ECLI:NL:GHSHE:2020:3331

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 oktober 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de gevangenneming en de voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep met betrekking tot de voorlopige hechtenis van de verdachte. De advocaat-generaal had gevorderd de gevangenhouding van de verdachte te verlengen, terwijl de raadsvrouw van de verdachte verzocht om schorsing van de voorlopige hechtenis. Het hof heeft vastgesteld dat er mogelijk een gebrek kleefde aan de voorlopige hechtenis, wat de rechtmatigheid daarvan in twijfel trok. Dit leidde tot de heropening van het onderzoek.

De verdachte was eerder bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, maar het hof concludeerde dat de vordering tot gevangenneming niet op de juiste wijze aan de verdachte was betekend. Volgens artikel 66a van het Wetboek van Strafvordering dient de verdachte die niet ter terechtzitting aanwezig is, onverwijld in persoon te worden betekend. Het hof oordeelde dat de politierechter de gevangenneming had bevolen zonder dat aan deze wettelijke waarborgen was voldaan.

Het hof benadrukte het belang van het recht van de verdachte om te worden gehoord voordat er een beslissing wordt genomen over zijn vrijheidsbeneming. Gezien de tekortkomingen in de procedure heeft het hof het bevel tot gevangenneming vernietigd en de voorlopige hechtenis van de verdachte met onmiddellijke ingang opgeheven. De beslissing van het hof houdt in dat de verdachte onmiddellijk in vrijheid wordt gesteld, en de vordering tot verlenging van de gevangenhouding niet meer aan de orde is.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling strafrecht
[parketnummer 1e aanleg]
[parketnummer]
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft gezien de vordering van de advocaat-generaal van [datum] strekkende tot verlenging van de geldigheidsduur van het bevel tot gevangenneming van
[verdachte]
[geboortedatum en plaats]
[adres]
[detentieplaats]
Dit bevel is op grond van artikel 66, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, van kracht tot [datum].
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. G.L.P. Biesmans.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de gevangenhouding van verdachte te verlengen tot aan de expiratiedatum. De raadsvrouwe heeft verzocht de voorlopige hechtenis te schorsen.
Het hof heeft het onderzoek in raadkamer op [datum] gesloten. In raadkamer heeft het hof vervolgens ambtshalve vastgesteld dat aan de voorlopige hechtenis van verdachte mogelijk een gebrek kleeft van zodanige aard dat daarmee de rechtmatigheid van de voorlopige hechtenis mogelijk wordt aangetast.
Daarop heeft het hof het onderzoek heropend en de voortzetting van het onderzoek bepaald op de zitting van heden.
Kennisname van het dossier leert het volgende.
Verdachte is bij vonnis van de politierechter van [datum] bij verstek veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van de tijd door verdachte in voorarrest doorgebracht. Tevens is bij vonnis de gevangenneming van verdachte bevolen. Het bevel gevangenneming is apart geminuteerd.
Verdachte is op [datum] op basis van het bevel gevangenneming aangehouden en in voorlopige hechtenis genomen.
Tegen het vonnis is namens verdachte tijdig hoger beroep aangetekend.
Het vonnis tegen verdachte gewezen betreft een verstekvonnis. Navraag bij de griffie van de rechtbank leert dat er voor de verdachte wel een raadsman was verschenen maar dat deze raadsman niet bepaaldelijk gevolmachtigd was. Blijkens het afzonderlijk geminuteerde bevel gevangenneming zou de raadsman omtrent de vordering gevangenneming gehoord zijn.
Navraag bij de rechtbank leert dat deze vermelding ten onrechte is gedaan en dat de raadsman niet over de gevangenneming is gehoord. Krachtens artikel 66a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering dient aan verdachte die niet ter terechtzitting aanwezig is
de vordering tot gevangenneming onverwijld in persoon te worden betekend. Bovendien is in artikel 66a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering bepaald dat de rechter niet beslist dan na de verdachte te hebben gehoord, althans na hem behoorlijk te hebben opgeroepen teneinde op de vordering te worden gehoord.
Uit het dossier blijkt niet dat de vordering tot gevangenneming aan verdachte is betekend, noch blijkt dat verdachte op de vordering is gehoord en evenmin is gebleken dat de verdachte behoorlijk is opgeroepen teneinde op de vordering te worden gehoord. De politierechter heeft de gevangenneming bevolen zonder dat aan de in artikel 66a van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven waarborgen is voldaan.
Het hof is van oordeel dat aan verdachte het recht toekomt om te worden gehoord op een vordering die de onverwijlde gevangenneming van verdachte beoogt. Althans verdachte komt het recht toe daarover te worden gehoord. Het bepaalde in artikel 66a van het Wetboek van Strafvordering is van essentieel belang voor de verdachte nu deze zich ziet geconfronteerd met een plotselinge vrijheidsbeneming. Aan verdachte dient de gelegenheid te worden geboden zich over het voornemen tot vrijheidsbeneming uit te laten opdat de rechter in de gelegenheid is om na afweging van alle daartoe in aanmerking komende belangen, een juiste beslissing te nemen. Het bepaalde in artikel 66a van het Wetboek van Strafvordering is van wezenlijk belang te meer nu het om vrijheidsbeneming gaat. Het niet in acht nemen van het bepaalde in artikel 66a van het Wetboek van Strafvordering tast naar het oordeel van het hof dan ook de rechtmatigheid van de gevangenneming aan en derhalve zal het hof het bevel tot gevangenneming vernietigen en de voorlopige hechtenis opheffen met onmiddellijke ingang.
Gelet op deze beslissing komt het hof niet meer toe aan de vordering tot verlenging van de geldigheidsduur van het bevel tot gevangenneming en het namens verdachte gedane verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Het hof vernietigt het bevel gevangenneming en heft op de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang.

BESCHIKKENDE:

Vernietigt het bevel gevangenneming.
Heft op de voorlopige hechtenis van verdachte.
Beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte.
Aldus gedaan op 15 oktober 2020
door mr. R.A.T.M. Dekkers, voorzitter, mr. E.A.A.M. Pfeil en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren, in tegenwoordigheid van S.J.H. van Beekveld, griffier.
De advocaat-generaal gelast de tenuitvoerlegging van vorenstaande beschikking en brengt deze ter kennis van verdachte.
’s-Hertogenbosch, [datum]
De advocaat-generaal,
Gezien d.d.
De Directeur van de [detentieplaats]