In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, gewezen op 5 december 2018. De verdachte, geboren in 1981, is in hoger beroep gegaan tegen het vonnis dat hem een gevangenisstraf oplegde. Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft de zaak behandeld op 11 september 2020. De advocaat-generaal heeft verzocht om bevestiging van het vonnis, terwijl de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak of, subsidiair, een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft de argumenten van de verdediging overwogen, met name het bewijsverweer dat de herkenning van de verdachte door verbalisant [verbalisant 1] niet betrouwbaar zou zijn. Het hof heeft echter geconcludeerd dat de herkenning, gebaseerd op camerabeelden en eerdere aanhoudingen, wel degelijk betrouwbaar is. De verdediging heeft aangevoerd dat de herkenning niet specifiek genoeg was, maar het hof heeft dit verweer verworpen.
Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde feit, de recidive van de verdachte en de omstandigheden rondom zijn alcoholverslaving. Het hof heeft geoordeeld dat een lichtere sanctie niet passend zou zijn en heeft het vonnis van de politierechter bevestigd. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. F.P.E. Wiemans als voorzitter.