door de mentor worden genomen.
3.6.7.
Beslist wordt als volgt.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover daarbij [bewindvoerder en mentor] als mentor is benoemd over [betrokkene] ;
en, in zoverre, opnieuw rechtdoende:
ontslaat met ingang van 12 november 2020 de huidige mentor, [bewindvoerder en mentor] h.o.d.n. “ [handelsnaam] ” onder gelijktijdige benoeming van mevrouw [de moeder] , wonende te [woonplaats] aan de [adres] ( [postcode] ) als opvolgend mentor van [betrokkene] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997;
bepaalt dat de opvolgend mentor telkens na verloop van vijf jaren, of zoveel eerder als de kantonrechter bepaalt, verslag doet van het verloop van het mentorschap;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.F.A.M. Graafland-Verhaegen, E.M.C. Dumoulin en M.I. Peereboom-van Drunick en is op 29 oktober 2020 uitgesproken in het openbaar door mr. E.A.M. Scheij in tegenwoordigheid van de griffier.