Uitspraak
GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de vrouw, bijgestaan door mr. Rober;
- de man, bijgestaan door mr. Martens.
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 27 juni 2019 (overgelegd bij V6-formulier van 31 augustus 2020 van mr. Rober);
- een V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de man van 14 mei 2020;
- een V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vrouw van 15 mei 2020;
- een V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de man van 11 augustus 2020;
- een V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vrouw van 13 augustus 2020;
- een V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vrouw van 17 augustus 2020;
- een V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de man van 4 september 2020.
3.De beoordeling
De veranderde zienswijze op hoe met het kindgebonden budget wordt omgegaan, verandert niets aan de draagkracht van de man en is daarom evenmin een relevante wijziging. De omstandigheid dat de behoefte van [minderjarige 1] inmiddels hoger is, heeft de vrouw niet aan haar verzoek ten grondslag gelegd. De man heeft daar geen stukken van. Hij acht het verder in strijd met de goede procesorde dat tijdens de mondelinge behandeling de behoefte en draagkracht van [jongmeerderjarige] aan de orde wordt gesteld. Hij weet niet wat de inkomsten van [jongmeerderjarige] zijn. Ten aanzien van zijn inkomen betwist de man dat sprake is geweest van een salarisverhoging.