Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
[appellante],
[handelsnaam]),
de curator,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/277376 / HA ZA 14-123)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van 14 september 2018;
- de memorie van grieven tevens houdende eiswijziging, met producties;
- de memorie van antwoord in principaal hoger beroep, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep, met productie;
- de akte uitlating productie in incidenteel hoger beroep van de zijde van de curator;
- de antwoordakte van de zijde van [appellante] .
3.De beoordeling
“(…) Dhr [middellijk bestuurder van besloten vennootschap 2] stuurde mij door uw laatste voorstel als onderstaand aangegeven. Naar aanleiding daarvan deel ik u mede, onder voorbehoud van toestemming RC, in te kunnen stemmen met uw aanbod de restant voorraad van de locatie [plaats 1] conform de voorraadlijst (-/- de voorraad cellmark - 4 ladingen sulfaatkarton, ook niet op lijst - en de retour vrachten van 2 engelse leveranciers van totaal ca 250 ton) resterend ca 3.460 ton voor € 300.000 excl BTW (BTW verlegd naar koper), dit wel met in acht name van de volgende voorwaarden:
“nu direct 150 k te betalen (…) akkoord”is en dat na ontvangst daarvan de factuur voor het bedrag van € 300.000,00 volgt en het papier geladen kan worden.
“(…) Daarnaast: (…)
“De restant voorraad van de locatie [plaats 1] conform de voorraadlijst (-/- de voorraad cellmark - 4 ladingen sulfaatkarton, ook niet op de lijst - en de retourvrachten van 2 Engelse leveranciers van totaal ca 250 ton) resterend ca 3.460 ton voor € 300.000 exclusief btw, dit wel met in acht name van de volgende voorwaarden: 1. Levering af locatie ‘as is ’ zonder enige garantie en geen beroep daarop dat materiaal niet is conform [appellante] zou mogen verwachten; 2. factuur onvoorwaardelijk te betalen binnen 14 dagen na aflevering zonder verrekening, korting of opschorting. (...) 4. Openstaande vorderingen van ladingen onderweg (welke door [appellante] nog niet konden worden geïnspecteerd te betalen binnen 14 dagen na ontvangst ladingen, in geval er geen claims zijn”.De rechtbank legt deze bepalingen zo uit dat partijen redelijkerwijs moesten begrijpen dat de leveringsverbintenis van de curator niet inhoudt dat hij exact de soorten en hoeveelheden dient te leveren zoals die zijn vermeld op de voorraadlijst. In deze uitleg rust op [appellante] de verbintenis een prijs van € 300.000,00 te betalen en rust op de curator de verbintenis een partij papier van circa 3.460 ton te leveren in de toestand zoals die zich op het terrein van [besloten vennootschap 2] bevond, ‘as is’. Daarbij geldt dat het de curator niet is toegestaan veranderingen in de toestand van het papier aan te brengen anders dan ter bewaring van die toestand. Verrekening en opschorting zijn contractueel uitgesloten voor zover [appellante] zich ter onderbouwing daarvan zou willen beroepen op het feit dat de curator niet heeft geleverd ‘as is’. Nu deze clausule is verbonden aan de leveringsverplichting ‘as is’ ziet deze niet op de situatie dat de curator die toestand ‘as is’ zelf wijzigt en hij aldus in de nakoming van de op hem rustende leveringsverbintenis tekortschiet. Vastgesteld moet worden dat [appellante] is tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende betalingsverbintenis. Zij heeft niet binnen de overeengekomen betalingstermijn een betaling verricht en vervolgens maar € 220.000,00 ter voorlopige beslechting van de discussie betaald. De betaling van € 80.000,00 is met toestemming van de curator opgeschort in afwachting van de beslechting van de discussie over het totaal geleverde gewicht. Er is op dit moment voor [appellante] geen grond zich erop te beroepen dat zij met 3.700 ton minder geleverd heeft gekregen dan de curator heeft moeten leveren. In de procedure heeft [appellante] in conventie ook geen beroep op opschorting gedaan in verband met haar schadeclaim. De vordering van de curator ligt dan in beginsel voor toewijzing gereed. De vordering tot betaling van wettelijke handelsrente is toewijsbaar. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met rente, is niet toewijsbaar. Aan de orde is nu of [appellante] met recht een beroep op verrekening doet. De rechtbank is van oordeel dat voorshands bewezen is dat de laatste partijen van totaal zo’n 300 ton ‘door’ de curator voor het laden zijn samengesteld naar een toestand zoals op de door [appellante] overgelegde foto’s is te zien (vervuild) en dat die partij op de foto’s van de curator afkomstig is. De curator mag tegenbewijs leveren. Als het voorshandse oordeel van de rechtbank definitief komt vast te staan, is de curator, nu sprake is van verzuim, gehouden de schade die het gevolg is van zijn wanprestatie, door [appellante] begroot op de kosten van verwijderen en verwerken van die partij, te vergoeden. De rechtbank heeft beslist dat deze schade is te begroten op € 31.258,00. Indien het voorshandse oordeel definitief komt vast te staan, zal vanaf het moment van het beroep op verrekening (14 mei 2014) voor de curator resteren een vordering van € 48.742,00 (met verschuldigdheid van wettelijke handelsrente over € 80.000,00 vanaf 2 januari 2014 tot dat tijdstip en over € 48.742,00 vanaf dat tijdstip). Nu niet het hele door [appellante] gestelde schadebedrag voor verrekening in aanmerking komt, is de reconventionele vordering nog aan de orde. Deze kan echter niet slagen. De vordering betreft het terughalen van de partij, hetgeen neerkomt op gedeeltelijke ongedaanmaking van een op grond van overeenkomst uitgevoerde prestatie. Dat kan alleen als een beroep op gedeeltelijke ontbinding is gedaan. Dat is niet gebeurd.
primair: de vervuilde partij op te (doen) halen in [plaats 2] met veroordeling van de curator tot betaling van de kosten die [appellante] voor deze vervuilde partij heeft gemaakt (kosten voor transport € 7.240,00, opslag € 2.160,00, herladen € 2.080,00), te vermeerderen met de wettelijke rente, alsook de kosten van gedeeltelijke afvoer en opslag ad € 53.962,68, te vermeerderen met opslagkosten en de wettelijke rente en
subsidiair: aan [appellante] te voldoen de hiervoor onder primair genoemde kosten, alsmede de kosten die [appellante] dient te maken voor het afvoeren en laten vernietigen van de vervuilde partij, begroot op € 45.573,05. Een en ander met veroordeling van de curator in de kosten van beide instanties, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
subsidiair(na aftrek van € 8.514,00) € 22.744, althans
meer subsidiair(na aftrek van € 12.190,00) € 19.068,00, telkens te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, en ii) een bedrag van € 1.575,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente. Een en ander met veroordeling van [appellante] in de proceskosten, waaronder de nakosten.
grieven I en IIin principaal hoger beroep klaagt [appellante] over het oordeel van de rechtbank over de totstandkoming van de koopovereenkomst en de inhoud van deze overeenkomst en het daaruit voortvloeiende oordeel van de rechtbank dat [appellante] is tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende betalingsverplichting.
“stemmen met uw aanbod”met betrekking tot
“de restant voorraad van de locatie [plaats 1] conform de voorraadlijst”, maakt niet dat het aanbod van [appellante] om te kopen volgens de soorten en hoeveelheden als vermeld op de voorraadlijst door de curator is aanvaard. Terecht en op goede gronden heeft de rechtbank in dat verband overwogen dat de curator weliswaar heeft bericht
“conform de voorraadlijst”te verkopen, maar daarbij heeft vermeld dat het gaat om een hoeveelheid van circa 3.460 ton en daarbij heeft bedongen, wat [appellante] heeft aanvaard, dat levering af locatie ‘as is’ geschiedt, zonder enige garantie en zonder dat [appellante] zich erop kan beroepen dat materiaal niet conform verwachting is, hetgeen met zich brengt dat [appellante] redelijkerwijs niet mocht begrijpen dat zij van elke op de lijst vermelde soort exact het op de lijst vermelde gewicht geleverd zou krijgen. De voorraadlijst heeft naar het oordeel van het hof slechts als richtsnoer gediend bij de bepaling van de koopsom. Dit blijkt naar het oordeel van het hof alleen al uit het feit dat
“de retourvrachten van 2 engelse leveranciers van totaal ca 250 ton”, die de curator heeft uitgezonderd van de koopovereenkomst, zoals door [appellante] aanvaard, niet zijn uitgesplitst naar soorten papier. Dat deze lijst in opdracht van de curator door een professionele medewerker van [besloten vennootschap 2] is opgemaakt, doet aan het vorenstaande niet af. Reeds in het tussenvonnis van 27 december 2017 heeft de rechtbank overwogen dat het volgens de curator - die daarbij verwijst naar een schriftelijke verklaring van [middellijk bestuurder van besloten vennootschap 2] , middellijk bestuurder van [besloten vennootschap 2] - niet mogelijk is de voorraad exact naar soort en gewicht vast te stellen en dat [appellante] dit niet, althans onvoldoende heeft betwist door slechts op de tekst van haar aanbod van 18 september 2013 te wijzen. Ook in hoger beroep heeft [appellante] niets aangevoerd dat tot andere conclusies aanleiding geeft. Het hof volgt [appellante] ook niet in haar stelling dat de curator, door een dergelijk specifiek aanbod te doen, de suggestie heeft gewekt dat hij nagenoeg op de hoogte was van de omvang van het geleverde en dat de curator geen voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van de hoeveelheden/soorten en de correctheid van de lijst. Niet alleen heeft de curator wel degelijk voorbehouden gemaakt (
circa3.460 ton, levering af locatie ‘as is’, zonder enige garantie en uitsluiting beroep door [appellante] op non conformiteit) als gesteld door [appellante] , ook volgt reeds uit de verklaringen van [medewerker van appellante] ter comparitie op 20 augustus 2014, inhoudende dat hij de voorraad voorafgaand aan de koop heeft bekeken, dat ‘je dan geen notie hebt van wat daar precies staat’ en dat het om de toestand van het papier ging, dat van het wekken van een suggestie als door [appellante] gesteld geen sprake kan zijn geweest.
“(…) Dit laat onverlet de discussie over de over- of ondermaat. Als vastgesteld wordt dat er minder is geleverd wordt aan de hand van de lijst en de tarieven bezien wat ontbreekt en krijgt u naar rato een creditering en dito creditbetaling. Als meer geleverd wordt krijgt u op dezelfde wijze een naheffing. (…)”en
“(…) betaling wens als overeengekomen. Evt. onder en overmaat binnen het kader van de gemaakte afspraken (ca 3460 MT ad 300k) te verrekenen.”, door de curator, zo valt af te leiden uit de door partijen overgelegde e-mailcorrespondentie van oktober en november 2013, zijn geschreven naar aanleiding van de aankondiging van [appellante] dat niet binnen de overeengekomen termijn zou worden betaald en teruggrijpen op een discussie tussen partijen betreffende de totale omvang van de verkochte voorraad en in die context bezien dienen te worden.
grief 1in incidenteel hoger beroep komt de curator op tegen het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het beroep op verrekening.
“neerkomt op gedeeltelijke ongedaanmaking van een op grond van overeenkomst uitgevoerde prestatie”en [appellante] zich niet had beroepen op gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst.
grieven 2 en 3in incidenteel hoger beroep komt de curator op tegen het oordeel van de rechtbank dat sprake is van tekortschieten zijnerzijds door levering van een vervuilde partij papier aan [appellante] en tegen de hoogte van de in dat verband aan [appellante] toe te kennen schade. In dat kader heeft de curator zich ook beroepen op (schuldeisers)verzuim aan de zijde van [appellante] doordat [appellante] tekortgeschoten is in haar verplichting het door haar gekochte tijdig op te halen.
“van belang”was om
“zo snel mogelijk kunnen beginnen met afhalen”van de gekochte partij papier, zodat
“voor einde maand alles weg”was en dat de curator daar, kort gezegd, mee akkoord was. Uit de daarop volgende e-mailcorrespondentie leidt het hof af dat partijen vervolgens hebben besproken dat de gehele gekochte partij papier opgehaald diende te worden voor het einde van oktober 2013. Vaststaat dat [appellante] niet aan deze verplichting heeft voldaan. Uit de e-mailcorrespondentie tussen partijen maakt het hof voorts op dat [appellante] zich voor eind oktober 2013 niet heeft beklaagd over de vervuiling van een deel van het door haar gekochte papier met hout, plastic en slib. Zij heeft slechts bij e-mail van 24 oktober 2013 aan de curator medegedeeld dat
“van vele”balen opnieuw geperst papier
“het papier zo nat”was
“dat het blokken papiermaché zijn geworden. Onverwerkbaar en onverkoopbaar”. Daarmee is naar het oordeel van het hof sprake van schuldeisersverzuim aan de zijde van [appellante] als bedoeld in artikel 6:58 BW, waardoor de curator zijnerzijds niet meer in verzuim kon raken.
grieven III en IVin principaal hoger beroep, betrekking hebbend op de hoogte van de volgens [appellante] te verrekenen schade in verband met de levering van de vervuilde partij papier als door haar gesteld, komt het hof op grond van het vorenoverwogene niet meer toe.
Grief Vin principaal hoger beroep, waarmee [appellante] klaagt over de proceskostenveroordeling door de rechtbank, is een veeggrief en behoeft om die reden geen nadere behandeling. Deze grief heeft geen zelfstandige betekenis en faalt omdat ook de andere grieven falen.
grief 4in incidenteel hoger beroep klaagt de curator over de afwijzing door de rechtbank van de door hem gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.
4.De uitspraak
in principaal en incidenteel hoger beroep: