ECLI:NL:GHSHE:2020:326

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 februari 2020
Publicatiedatum
3 februari 2020
Zaaknummer
K19/200276
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van beklag ex artikel 12 Sv wegens onvoldoende bewijs in fraudezaak

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 februari 2020 een beschikking gegeven inzake een beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Klager had aangifte gedaan van fraude gepleegd door twee beklaagden, maar de officier van justitie had besloten om niet tot vervolging over te gaan wegens onvoldoende bewijs. Klager was van mening dat er nader onderzoek gedaan moest worden, maar het hof oordeelde dat het door de politie verrichte onderzoek summier was geweest. Klager had geld overgemaakt naar rekeningen die niet op naam van het autobedrijf stonden, en het hof concludeerde dat het niet aannemelijk was dat de beklaagden betrokken waren bij de oplichting. Het hof wees het beklag af, met de opmerking dat klager de beklaagden kan sommeren om het bedrag terug te betalen, en zo nodig kan dagvaarden voor de kantonrechter.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Klachtnummer: K19/200276
Beschikking van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 4 februari 2020 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van:

[naam klager] ,

wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: klager,
over de beslissing van de officier van justitie van het arrondissementsparket Limburg tot het niet vervolgen van:

[beklaagde 1] ,

wonende te [plaats] ,
en,

[beklaagde 2]

wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: beklaagden en ieder afzonderlijk: beklaagde,
wegens fraude.

De feitelijke gang van zaken.

Op [datum] heeft klager aangifte gedaan van fraude gepleegd door ‘ [naam] ’ met telefoonnummer [nummer] en met rekeningnummers [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] .
Op [datum] is uit onderzoek gebleken dat [beklaagde 2] de te naam gestelde van rekeningnummer [rekeningnummer 1] is en [beklaagde 1] is de te naam gestelde van [rekeningnummer 2] .
Bij brief van [datum] is namens de officier van justitie aan klager bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd wegens onvoldoende (wettig en overtuigend) bewijs. Beklaagde was zijn pinpas kwijt en er is geen bewijs dat hij betrokken was bij de oplichting. Daarom komt er geen strafzaak tegen deze persoon.
Hierop heeft klager bij brief van [datum] een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op [datum] , met het verzoek de vervolging te bevelen.
De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van [datum] , ingekomen ter griffie van het hof op [datum] , het hof geadviseerd het beklag af te wijzen.
Op [datum] is het klaagschrift in raadkamer van het hof behandeld. Klager is, met kennisgeving daarvan, niet verschenen.
De advocaat-generaal heeft gepersisteerd bij het schriftelijk verslag.

De beoordeling.

I. De klacht
Het klaagschrift ziet op de beslissing van het openbaar ministerie om beklaagden niet te vervolgen ter zake van fraude. Klager is van mening dat nader onderzoek gedaan moet worden bij de [naam bank] . Klager vindt de redenering dat beklaagde zijn pinpas kwijt was ongeloofwaardig nu je binnen no time de pas kan laten blokkeren. Klager kan mensen nu niet meer vertrouwen en vindt dat hem onrecht is aangedaan. € 5.500,- is veel geld en dit trauma kan klager nooit verwerken.
II. De stukken in het dossier voor zover deze feiten en omstandigheden bevatten die van belang zijn voor de beoordeling van de klacht
Proces-verbaal van aangifte d.d. 2 januari 2018
Klager heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij op [datum] via WhatsApp contact had met een persoon die zich voordeed als ‘ [naam] ’ die werkzaam zou zijn voor het [naam autobedrijf] Via Autoscout24 had klager een auto gezien die hij graag wilde kopen. Deze auto werd aangeboden door [naam] . De auto werd aangeboden voor een bedrag van € 10.850,-. Klager had via WhatsApp op telefoonnummer [nummer] contact met ene ‘ [naam] ’. Na enig onderhandelen kon klager uiteindelijk de auto kopen. Klager kreeg een bericht met de mededeling dat de baas van ‘ [naam] ’ wilde dat klager een aanbetaling op de auto zou doen nu er meerdere belangstellenden voor de auto waren. De auto zou nadat de aanbetaling was gedaan, worden gereserveerd en klager kon hem op de daaropvolgende zaterdag ophalen. Klager had alles gecontroleerd en alles leek te kloppen. Vervolgens heeft klager het geld overgemaakt naar het rekeningnummer dat hij van ‘ [naam] ’ had gekregen. Dit was [rekeningnummer 1] ten name van [naam autobedrijf] . Aangezien klager een limiet had op zijn rekening, heeft hij het geld in twee keer overgemaakt op [datum] en [datum] . Op [datum] had klager € 2.750,- overgemaakt naar [rekeningnummer 1] en op [datum] had klager nog eens € 2.750,- overgemaakt naar [rekeningnummer 2] . Vervolgens kreeg klager een bericht dat de auto op [datum] opgehaald kon worden. Toen klager bij het autobedrijf was, liet [naam getuige] weten dat klager niet de persoon was die de auto zou komen ophalen. De auto was namelijk verkocht aan een ander. Klager vertelde dat hij via WhatsApp contact had met ‘ [naam] ’ en dat hij geld had overgemaakt naar de rekeningen van het autobedrijf. [naam getuige] zei dat de rekeningnummers niet de rekeningnummers waren van het [naam autobedrijf] [naam getuige] zei ook dat de advertentie niet door [naam] op Autoscout24 was geplaatst en dat men een week eerder eenzelfde voorval hadden met een Volkswagen Polo.
Opmerking verbalisant:Verbalisant [naam] heeft tijdens de aangifte telefonisch contact opgenomen met [naam getuige] van [naam autobedrijf] . [naam getuige] zei dat de door klager opgegeven rekeningnummers niet van [naam] waren. Het gebruikte telefoonnummer was voorts ook niet van [naam] .
In het dossier zit voorts een aangifte van [naam] d.d. [datum] . [naam] zou op eenzelfde wijze als klager zijn opgelicht. Het telefoonnummer dat bij [naam] op de site stond was een ander dan dat is gebruikt bij klager. Wel is het geld overgemaakt naar een van de rekeningnummers waarnaar klager ook zijn geld had overgemaakt, namelijk [rekeningnummer 1] .
Uit gegevens van de [naam bank] blijkt het volgende.
Betaalrekening [rekeningnummer 2] )
[gegevens beklaagde 1]
Jongerenrekening [rekeningnummer 1] )
[gegevens beklaagde 2]
Proces-verbaal van verhoor [beklaagde 1] d.d. [datum]
Beklaagde [beklaagde 1] heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij niets wist van de oplichting waarbij zijn rekeningnummer is gebruikt. [beklaagde 1] was zijn beurs, pinpas en code kwijt. [beklaagde 1] wil graag dat de politie de camerabeelden bekijkt van de persoon die al het geld van de rekening heeft gepind. Op [datum] is [beklaagde 1] vrijgekomen en [datum] zat hij weer vast. [beklaagde 1] is twee weken nadat hij vrij kwam zijn portemonnee, bankpas en code verloren. [datum] heeft [beklaagde 1] een nieuwe bankpas aangevraagd. Een week later kon beklaagde niet pinnen in verband met fraude. [beklaagde 1] heeft het vermoeden dat [naam] erachter zit. Mogelijk is [beklaagde 1] zijn portemonnee bij hem in de auto verloren.
Proces-verbaal van verhoor [beklaagde 2] d.d. [datum]
[beklaagde 2] heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij de enige is die bij zijn rekening kan. Het is [beklaagde 2] opgevallen dat sinds [datum] bedragen op zijn rekening stonden waarvan hij niet wist hoe die erop kwamen. [beklaagde 2] was zijn bankpas kwijt. Dit heeft hij uiteindelijk tegen zijn moeder durven te vertellen die de bank heeft gebeld. Toen bleek dat er geld op de rekening stond waarvan [beklaagde 2] niets afwist. [beklaagde 2] had de pincode op een papiertje geschreven. Dit papiertje zit samen met zijn pinpas los in de zakken van [beklaagde 2] .
III. Het hof
Om te kunnen komen tot gegrondverklaring van een klacht moet het hof allereerst van oordeel zijn dat er op grond van de voorhanden stukken voldoende bewijs aanwezig is of dat door middel van nader onderzoek voldoende bewijs kan worden vergaard op basis waarvan het aannemelijk kan worden geacht dat de strafrechter tot een veroordeling van beklaagde zal kunnen komen.
Vervolgens dient de vraag zich aan of vervolging ook opportuun is. Bij de beantwoording van die vraag moeten, behalve de belangen van klaagster, ook andere belangen, waaronder het algemeen belang en het belang van beklaagde, worden meegewogen. Dat betekent dat niet in alle gevallen waarin voldoende bewijs voorhanden lijkt te zijn of mogelijk zou kunnen worden vergaard, besloten wordt om de zaak aan de strafrechter voor te leggen.
Het hof is van oordeel dat het door de politie verrichte onderzoek summier is geweest. Oplichting dan wel fraude via WhatsApp komt steeds vaker voor en hiervoor wordt in de media veelal gewaarschuwd. Ondanks deze waarschuwingen heeft klager, zonder uitvoerige controle, geld overgemaakt naar een tweetal rekeningen die niet op naam van [naam autobedrijf] staan. Het was voor klager vrij gemakkelijk om te controleren of de auto daadwerkelijk door het autobedrijf werd verkocht. Zo had klager contact kunnen opnemen met het geregistreerde telefoonnummer van het autobedrijf.
Ondanks het feit dat uit onderzoek is gebleken dat de twee rekeningnummers op naam van beklaagden staan is uit onvoldoende aannemelijk geworden dat zij daadwerkelijk betrokken zijn geweest bij de oplichting of dat zij als “geldezel” zijn gebruikt. Het gebruikte telefoonnummer is niet gecontroleerd en is zodoende ook niet te herleiden naar een van beklaagden. Beiden beklaagden ontkennen hun betrokkenheid. Niet valt te verwachten dat nader onderzoek toch zal leiden tot meer bewijs.
Gelet op het vorenstaande valt een succesvolle strafvervolging van beklaagden niet te verwachten en dient het beklag te worden afgewezen.
Het hof merkt nog op dat, gezien de verklaring van [beklaagde 2] waaruit blijkt dat aan deze op enig moment is gebleken dat op zijn rekening geld stond waarvan hij de herkomst niet kende (hof: die verklaring lijkt er feitelijk op neer te komen dat beklaagde niet bekend was met (een) bij dat/die geldbedrag(en) behorende debiteur(en)), het voor de hand ligt dat klager aan deze beklaagde een verzoek dan wel sommatie richt om het op diens rekening bijgeschreven bedrag als onverschuldigd betaald aan klager terug te betalen en, als [beklaagde 2] weigert aan deze sommatie te voldoen, deze – desgewenst met de hulp van bijvoorbeeld een deurwaarder – te dagvaarden voor de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond.

De beslissing.

Het hof wijst het beklag af.

Aldus gegeven door
mr. P.T. Gründemann, voorzitter,
mr. M.E.F.H. van Erve en mr. J.P.F. Rijken, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier,
op 4 februari 2020.
Mr. M.E.F.H. van Erve en mr. J.P.F. Rijken is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.