In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een verzoek om verlenging van de termijn voor het stellen van zekerheid door de appellante, een Colombiaanse partij. De appellante had eerder een bevel gekregen om zekerheid te stellen voor proceskosten, maar kon dit niet tijdig regelen vanwege haar status als buitenlandse partij zonder bankrekening bij een Nederlandse bank. Ze verzocht het hof om de termijn met vier weken te verlengen, omdat het verkrijgen van een bankgarantie van een Nederlandse bank meer tijd vergde dan oorspronkelijk was toegestaan.
De geïntimeerden, die de tegenpartij vormen, hebben bezwaar gemaakt tegen de verlenging, stellende dat de appellante eerder actie had moeten ondernemen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de appellante het verzoek tijdig en op goede gronden heeft ingediend, en dat het niet redelijk is om haar te verwijten dat zij heeft gewacht op de beslissing van het hof in het incident. Het hof heeft besloten de termijn voor het stellen van zekerheid met vier weken te verlengen, tot 17 november 2020, en heeft de hoofdzaak verwezen naar de rol voor memorie van grieven op 15 december 2020.
De beslissing van het hof benadrukt het belang van een eerlijke procesgang, waarbij de omstandigheden van de appellante in aanmerking zijn genomen. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer en ondertekend door de rechters.