In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om de ontzegging van het recht op omgang tussen de moeder en haar minderjarige kind, geboren in 2008. De moeder, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Limburg, verzoekt om een omgangsregeling onder begeleiding. De grootmoeder van het kind, die als voogd fungeert, verzet zich tegen dit verzoek en vraagt om bekrachtiging van de eerdere beschikking die de moeder het recht op omgang ontzegt. De rechtbank had eerder vastgesteld dat omgang met de moeder ernstige nadelen voor de ontwikkeling van het kind met zich meebrengt, wat door de Raad voor de Kinderbescherming werd ondersteund. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat de moeder niet in staat is om de benodigde stabiliteit en voorspelbaarheid te bieden die het kind nodig heeft, vooral gezien zijn kwetsbare situatie en de diagnose van een autismespectrumstoornis. Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van het kind voorop staat. De moeder wordt geadviseerd om hulpverlening in te schakelen om te leren omgaan met haar rol als moeder op afstand. De grootmoeder wordt aangespoord om de moeder op de hoogte te houden van de ontwikkelingen van het kind, zodat er in de toekomst mogelijk weer contact kan zijn.