In deze zaak gaat het om de opheffing van een erfdienstbaarheid ex artikel 5:79 van het Burgerlijk Wetboek. [appellant] is sinds 4 juli 2013 eigenaar van een perceel dat grenst aan het terrein van [geïntimeerden], die sinds 1997 een caravanhandel exploiteren. De erfdienstbaarheid van weg, die in 1959 is gevestigd, wordt door [geïntimeerden] belemmerd door het stallen van caravans op de strook grond waarop de erfdienstbaarheid rust. [appellant] heeft herhaaldelijk verzocht om de caravans te verwijderen, maar [geïntimeerden] hebben hieraan geen gehoor gegeven. In eerste aanleg heeft de rechtbank geoordeeld dat de erfdienstbaarheid niet door verjaring is teniet gegaan, maar heeft zij in reconventie de erfdienstbaarheid opgeheven. [appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen deze opheffing.
Het hof heeft vastgesteld dat de hypotheekhouder, Stichting [stichting], niet in het geding is betrokken, wat in strijd is met artikel 5:81 lid 2 BW. Het hof heeft [geïntimeerden] de gelegenheid gegeven om de hypotheekhouder alsnog in het geding te roepen. De zaak is naar de rol verwezen voor verdere behandeling. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan totdat duidelijk is of er nog sprake is van een hypotheekrecht. Deze uitspraak benadrukt het belang van het betrekken van alle relevante partijen in civiele procedures, vooral wanneer het gaat om zakelijke rechten zoals erfdienstbaarheden.