In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin het omgangsrecht van de vader met hun minderjarige dochter, geboren in 2011, werd geregeld. De moeder verzocht om de beschikking te vernietigen en de vader het recht op omgang te ontzeggen, terwijl de vader de beschikking wilde bekrachtigen. De mondelinge behandeling vond plaats op 15 september 2020, waarbij zowel de moeder als de vader, bijgestaan door hun advocaten, en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.
De rechtbank had eerder bepaald dat de omgang tussen de vader en de minderjarige voorlopig onder begeleiding van de Mutsaersstichting zou plaatsvinden. De moeder was van mening dat de vader niet geschikt was voor omgang en dat de ontwikkeling van de minderjarige in gevaar kwam door het contact met de vader. De vader daarentegen stelde dat hij zijn leven op orde had en dat de moeder hulp nodig had om haar wantrouwen te overwinnen.
Het hof oordeelde dat het contactherstel met de vader in het belang van de minderjarige was, ondanks de zorgen van de moeder over mogelijk seksueel misbruik. Het hof benadrukte dat er geen bewijs was voor deze beschuldigingen en dat de ontwikkeling van de minderjarige onder druk stond door de jarenlange strijd tussen de ouders. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en compenseerde de proceskosten in hoger beroep, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.