ECLI:NL:GHSHE:2020:3261

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 oktober 2020
Publicatiedatum
22 oktober 2020
Zaaknummer
200.235.900_01 en 200.235.900_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezamenlijk gezag en verdeling van zorg- en opvoedingstaken

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep betreffende het gezamenlijk gezag en de verdeling van zorg- en opvoedingstaken van een minderjarige. De moeder, appellante, en de vader, verweerder, zijn betrokken bij een procedure die voortvloeit uit eerdere beslissingen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de omgangsregeling en de communicatie tussen de ouders, die in het verleden problematisch was. Het hof heeft in eerdere beschikkingen al maatregelen getroffen, waaronder begeleide contactmomenten tussen de vader en de minderjarige. De Raad voor de Kinderbescherming en de Gecertificeerde Instelling zijn ook betrokken bij de procedure, waarbij de Raad advies heeft gegeven over de omgangsregeling en het ouderlijk gezag. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders in staat zijn om samen te werken in het belang van de minderjarige, ondanks eerdere problemen in de communicatie. De moeder heeft aangegeven dat het gezamenlijk gezag niet in stand kan blijven, terwijl de vader dit wel wenst. Het hof heeft de argumenten van beide ouders afgewogen en geconcludeerd dat er geen onaanvaardbaar risico is voor de minderjarige bij het handhaven van het gezamenlijk gezag. De ouders zijn in staat om de minderjarige buiten hun conflicten te houden, en het hof heeft besloten dat het gezamenlijk gezag in stand blijft. Daarnaast heeft het hof de omgangsregeling aangepast, waarbij de vader en de minderjarige nu elke zaterdagmiddag contact hebben, met begeleiding van een derde partij bij de overdracht. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigd en een nieuwe regeling vastgesteld die in het belang van de minderjarige is.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 22 oktober 2020
Zaaknummer: 200.235.900/01 en 200.235.900/02
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/309074 FA RK 15-8124
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te
[woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. T.C. Cooman,
tegen
[de vader],
wonende te
[woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. F.L. Donders,
hierna samen: de ouders.
Als informant wordt aangemerkt:
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking van 21 februari 2019

Bij die beschikking heeft dit hof het volgende beslist. Het hof:
  • schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (zittingslocatie Breda) van 22 december 2017, doch uitsluitend ten aanzien van de daarin vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken;
  • verzoekt de raad het thans lopende beschermingsonderzoek ten behoeve van [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2012, uit te breiden met een gezags-en omgangsonderzoek in het licht van onderhavige procedure;
  • verzoekt de raad tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum rapport en advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de (raadslieden van) partijen;
  • stelt vast dat [minderjarige] en de vader voorlopig gerechtigd zijn tot contact met elkaar als volgt:
 er zullen, bij voorkeur met regelmaat, maar te bepalen door de gezinsmanager [gezinsmanager] , door haar begeleide contactmomenten van anderhalf uur plaats vinden op de woensdagmiddag om 15.30 uur, waarbij de moeder op de ochtend van de dag waarop het contactmoment gepland staat om 10.00 uur belt naar de vader om met de vader vast te stellen of hij zich in staat acht om het contact door te laten gaan. Hierbij zal een eventuele reden waarom het contact niet door kan gaan niet ter zake doen. Indien de vader bij de eerste belpoging onverhoopt de telefoon niet opneemt, probeert de moeder het nog maximaal twee keer en als de vader om 10.30 uur niet gesproken is, gaat het contactmoment die dag niet door. De omgangsbegeleider [gezinsmanager] bepaalt waar het begeleide contact plaats zal vinden. De moeder brengt [minderjarige] naar de locatie en haalt haar daar weer op;
 het wekelijkse belmoment tussen [minderjarige] en de vader blijft gehandhaafd op donderdagmiddag om 16.15 uur;
- houdt iedere verdere beslissing aan tot PRO FORMA
15 mei 2019.

6.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

6.1.
Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de rapportage van de raad van 23 mei 2019, ingekomen bij het hof op 28 mei 2019;
- het V8-formulier van de advocaat van de moeder van 11 juni 2019, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- de rapportage van de raad van 5 maart 2020, ingekomen bij het hof op 9 maart 2020;
- de brief van de advocaat van de moeder van 23 maart 2020, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- het V6-formulier van de advocaat van de moeder van 31 augustus 2020, met producties, ingekomen bij het hof op diezelfde datum.
6.2.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 september 2020. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de GI, vertegenwoordigd door: [vertegenwoordiger van de GI] ;
- de raad, vertegenwoordigd door. [vertegenwoordiger van de raad] .
6.3.
Het hof heeft ambtshalve vastgesteld dat [minderjarige] met ingang van 14 maart 2019 onder
toezicht is gesteld van de GI. Deze ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 26 februari
2021.

7.De verdere beoordeling

7.1.
De raad heeft in het rapport van 23 mei 2019 het hof geadviseerd de beslissing ten aanzien van het ouderlijk gezag en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aan te houden voor een periode van 9 maanden in afwachting van de resultaten van de hulpverlening en het traject bij de GI. Tevens heeft de raad geadviseerd de voorlopige contactregeling, zoals door het hof is vastgesteld bij beschikking van 19 februari 2019, te handhaven.
7.2.
De moeder heeft aangegeven met het raadsadvies in te stemmen. Van de vader is geen reactie ontvangen.
7.3.
De raad heeft in het rapport van 5 maart 2020 het hof – kort samengevat – geadviseerd het gezamenlijk ouderlijk gezag in stand te houden. Daarnaast heeft de raad geadviseerd om een zorg- en contactregeling vast te leggen, inhoudende dat [minderjarige] en de vader gerechtigd zijn tot het hebben van contact één keer per veertien dagen één dagdeel in het weekend, welke contacten (deels) door iemand uit het netwerk van ouders worden begeleid, waarbij moeder op de ochtend van de dag waarop het contactmoment plaatsvindt om 10.00 uur vader belt om vast te stellen of vader zich in staat acht om het contact door te laten gaan. Een eventuele reden waarom contact niet door kan gaan, doet daarbij niet ter zake. Indien vader de eerste belpoging onverhoopt de telefoon niet opneemt, probeert moeder nog maximaal twee keer te bellen. Als zij vader om 10.30 uur niet heeft gesproken, gaat het contactmoment die dag niet door. Tevens adviseert de raad het wekelijkse belmoment tussen [minderjarige] en de vader op donderdag om 16.15 uur te handhaven.
Gezag
7.4.
De moeder voert – kort samengevat – het volgende aan. Het gezamenlijk gezag kan niet in stand blijven. De ouders zijn zonder de benodigde hulpverlening nauwelijks in staat om te communiceren. De vader is de afgelopen periode bovendien erg onbetrouwbaar gebleken in het nakomen van afspraken. Ook is hij regelmatig onbereikbaar. De moeder zou zich kunnen vinden in uitgekleed gezag.
7.5.
De vader voert – kort samengevat – het volgende aan. Het gezamenlijk gezag dient in stand te blijven. De vader werkt de moeder nergens in tegen. De vader wil graag betrokken zijn bij belangrijke beslissingen die [minderjarige] aangaan.
7.6.
De GI voert – kort samengevat – het volgende aan. De ouders kunnen in het bijzijn van [minderjarige] goed samenwerken. De GI heeft geen beletselen voor een gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag naar voren gebracht.
7.7.
De raad voert – kort samengevat – het volgende aan. De verstandhouding tussen de ouders is de afgelopen periode verbeterd, en de ouders zijn in staat om beter met elkaar te communiceren. Het gezamenlijk gezag dient in stand te blijven.
7.8.
Het hof overweegt als volgt.
7.8.1.
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechter verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten.
Indien de andere ouder niet met het verzoek instemt, wordt het verzoek ingevolge artikel 1:253c lid 2 BW slechts afgewezen indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
7.8.2.
Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van het kind tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor het kind en zijn veiligheid niet in gevaar brengt. In het geval ouders niet (meer) samenleven en moeizaam of niet communiceren is het van belang dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. Ook is het van belang dat ouders die niet in staat zijn de strijd met elkaar te staken, tenminste in staat zijn het kind buiten die strijd te houden. Indien bovengenoemde omstandigheden aanwezig zijn, ligt gezamenlijk gezag in de rede, tenzij andere redenen eenhoofdig gezag noodzakelijk maken.
7.8.3.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat zich geen van de gronden genoemd in artikel 1:253c BW, voordoen, die zouden leiden tot afwijzing van het verzoek van de vader. Het hof voegt daar nog het volgende aan toe.
7.8.4.
Gebleken is dat de ouders lopende de ondertoezichtstelling van [minderjarige] hebben gewerkt aan de verbetering van de oudercommunicatie. De ouders hebben ook psycho-educatie gekregen ten aanzien van wat de scheidingsproblematiek betekent voor [minderjarige] . Uit de raadsrapportage van 5 maart 2020 blijkt vervolgens dat de communicatie en de samenwerking tussen de ouders stroef verloopt, maar dat hierin volgens de raad de afgelopen jaren wel een behoorlijke verbetering is gekomen. Ook de GI heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof aangegeven dat de ouders (in het bijzijn van [minderjarige] ) goed kunnen samenwerken. Naar het oordeel van het hof zijn de ouders hierdoor in staat om [minderjarige] buiten de strijd te houden. Verder is niet gebleken dat de vader de voor [minderjarige] van belang zijnde beslissingen blokkeert. Gelet op het voorgaande is er geen sprake van een onaanvaardbaar risico dat [minderjarige] bij een gezamenlijke gezagsuitoefening klem of verloren zal raken tussen haar ouders, dan wel afwijzing anderszins in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is.
Het hof acht het wel van belang dat de ouders - conform hetgeen is overwogen in de bestreden beschikking - blijven werken aan het onderlinge vertrouwen, zodat de stijgende lijn hierin kan worden voortgezet. Gelet op het voorgaande ziet het hof geen aanleiding het inleidend verzoek van de vader hem mede te belasten met het gezag over [minderjarige] , alsnog af te wijzen.
7.8.5.
Het voorgaande leidt er toe dat het hof de bestreden beschikking ten aanzien van de bepaling dat de ouders voortaan het gezamenlijk gezag uitoefenen, zal bekrachtigen.
Zorg- en opvoedingstaken
8.1.
De moeder voert – kort samengevat – het volgende aan. De afspraak is dat de vader en [minderjarige] op dit moment één keer per week begeleid contact hebben, nadat de ouders hierover voorafgaand telefonisch contact hebben gehad. Doordat de vader helaas regelmatig telefonisch niet bereikbaar is geweest, heeft dit er toe geleid dat er contactmomenten niet door zijn gegaan. Dit stelt [minderjarige] teleur. Indien de contactmomenten plaatsvinden, verlopen zij goed. De moeder wil graag dat de contactmomenten begeleid voortgezet worden, gedurende één keer in de veertien dagen. Daarnaast wil de moeder een alternatief voor de huidige regeling waarbij de moeder de vader voorafgaand aan het contactmoment belt.
8.2.
De vader voert – kort samengevat – het volgende aan. Het gaat goed met de vader; hij werkt als glazenwasser en in de horeca. De vader heeft bovendien inmiddels een eigen woning. De vader wil graag gefaseerd toewerken naar een onbegeleide, en tevens uitgebreidere contactregeling tussen hem en [minderjarige] . De vader wil daarom graag dat de zaak voor een periode van 6 maanden bij het hof wordt aangehouden. De vader betwist voorts dat hij niet (telefonisch) bereikbaar is voorafgaand aan de contactmomenten. Ook de vader acht de huidige belregeling frustrerend.
8.3.
De GI voert – kort samengevat – het volgende aan. [minderjarige] geniet van de contactmomenten met haar vader en zij is gebaat bij duidelijkheid over de contactregeling. Het is van belang dat de contactregeling ongehinderd doorgang vindt. De realiteit is echter dat het belmoment hierin een storende factor is. De GI adviseert om de huidige regeling aan te passen, in die zin dat de vader zich voortaan een half uur voorgaand aan een contactmoment bij zijn begeleider meldt, zodat die in kan schatten of een contactmoment door kan gaan. De GI acht volledige begeleiding van de contactmomenten niet langer nodig. De overdracht voorafgaand aan het contactmoment dient echter wel begeleid te worden. Na afloop van de omgang is begeleiding niet nodig, omdat de ouders goed in staat zijn samen te werken. De GI adviseert de omgang plaats te laten vinden gedurende een halve dag in het weekend, omdat de kans dan het grootste is dat een contactmoment door kan gaan.
8.4.
De raad voert – kort samengevat – het volgende aan. Het is van belang dat het hof nu uitspraak doet en de zaak niet langer aanhoudt. De te wijzen beschikking zal immers naar verwachting de benodigde duidelijkheid en structuur bieden. Dit van belang voor de vader die kampt met ADHD. Ook [minderjarige] heeft behoefte aan duidelijkheid. Het is aan de GI om op structurele wijze invulling te gaan geven aan de begeleiding van het overdrachtsmoment. De raad acht verdere begeleiding van de contacten tussen de vader en [minderjarige] niet nodig.
8.5.
Het hof overweegt als volgt.
8.5.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd.
In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a, BW, een regeling vaststellen.
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
8.6.
Gebleken is dat alle betrokkenen achter een contactregeling tussen [minderjarige] en de vader staan, en dat [minderjarige] van deze contactmomenten geniet. Op dit moment wordt er uitvoering gegeven aan een begeleide regeling waarbij er contact is tussen [minderjarige] en de vader gedurende één woensdagmiddag per week (1,5 uur). Voorafgaand aan dit contactmoment belt de moeder op woensdagmorgen om 10.00 uur met de vader om vast te stellen of de vader in staat is het contact door te laten gaan. Indien de vader de telefoon niet voor 10.30 uur heeft opgenomen, gaat het contactmoment die dag niet door. De moeder heeft aangegeven dat de vader meerdere keren niet bereikbaar is geweest, hetgeen door de vader betwist is. Wat hier ook van zij, vast staat dat alle partijen de belregeling voorafgaand aan de contactregeling een storende factor vinden. Met name voor [minderjarige] is het zeer teleurstellend indien zij op een contact is voorbereid en dit niet doorgaat.
Van belang is vervolgens dat zowel de GI als de raad hebben aangeven dat volledige begeleiding gedurende de contacten niet langer nodig is. Wel dient de overdracht bij de aanvang van het contact begeleid te worden. Begeleiding na afloop van het contactmoment is niet nodig volgens de GI, omdat de ouders goed kunnen samenwerken in het bijzijn van [minderjarige] .
Het hof stelt voorts vast dat de vader inmiddels een woning heeft betrokken, vlakbij het restaurant waar hij werkt. De vader heeft aangegeven [minderjarige] daar te kunnen ontvangen. Van de eerder vastgestelde verslavingsproblematiek aan de kant van de vader is het hof op dit moment niet (meer) gebleken. De vader wordt vanuit [hulpverlening] ondersteund in verband met de bij hem vastgestelde ADHD.
Alles overziende acht het hof zich voldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen nemen over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en zal de zaak niet nogmaals aangehouden worden, zoals door de vader is verzocht. Het hof volgt hierin het advies van de raad dat een eindbeslissing hierover aan de ouders, maar vooral ook aan [minderjarige] , de benodigde duidelijkheid en rust zal geven. Gelet op het voorgaande komt het hof de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in het belang van [minderjarige] wenselijk voor. Het hof zal bepalen dat de vader en [minderjarige] contact hebben met elkaar gedurende iedere zaterdagmiddag van 14.00 uur tot 17.00 uur. [minderjarige] zal door de moeder naar de vader gebracht worden en door de moeder bij de vader opgehaald worden. [minderjarige] zal vervolgens bij de moeder avondeten. De contacten kunnen bij de vader thuis plaatsvinden, nu niet is gebleken van enige bezwaren daartegen.
De overdracht bij aanvang van het contactmoment zal onder begeleiding van een derde plaatsvinden, zolang de GI dat in het belang van [minderjarige] noodzakelijk acht. Het is aan de GI om over de invulling van deze begeleiding met de ouders nadere afspraken te maken. Het ligt voorts op de weg van de GI de ouders te begeleiden naar een eventuele uitbreiding van de contacten, wanneer de situatie daar aanleiding toe geeft. Gelet op voornoemde regeling komt de belregeling voorafgaand aan het contactmoment, zoals opgenomen in de beschikking van dit hof van 21 februari 2019, te vervallen. Het wekelijkse belmoment op donderdagmiddag om 16.15 uur blijft wel in stand.
8.7.
Het voorgaande leidt er toe dat het hof de bestreden beschikking, ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zal vernietigen, en een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zal vaststellen, zoals hierboven beschreven.

9.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 22 december 2017, ten aanzien van de beslissing partijen voortaan met het gezamenlijk gezag te belasten over [minderjarige] ;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 22 december 2017 ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken,
en in zoverre opnieuw rechtdoende;
stelt de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast:
  • de vader en [minderjarige] zijn gerechtigd tot contact met elkaar bij de vader thuis iedere week op zaterdagmiddag van 14.00 uur tot 17.00 uur, waarna [minderjarige] bij de moeder zal avondeten;
  • de moeder zal [minderjarige] tijdig naar de vader brengen en haar weer bij de vader ophalen;
  • de overdracht van [minderjarige] zal bij aanvang van het contactmoment door een derde worden begeleid, waarbij het aan de GI is nadere afspraken te maken met de ouders over de invulling daarvan;
  • de begeleiding van de overdracht zal plaatsvinden zolang de GI dat noodzakelijk vindt in het belang van [minderjarige] ;
  • uitbreiding van bovengenoemde contactregeling is mogelijk indien de situatie daar volgens de GI aanleiding toe geeft;
  • het wekelijkse belmoment tussen [minderjarige] en de vader blijft gehandhaafd op donderdagmiddag om 16.15 uur.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.F.A.M. Graafland-Verhaegen, C.A.R.M. van Leuven en H.M.A.W. Erven en is in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.