ECLI:NL:GHSHE:2020:3333

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 oktober 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
200.274.866_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om verlenging van termijn voor zekerheidstelling in civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een verzoek om verlenging van de termijn voor het stellen van zekerheid door de appellante, een Colombiaanse partij. De appellante had eerder een bevel gekregen om zekerheid te stellen voor proceskosten, maar kon dit niet tijdig regelen vanwege haar status als buitenlandse partij zonder bankrekening bij een Nederlandse bank. Ze verzocht het hof om de termijn met vier weken te verlengen, omdat het verkrijgen van een bankgarantie van een Nederlandse bank meer tijd vergde dan oorspronkelijk was toegestaan.

De geïntimeerden, die de tegenpartij vormen, hebben bezwaar gemaakt tegen de verlenging, stellende dat de appellante eerder actie had moeten ondernemen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de appellante het verzoek tijdig en op goede gronden heeft ingediend, en dat het niet redelijk is om haar te verwijten dat zij heeft gewacht op de beslissing van het hof in het incident. Het hof heeft besloten de termijn voor het stellen van zekerheid met vier weken te verlengen, tot 17 november 2020, en heeft de hoofdzaak verwezen naar de rol voor memorie van grieven op 15 december 2020.

De beslissing van het hof benadrukt het belang van een eerlijke procesgang, waarbij de omstandigheden van de appellante in aanmerking zijn genomen. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer en ondertekend door de rechters.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.274.866/01
beschikking van 27 oktober 2020
in de zaak van
[appellante],
gevestigd te [vestigingsplaats] , Colombia,
appellante in de hoofdzaak, verweerster in het incident,
hierna aan te duiden als: [appellante] ,
advocaat: mr. T.L. Schasfoort te Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerde] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[de vennootschap 1] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3.
[de vennootschap 2] ,gevestigd te Rhoon, gemeente Alblasserwaard,
4.
[de vennootschap 3] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerden in de hoofdzaak, eiseressen in het incident,
hierna gezamenlijk aan te duiden als: [geïntimeerden] ,
advocaat: mr. J.Ch. van der Tak te Bergen op Zoom.

1. Het verzoek om termijnverlenging ex artikel 616 lid 4 Rv en de beoordeling daarvan

1.1.
Bij arrest in het incident tot zekerheidstelling ex artikel 224 jo 353 Rv van 22 september 2020 heeft het hof [appellante] bevolen om op straffe van niet-ontvankelijkheid van [appellante] in de hoofdzaak, uiterlijk op 20 oktober 2020 in de vorm van een onherroepelijke bankgarantie van een Nederlandse Bank zekerheid te stellen voor een bedrag van € 27.000,-- voor de proceskosten waarin [appellante] in deze zaak kan worden veroordeeld.
1.2.
Op 14 oktober 2020 heeft [appellante] een verzoek ex artikel 616 Rv ingediend tot het verlengen van de termijn voor het stellen van zekerheid. Kort gezegd heeft zij daartoe aangevoerd dat zij als Colombiaanse partij die geen bankrekeningen bij een Nederlandse bank aanhoudt, niet zonder meer een bankgarantie kan krijgen van een Nederlandse bank. Onder verwijzing naar de producties heeft zij dit toegelicht. Volgens [appellante] is er mogelijk wel een oplossing, maar dat proces gaat waarschijnlijk langer duren dan tot 20 oktober 2020. Zij verzoekt het hof om de termijn voor het stellen van de bankgarantie ter verlengen met vier weken, waarbij zij de aantekening maakt dat zij mogelijk nog meer tijd nodig zal hebben. Ook vraagt [appellante] een uitstel van vier weken voor het nemen van de memorie van grieven. 1.3. [geïntimeerden] hebben bij emailbericht van 16 oktober 2020 op het verzoek van [appellante] gereageerd. Volgens hen is het van algemene bekendheid dat het voor partijen uit een land als Colombia moeilijk is om een Nederlandse bank bereid te vinden om een bankgarantie te verstrekken volgens een gangbaar Nederlands model. [appellante] heeft echter pas actie ondernomen na het arrest in het incident van 22 september 2020, terwijl [appellante] volgens [geïntimeerden] om meerdere redenen eerder initiatief had moeten nemen om een bankgarantie te regelen. Omdat er verder problemen zijn bij verhaal van hun vorderingen en een bevel tot beperking van de gelegde beslagen tot € 600.000,-- wordt genegeerd, hebben [geïntimeerden] bezwaar tegen de gevraagde verlenging. Subsidiair wordt verzocht te bepalen dat de verlenging slechts eenmalig geldt voor een korte termijn.
1.4.
[appellante] heeft bij brief van 19 oktober 2020 nog op het emailbericht van [geïntimeerden] gereageerd.
1.5.
Het hof stelt vast dat het verzoek tijdig is gedaan aangezien het is ingediend voordat de in het arrest bepaalde termijn is verstreken. Het hof is van oordeel dat [appellante] het verzoek op goede gronden heeft gedaan. Het hof zal het verzoek daarom inwilligen. Het verweer van [geïntimeerden] leidt niet tot een ander oordeel aangezien het hof het bevel tot zekerheidstelling pas op 22 september 2020 heeft gegeven en [appellante] niet verweten kan worden dat zij deze beslissing heeft afgewacht. Hetgeen [geïntimeerden] verder hebben aangevoerd heeft geen betrekking op het verlengingsverzoek en leidt daarom evenmin tot een ander oordeel.
1.6.
Het hof zal de termijn waarbinnen [appellante] zekerheid moet stellen verlengen met vier weken na 20 oktober 2020, derhalve tot 17 november 2020. Als gevolg van deze verlenging van de termijn zal ook een nieuwe datum worden bepaald voor het nemen van de memorie van grieven.
1.7.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

2.De beslissing

Het hof:
verlengt de termijn waarbinnen [appellante] de bij het arrest in het incident van 22 september 2020 aan haar opgelegde zekerheid moet hebben gesteld met vier weken na 20 oktober 2020 en bepaalt dat [appellante] derhalve uiterlijk op 17 november 2020 deze zekerheid moet hebben gesteld op straffe van niet-ontvankelijkheid van [appellante] in de hoofdzaak, waarna [geïntimeerden] binnen twee weken de gestelde zekerheid dient te accepteren of te weigeren;
verwijst de hoofdzaak naar de rol van 15 december 2020 voor memorie van grieven, ambtshalve peremptoir;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.B.N. Keizer, S.M.A.M. Venhuizen en
M.G.W.M. Stienissen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op
27 oktober 2020.
griffier rolraadsheer