ECLI:NL:GHSHE:2020:3291

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 oktober 2020
Publicatiedatum
23 oktober 2020
Zaaknummer
20-000684-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte op 2 augustus 2017 werd veroordeeld voor hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De verdachte, geboren in 1987, heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft de zaak opnieuw beoordeeld na terugwijzing door de Hoge Raad. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het eerdere vonnis zal vernietigen en de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf van 108 uren, subsidiair 54 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren. De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de bewezenverklaring, maar heeft wel bezwaar gemaakt tegen de vordering van de benadeelde partij Enexis en de straftoemeting.

Het hof heeft vastgesteld dat de politierechter niet heeft voldaan aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering, waardoor het beroepen vonnis vernietigd werd. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De verdachte heeft in de periode van 22 tot 23 januari 2017 te Asten een grote hoeveelheid hennepplanten geteeld en elektriciteit gestolen van Enexis. De vordering van de benadeelde partij Enexis B.V. tot schadevergoeding is afgewezen, omdat de rechtstreekse schade al door de verdachte was voldaan. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren. De beslissing is gegrond op de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000684-20
Uitspraak : 9 oktober 2020
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen, na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats
’s-Hertogenbosch, van 2 augustus 2017, parketnummer 01-067899-17 in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
wonende te [adres verdachte] .
Hoger beroep
Bij vonnis van de politierechter te ’s-Hertogenbosch d.d. 2 augustus 2017 is de verdachte ter zake van:
1. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, en
2. diefstal,
veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de politierechter beslist op de vordering van de benadeelde partij Enexis.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij arrest van dit hof d.d. 5 december 2018 met parketnummer 20-000124-18 is de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep. De verdachte heeft tegen die uitspraak beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft bij arrest d.d. 10 december 2019 (nr. 18/05252) het beroepen arrest vernietigd en de zaak teruggewezen naar dit hof, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal veroordelen tot een taakstraf van 108 uren, subsidiair 54 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is geëist dat de vordering van de benadeelde partij Enexis zal worden toegewezen tot een bedrag van € 283,27 en voor het overige zal worden afgewezen.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de bewezenverklaring, maar uitsluitend met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij Enexis en de straftoemeting.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij, in of omstreeks de periode van 22 januari 2017 tot en met 23 januari 2017 te Asten opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 214, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij, in of omstreeks de periode van 22 januari 2017 tot en met 23 januari 2017, te Asten met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen: een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 22 januari 2017 tot en met 23 januari 2017 te Asten opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van 214 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 22 januari 2017 tot en met 23 januari 2017 te Asten met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen: een hoeveelheid stroom toebehorende aan Enexis.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
Het oordeel dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, grondt het hof op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de navolgende bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien:
⁃ de bekennende verklaring van de verdachte d.d. 23 januari 2017 bij de politie [2] ;
⁃ het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 28 januari 2017 [3] ;
⁃ het proces-verbaal aangifte namens Enexis d.d. 13 februari 2017 [4] ;
⁃ de aangifte van Enexis d.d. 31 januari 2017 [5] .
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering worden de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet nader uitgewerkt.
Bewijsoverwegingen
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

diefstal.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat bij de straftoemeting ten gunste van hem zal worden afgeweken van de standaard, zoals die is vermeld in de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting, en een lagere straf zal worden opgelegd dan door de advocaat-generaal is gevorderd. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte geen relevante strafrechtelijke documentatie heeft. Voorts heeft de raadsman gewezen op het tijdsverloop sinds de pleegdatum en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de ernst van het onder 1 bewezenverklaarde heeft het hof gelet op de omstandigheid dat het handelen van de verdachte in relatie staat tot de hennephandel. Hennep kan niet alleen gevaar opleveren voor de gezondheid van de gebruikers ervan, maar de handel daarin gaat steeds vaker gepaard met andere (ook zware) vormen van criminaliteit. Met het onder 2 bewezenverklaarde handelen heeft de verdachte zich uit persoonlijk gewin schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit, waarmee hij Enexis nadeel heeft berokkend. Uit de aangifte van Enexis blijkt dat in de huurwoning van de verdachte door de illegale aftakking op de elektriciteitsinstallatie een gevaarlijke situatie was ontstaan.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft het hof gelet op het hem betreffende uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 juli 2020. Daaruit blijkt dat hij niet eerder tot straf is veroordeeld ter zake van het telen van hennep. Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
De LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting geven als indicatie voor de op te leggen straf aan een ‘first offender’ bij het telen van 100 tot 500 hennepplanten: een taakstraf van
120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand. Dit oriëntatiepunt ziet niet mede op de diefstal van elektriciteit.
In hetgeen door de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd, ziet het hof geen aanleiding om ten gunste van de verdachte af te wijken van de LOVS-oriëntatiepunten. Weliswaar is sprake van een ruim tijdsverloop sinds het moment dat de bewezenverklaarde feiten werden begaan, maar het hof zal met dat tijdsverloop rekening houden in de eveneens tegen de verdachte aanhangig gemaakte ontnemingszaak; het hof is van oordeel dat de belangen van de verdachte het meest gediend zijn bij een vermindering van de betalingsverplichting in de ontnemingskwestie.
Gelet op het bovenstaande, acht het hof het passend en geboden aan de verdachte een combinatie van straffen op te leggen zoals genoemd in de LOVS-oriëntatiepunten, te weten een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren.
Met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij Enexis B.V.
De benadeelde partij Enexis B.V. heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.216,96, te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Het onder 2 bewezenverklaarde feit, waarop de vordering betrekking heeft, beslaat een periode van 2 dagen terwijl de vordering van de benadeelde partij Enexis B.V. betrekking heeft op diefstal van elektriciteit gedurende 70 dagen. Wat betreft het wegnemen van elektriciteit gedurende 68 dagen kan niet gezegd worden dat sprake is van schade die rechtstreeks het gevolg is van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. Weliswaar betreft de vordering van Enexis B.V. niet alleen schade door illegaal afgenomen elektriciteit, maar ook kosten zoals administratiekosten en afsluitkosten. Het bedrag dat de verdachte volgens de opgave van Enexis B.V. d.d. 22 september 2020 heeft betaald, te weten € 933,69, gaat het schadebedrag van stroomdiefstal gedurende 2 dagen en de kosten echter te boven. Dit betekent dat de rechtstreekse schade ten gevolge van het onder 2 tenlastegelegde zoals bedoeld in artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering reeds door de verdachte is voldaan. Om die reden zal de vordering van de benadeelde partij Enexis B.V. worden afgewezen.
Met betrekking tot de kosten zal worden beslist op de wijze zoals in het dictum is vermeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij Enexis B.V.

Wijst de vordering van de benadeelde partij Enexis B.V. tot schadevergoeding af.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door:
mr. F.P.E. Wiemans, voorzitter,
mr. B. Stapert en mr. P.J.D.J. Muijen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 9 oktober 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. P.J.D.J. Muijen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.In de hierna volgende bewijsmiddelen wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van de Politie Eenheid Oost-Brabant, District Helmond, Basisteam Peelland, registratienummer PL2100-2017015746, gesloten op 13 februari 2017 en op ambtsbelofte opgemaakt door [brigadier] , met bijlagen, bestaande uit in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en/of geschriften, doorgenummerde dossierpagina's 1-137.
2.Dossierpagina’s 42-44.
3.Dossierpagina’s 9-11.
4.Dossierpagina’s 103-104.
5.Dossierpagina’s 105-107.