ECLI:NL:GHSHE:2020:3222

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 oktober 2020
Publicatiedatum
19 oktober 2020
Zaaknummer
20-000420-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de kantonrechter inzake overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot snelheidsoverschrijdingen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor meerdere overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij hij met snelheden van respectievelijk 289 km/u, 248 km/u en 293 km/u op autosnelwegen reed, waar de maximumsnelheid 130 km/u was. Daarnaast reed hij binnen de bebouwde kom van Tilburg met een snelheid van 165 km/u, waar de toegestane snelheid 50 km/u was. De kantonrechter had de verdachte een ontzegging van de motorrijbevoegdheid opgelegd voor 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging voor 12 maanden, eveneens waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder het storten van geldbedragen in een schadefonds voor verkeersslachtoffers. In hoger beroep heeft het hof de vrijspraak van de kantonrechter voor bepaalde feiten niet-ontvankelijk verklaard en de eerdere veroordeling bevestigd, met een aanpassing van de bewijsvoering. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan gevaarzettend rijgedrag en dat er geen sprake was van een voortgezette handeling. De verdachte werd opnieuw veroordeeld tot een ontzegging van de motorrijbevoegdheid en een voorwaardelijke hechtenis, met de verplichting om geldbedragen te storten in een schadefonds.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000420-19
Uitspraak : 20 oktober 2020
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 30 januari 2019 in de strafzaak met parketnummer 02-085496-18 tegen:

[Voornamen verdachte] [achternaam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ) op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats]
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de kantonrechter veroordeeld ter zake van:
feit 1 primair:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd, tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en de bijzondere voorwaarde dat hij uiterlijk op 30 april 2019 een geldbedrag ter hoogte van € 4.000,00 zal storten in een schadefonds bestemd voor verkeersslachtoffers;
feit 2 primair - onder gedachtestreepje vijf -:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en de bijzondere voorwaarde dat hij uiterlijk op 30 april 2019 een geldbedrag ter hoogte van € 2.500,00 zal storten in een schadefonds bestemd voor verkeersslachtoffers,
waarbij is bepaald dat de tijd dat hij zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering dient te worden gebracht op de rijontzegging.
De kantonrechter heeft de verdachte vrijgesproken van de onder feit 2 primair impliciet cumulatief tenlastegelegde feiten onder de gedachtestreepjes een, twee, drie, vier en zes en
- naar het hof begrijpt uit de beoordeling van de kantonrechter in de laatste alinea onder 4.4 in het vonnis en de bewezenverklaring onder 4.5 - van de onder feit 2 subsidiair impliciet cumulatief tenlastegelegde feiten onder de gedachtestreepjes een, twee, drie, vier en zes. Het hof stelt vast dat op dit punt sprake is van een omissie in het dictum van het vonnis van de kantonrechter en leest daarom de beslissing van de kantonrechter ten aanzien van feit 2 subsidiair verbeterd als ware verdachte expliciet vrijgesproken van de onder feit 2 subsidiair impliciet cumulatief tenlastegelegde feiten onder de gedachtestreepjes een, twee, drie, vier en zes.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende zal bewezenverklaren hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd onder feit 1 primair, en feit 2 primair.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot:
- betreffende feit 1 primair: 18 maanden ontzegging van de motorrijbevoegdheid, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, waarbij als bijzondere voorwaarde dient te worden opgelegd dat door de verdachte binnen
3 maanden € 4,000,- zal worden gestort in een na te melden schadefonds;
- betreffende feit 2 primair: 12 maanden ontzegging van de motorrijbevoegdheid, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, waarbij als bijzondere voorwaarde dient te worden opgelegd dat door de verdachte binnen
3 maanden € 2.500,- zal worden gestort in een na te melden schadefonds.
Ten slotte heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof daarbij een keuze maakt uit de volgende schadefondsen:
  • Vereniging Verkeersslachtoffers;
  • Veilig Verkeer Nederland;
  • Slachtofferhulp Nederland.
Namens verdachte is integraal vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Blijkens de ‘akte instellen hoger beroep’ d.d. 12 februari 2019 is het hoger beroep namens de verdachte onbeperkt ingesteld en daardoor ook gericht tegen de partiële vrijspraak door de kantonrechter van het onder 2 primair en het onder 2 subsidiair tenlastegelegde feit, voor zover deze feiten telkens zien op de gedachtestreepjes een, twee, drie, vier en zes.
Naar het oordeel van het hof zijn voormelde gedachtestreepjes bij beide feiten impliciet cumulatief tenlastegelegd.
Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal verdachte derhalve in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in diens hoger beroep, voor zover dat gericht is tegen de beschermde vrijspraken onder feit 2 primair en feit 2 subsidiair, telkens voor zover de feiten zien op de gedachtestreepjes een, twee, drie, vier en zes.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de kantonrechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 2 juni 2016 te Eindhoven en/of te Tilburg, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig, te weten een personenauto (merk/type Audi RS6) voorzien van het kenteken [kenteken] , daarmee rijdende op de weg(en), te weten de Rijksweg A67 en/of de Rijksweg A2 en/of de Rijksweg A58 (telkens in de richting van Tilburg), -(bij voortduring) met (te) hoge snelheid (te weten met (een) snelheid/snelheden van respectievelijk ongeveer 289 kilometer per uur en/of 248 kilometer per uur en/of 293 kilometer per uur) heeft gereden, terwijl op de naast hem gelegen rijstro(o)k(en)/uitvoegstro(o)k(en)/afrit(ten) van die voornoemde Rijksweg(en) zich (veel langzamer) rijdende voertuigen bevonden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 2 juni 2016 te Eindhoven en/of te Tilburg, althans in Nederland, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto merk/type Audi RS6) voorzien van het kenteken [kenteken] op de voor het openbaar verkeer openstaande weg(en), te weten de Rijksweg A67 en/of de Rijksweg A2 en/of de Rijksweg A58 (telkens in de richting van Tilburg), bij voortduring geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 130 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid/snelheden van ongeveer 289 kilometer per uur en/of 248 kilometer per uur en/of 293 kilometer per uur, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid met (telkens) meer dan 40 kilometer per uur heeft overschreden;
2. primair
hij op 2 juni 2016 te Tilburg, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (een personenauto merk/type Audi RS6 kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, te weten de Ringbaan Oost, gelegen binnen de bebouwde kom, met onverminderde, althans met (te) hoge snelheid heeft gereden, namelijk 165 kilometer per uur (zie pagina 313 t/m 319), door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. subsidiair
hij op 2 juni 2016 te Tilburg, althans in Nederland, binnen de bebouwde kom, (te weten de Ringbaan Oost) als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto merk/type Audi RS6 kenteken [kenteken] ) heeft gereden met een snelheid van ongeveer:
-165 kilometer per uur (op de Ringbaan Oost, zie pagina 313 t/m 319) ,
in elk geval de aldaar voor motorvoertuigen toegestane maximumsnelheid van 30 kilometer per uur heeft overschreden;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat verdachte:
1. primair
op 2 juni 2016 te Eindhoven en/of te Tilburg, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig, te weten een personenauto (merk/type Audi RS6) voorzien van het kenteken [kenteken] , daarmee rijdende op de wegen, te weten de Rijksweg A67 en de Rijksweg A2 en de Rijksweg A58 (telkens in de richting van Tilburg), - met te hoge snelheid (te weten met snelheden van respectievelijk ongeveer 289 kilometer per uur en 248 kilometer per uur en 293 kilometer per uur) heeft gereden, terwijl op de naast hem gelegen rijstro(o)k(en)/uitvoegstro(o)k(en)/afrit(ten) van die voornoemde Rijkswegen zich (veel langzamer) rijdende voertuigen bevonden, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt;
2. primair
op 2 juni 2016 te Tilburg als bestuurder van een voertuig (een personenauto merk/type Audi RS6 kenteken [kenteken] ) daarmee rijdende op de weg, te weten de Ringbaan Oost, gelegen binnen de bebouwde kom, met te hoge snelheid heeft gereden, namelijk 165 kilometer per uur, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg kon worden veroorzaakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1. Een ambtsedig proces-verbaal beelden onderzoek d.d. 25 juli 2016 (p. 37-41), betreffende het relaas van verbalisant [verbalisant 1] , van welk proces-verbaal van bevindingen screenshots onderdeel uitmaken, die zijn opgenomen als bijlage 1 achter dit arrest, voor zover inhoudende het proces-verbaal voor het overige:
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , werkzaam bij de recherche van het Korps landelijke politiediensten te Breda, verklaar het volgende:
Uit onderzoek op het YouTube kanaal van verdachte [verdachte] blijkt dat hij op maandag 6 juni 2016 een filmpje heeft geplaatst genaamd: “ [artiestennaam verdachte] 300 km/pu op snelweg!!! (straatrace) (1).
Ik heb van het filmpje de volgende screenshots gemaakt:
Screenshot 1:
[verdachte] “ [artiestennaam verdachte] ”
Gekleed in fel gele jas zegt hier: “We planken hem wel in style terug.”
Screenshot 2:
“ [verdachte] ‘ [artiestennaam verdachte] ’”
“Audi Rs6 Kenteken: HK-165-D”
Screenshot 3:
“Rijksweg A58 rechts van Eindhoven naar Tilburg tussen Best en Oirschot”
“ [verdachte] ‘ [artiestennaam verdachte] ’ in gele jas als bestuurder.”
Screenshot 4:
“Snelheidsmeter wijst 300 km/pu aan.”
Screenshot 5:
“Snelheidsmeter wijst 300 km/pu aan.”
Screenshot 6:
“Rijksweg A58 rechts van Eindhoven naar Tilburg tussen Best en Oirschot”
“ [verdachte] ‘ [artiestennaam verdachte] ’ in gele jas als bestuurder.”
Screenshot 7: (vermeldt de tekst ‘300 km/p)’
Screenshot 8:
“einde film”.
2. Een bijlage Data route rit reconstructie met de GPS data van Moving Intelligence (Technocon) te Zaltbommel (p. 166-170), opgenomen als bijlage 2 achter dit arrest, voor zover de GPS data inhoudende:
gps Date
latitude
longitude
speed
road
city
02-06-2016
04:45:13
51.379662
5908778
r: A67|
r: E35
Helenaveen
02-06-2016
04:51:31
51,379620
5908396
9
r: A67|
r: E35
Helenaveen
02-06-2016
04:53:04
51.39781
5.83827
289
r: A67|
r: E34
Liessel m; Deurne
02-06-2016
05:04:17
51.426912
5.427925
248
r: A2|
r: E25
Eindhoven Eindhoven
02-06-2016
05:09:42
51.513555
5.256583
293
r: A58|
r: E312
Moergestel;
Moergestel – Oisterwijk
02-06-2016
05:13:06
51.552142
5.131539
183
r: A58 |
r: E312
Berkel-Enschot|
M: Tilburg
3. De bijlage Route Ringbaan Oost (Technocon) (p. 226-231) , betreffende een route rit reconstructie met de GPS data van Moving Intelligence (Technocon) te Zaltbommel, opgenomen als bijlage 3 achter dit arrest, voor zover de GPS data betrekking hebben op:
date;gpsDate;latitude;longitude;speed:;road;postalcode;city;country;Toegestane snelheid:km/u overschrijding
date
02-06-2016
05:15
gps Date
02-06-2016
05:15
latitude
51.557308
longitude
5.104741
speed
165
road
Ringbaan Oost
postal code
5017JZ
city
Tilburg
country
Nederland
Toegestane snelheid
50
km/u overschrijding
115
4. De verklaring van de verdachte gedaan ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 6 oktober, voor zover inhoudende:
‘ De bewezenverklaring van de kantonrechter ter zake van feit 1 klopt’.
5. Een ambtsedig proces-verbaal van verdenking Artikel 5 WvW d.d. 8 december 2016 (p. 132-134), betreffende het relaas van verbalisant [verbalisant 2] , voor zover inhoudende:
In deze beeldopname is te zien dat hij met een motorvoertuig, zijnde een
personenauto van het merk Audi en het type RS6 rijdt op de Openbare weg zijnde
een autosnelweg. In deze beeldopname is te zien dat er met dit motorvoertuig,
afgelezen van de boordsnelheidsmeter 300 km/u wordt gereden. Op de beelden is te
zien dat er geen sprake was van daglicht maar van schemer dan wel duisternis.
Uit onderzoek van reconstructie is gebleken dat deze snelweg is gelegen in
Nederland. Het betreft de rijksweg A67 gelegen tussen Venlo en Eindhoven en de
rijksweg A58 tussen Eindhoven en Tilburg. Op deze autosnelwegen geldt ter plaatse
een maximum snelheid van 130 km/u. Ter plaatse bestaat de rijksweg A67 uit twee
onverlichte rijbanen gescheiden door een middenberm en middengeleiding en elke
rijbaan bestaat uit twee rijstroken en een vluchtstrook. Ter plaatse bestaat de
rijksweg A58 uit twee verlichte rijbanen gescheiden door de middenberm en
middengeleiding en de rijbaan bestaat uit drie rijstroken en een vluchtstrook. Op de
rijksweg A58 bevindt zich ook een verzorgingsplaats met in- en uitvoegend verkeer
en tevens is op de beeldopname te zien dat er op de vluchtstrook langs de in- en
uitvoegstrook van de verzorgingsplaats vrachtwagens stonden geparkeerd.
Op de beeldopname wordt de bestuurder van het betrokken voertuig herkend als de
verdachte. Op de beeldopname is te zien dat er nog twee andere manspersonen bij
de verdachte in de auto zaten. In de beeldopname is te zien op de
boordsnelheidsmeter dat er 300 km/u werd gereden. Hierna is te zien dat de camera
omhoog komt en dat er beeldopnames worden gemaakt van het overige verkeer wat
voor de verdachte reed. Ik zag dat er zowel op de linker als op de rechter rijstrook
motorvoertuigen reden en dat deze motorvoertuigen met zeer groot
snelheidsverschil werden benaderd en werden ingehaald. Op de beeldopname is te
zien dat er door de verdachte, gelet op de zitpositie van de bestuurder, er met deze
snelheid niet adequaat gereageerd kon worden bij plotseling opkomende
gevaarzetting. Tevens is te zien dat de verdachte meermaals zijn hoofd afwendt en
naar de camera achter hem kijkt, waardoor hij geen zicht had op de weg en het
verkeer voor hem op de rijbaan.
6. Het ambtsedig eind-proces-verbaal van de politie, Landelijke Eenheid, Dienst Infrastructuur, Unit Zuid-West, Groep Breda, afgesloten d.d. 26 januari 2018 (p. 1 – 33), betreffende het relaas van [verbalisant 2] , voor zover inhoudende:
p. 16
3.2.
Omschrijving rijksweg A67/A2
De rijksweg A67 is een Autosnelweg. Deze weg vangt aan in Eersel waarbij de Belgische E34 vanaf Antwerpen over gaat in de A67. De eerstvolgende aansluiting vóór Eindhoven is Hapert en daarna Eersel, waarna het knooppunt De Hogt volgt, waar de A2 uit Den Bosch invoegt. Bij het knooppunt Leenderheide gaat de A2 verder in zuidelijke richting (richting Maastricht) en gaat de A67 verder naar
het oosten. De A67 telt hier doorlopend 2x2 rijstroken. Deze weg bestond tussen tankstation Helenaveen en Knooppunt Leenderheide uit twee rijbanen
welke gescheiden waren door middel van een geleiderail. Beide rijbanen zijn verdeeld in twee rijstroken en een vluchtstrook met daarnaast een berm en sloot.
Deze weg was ter plaatse onverlicht.
p. 23.
3.8
Omschrijving Ringbaan Oost
De Ringbaan Oost is een voor het openbaar verkeer openstaande weg, binnen de bebouwde kom van de gemeente Tilburg.
De Ringbaan Oost verbindt de Ringbaan Noord met de Ringbaan Zuid. De Ringbaan Oost is verdeeld in twee rijbanen en elke rijbaan is weer verdeeld in twee rijstroken, door middel van een onderbroken witte streep. Deze rijbanen zijn gescheiden door middel van een groenstrook. Aan de rechterzijde van elke rijbaan ligt een fietspad, gescheiden van de rijbaan door middel van een verhoogde stoeprand. De Ringbaan Oost is voorzien van een aantal kruisingen welke geregeld zijn door middel van verkeerslichten. Tevens zijn er een aantal voorsorteervakken voor het afslaand verkeer naar links; voor afslaand verkeer naar rechts zijn geen voorzieningen.
Deze weg is een voorrangsweg.
Ter plaatse gold een maximum snelheid van 50 kilometer per uur.
7. Een ambtsedig proces-verbaal Snelheidsbepaling van de Dienst Landelijke Operationele Samenwerking, Landelijk Forensisch Service Centrum, Expert Team Visualisatie en Reconstructie, d.d. 30 januari 2017, betreffende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] , voor zover inhoudende:
Op donderdag 15 september 2016, om 23:00 uur heb ik een onderzoek uitgevoerd met als doel de vaststelling van de maximum snelheid van een personenauto, merk Audi RS 6 voorzien van het kenteken [kenteken] .
Tijdens de rijproef werd de gereden snelheid op de kilometerteller vastgelegd. Het snelheidsbereik volgens de kilometerteller liep vanaf 0 km/uur tot 320 km/uur.
Na analyse van de data van de verrichte rijproef bleek dat de maximum snelheid 290 km/uur bedroeg.
Middels een rijproef heb ik de maximum snelheid van de Audi RS6, voorzien van het kenteken [kenteken] bepaald. De maximum snelheid gemeten met behulp van de datalogger DL 2 bedroeg 290 km/uur. Met behulp van de datalogger DL2 en daaraan gekoppeld video 4 systeem is de snelheid weergegeven op de kilometerteller van deze AUDI vastgelegd. Op het moment dat de maximum snelheid van 290 km/uur werd gemeten gaf de naald van de kilometerteller een snelheid van 290 km/uur aan. De door de datalogger gemeten snelheid was gelijk aan de snelheid aangegeven op de kilometerteller.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Nadere bewijsoverwegingen
Ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde
I
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de opgenomen snelheden in de tenlastelegging niet kunnen worden vastgesteld en daarom niet kunnen worden bewezenverklaard. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat moet worden bewezen dat de verdachte met de auto daadwerkelijk de snelheden 289, 248 en 293 kilometer per uur heeft gereden. Verder heeft de verdediging aangevoerd dat de middelen waarmee is gemeten niet voldoen aan de eisen van de Regeling meetmiddelen politie. Subsidiair is gesteld dat de gegevens van Technocon onvoldoende betrouwbaar zijn, daar uit het dossier niet blijkt dat de wijze van registratie door Technocon voldoet aan de eisen die het Keurmerk RitRegistratieSystemen (RRS) daaraan stelt. Tevens heeft ASR Traffic & Transport Technology, het bedrijf dat de bluetoothgegevens door middel van ANPR camera’s en meetkasten logt, geen enkele registratie op het afgelegde traject, terwijl zij daar wel meetapparatuur hebben.
Het hof overweegt als volgt.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte bekennend verklaard dat hij op 2 juni 2016 de bestuurder was van de Audi RS6, vanaf het moment dat de auto bij tankstation Helenaveen is weggereden en dat hij tot in Tilburg achter het stuur heeft gezeten. De verdachte heeft ook toegegeven dat hij tijdens de rit bij herhaling te hard heeft gereden.
Het hof stelt daarom vast dat de verdachte de bestuurder is geweest van de Audi RS6, met kenteken [kenteken] , vanaf het moment van wegrijden bij het tankstation Helenaveen gelegen langs de rijksweg A67.
Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat de volgende gegevens uit de ritregistratie zijn gemeten op de route die de verdachte heeft gereden vanaf het tankstation Helenaveen gelegen aan de rijksweg A67, waar op 2 juni 2016 om 04:45:13 de laatste keer is gemeten dat de Audi RS6 stil stond:
Date
Latitude
Longitude
Speed
Road
City
02-06-2016
04:53:04
51.39781
5.83827
289
r: A67|
r. E34
Liessel m; Deurne
02-06-2016
05:04:17
51.426912
5.427925
248
r: A2|
r: E25
Eindhoven; Eindhoven
02-06-2016
05:09:42
51.513555
5.256583
293
r: A58|
r: E312
Moergestel;
Moergestel – Oisterwijk
Deze data zijn afkomstig van Technocon (Moving Intelligence), een bedrijf dat (onder meer) op verzoek van de eigenaar/houder van een voertuig de ritregistratie bijhoudt.
Het verweer van de verdediging dat deze meetmiddelen niet specifiek kunnen aangeven dat de verdachte daadwerkelijk respectievelijk 289 km/u, 248 km/u en 293 km/u met de Audi RS6 heeft gereden, doet daar niet aan af nu in de tenlastelegging deze snelheden met de aanduiding “ongeveer” zijn tenlastegelegd.
Nog daargelaten dat de verdachte geenszins heeft betwist dat hij deze snelheden toentertijd heeft gereden, volgt uit de screenshots van het onderzochte filmpje, dat op het YouTube kanaal van de verdachte is gepost, bovendien dat daarop de snelheidsmeter te zien is en dat terwijl verdachte de Audi RS6 bestuurde, snelheden zijn behaald van bijna 300 km/u. Ook vinden de tijdstippen waarop de snelheidsovertredingen zijn gepleegd, alsmede de locaties bevestiging in de gegevens die van het dashboard konden worden afgelezen tijdens de rit vanaf Helenaveen. Verder is uit nader politieonderzoek gebleken dat de Audi RS6 zulke snelheden ook daadwerkelijk kan behalen. Tevens matchen de beelden van de omgeving waar de auto reed in het filmpje met de locaties waar de snelheden zijn geconstateerd en gemeten. Nu deze data bevestiging vinden in overige bewijsmiddelen, acht het hof de gegevens van Technocon voldoende betrouwbaar en deze dragen dan ook bij tot het bewijs. Voor zover de wijze van registratie door Technocon mogelijkerwijs niet voldoet aan de eisen die het Keurmerk RitRegistratieSystemen (RRS) daaraan stelt, doet dat gelet op het vorenoverwogene niets aan de gemeten snelheden af, zeker – hetzij herhaald - in het licht van de verklaring die verdachte in hoger beroep heeft afgelegd dat de bewezenverklaring van de kantonrechter ter zake van feit 1 juist is.
Het hof stelt, gelet op vorenstaande, vast dat de verdachte met de Audi RS6, met kenteken [kenteken] , ongeveer de snelheden 248 km/u, 289 km/u respectievelijk 293 km/u heeft gereden op de wegen, te weten de Rijksweg A67, de Rijksweg A2 respectievelijk de Rijksweg A58 (telkens in de richting van Tilburg).
II
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van gevaarzetting als bedoeld in artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Hiertoe heeft de verdediging aangevoerd dat een enkele snelheidsovertreding niet zonder meer gevaarzetting oplevert, waarbij tevens de enkele vaststelling dat andere weggebruikers langzamer reden onvoldoende is om gevaarzetting aan te nemen.
Uit het dossier volgt dat beduidend langzamer rijdend vrachtverkeer, waarvoor op de autosnelweg maximaal een snelheid van 80 km/u geldt en overige verkeersdeelnemers, waarvoor een maximumsnelheid van 130 km/u gold, aanwezig waren op de rijstroken/uitvoegstroken en afritten gelegen naast die waarop de verdachte reed. Deze andere verkeersdeelnemers behoefden niet erop bedacht te zijn dat de verdachte met excessief hoge snelheden voorbij zou komen rijden. Daarbij is gebleken dat verdachte meermalen zijn hoofd afwendt en naar de camera achter hem kijkt, waardoor hij geen zicht had op de weg en het verkeer voor hem op de rijbaan. De verdachte heeft dan ook door met de door hem gereden excessief hoge snelheden van ongeveer 289 km/u, 248 km/u, en 293 km/u zijn medeweggebruikers, zijn passagiers en zichzelf blootgesteld aan grote gevaren.
Het hof acht op grond van het voorgaande dat de daadwerkelijke en mogelijke gevaarzetting hier inherent is aan de gereden hoge snelheden en de verkeerssituatie ter plaatse ten tijde van de gepleegde snelheidsovertredingen.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het op 2 juni 2016 met de Audi RS6, met kenteken [kenteken] , ongeveer de snelheden 289 km/u, 248 km/u en 293 km/u te hebben gereden op de wegen, te weten de Rijksweg A67 en de Rijksweg A2 en de Rijksweg A58 (telkens in de richting van Tilburg), door welke gedragingen van de verdachte gevaar op die wegen werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt.
Ten aanzien van het onder feit 2 primair tenlastegelegde
III
De verdachte heeft zich in hoger beroep voor het eerst op het standpunt gesteld dat hij niet de bestuurder was van de Audi RS6 ten tijde van de snelheidsovertreding op de Ringbaan Oost. Hiertoe heeft de verdachte aangevoerd dat hij ten tijde van de snelheidsovertreding wel inzittende was van de Audi RS6, maar niet de bestuurder. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep weliswaar erkend dat hij op 2 juni 2020 de Audi RS6 heeft bestuurd vanaf het tankstation Helenaveen, echter totdat hij in Tilburg de autosnelweg A58 verliet. Volgens de verdachte heeft hij na het verlaten van autosnelweg A58 de auto tot stilstand gebracht bij de U-bocht op de vluchtstrook. Daar is hij gestopt en daar is hij van plaats gewisseld met een andere inzittende van de auto, waarop die persoon, die zich eerst als passagier in de auto bevond, achter het stuur heeft plaatsgenomen en met de auto verder is gereden. Ter terechtzitting geconfronteerd met de zeer korte tijdspanne tussen het laatste meetpunt op de A58 en het eerste meetpunt op de Ringbaan Oost, heeft de verdachte aangevoerd dat deze bestuurderswissel maximaal 10 seconden heeft geduurd. Het standpunt van de verdediging is dat de andere persoon, niet zijnde de verdachte, de Audi RS6 verder op de Ringbaan Oost in Tilburg heeft bestuurd. De verdachte wenst de identiteit van die persoon niet prijs te geven.
Het hof stelt het volgende vast.
Op basis van de bewijsmiddelen kan het hof de gereden route van de Audi RS6 als volgt reconstrueren. De coördinaten van het laatst gemeten punt van de door de Audi RS6 gereden route, op de A58, op 2 juni 2016, om 05:13:06, zijn: 51.552142, 5.131539. De Audi RS6 bevond zich toentertijd in de nabijheid van het meetpunt op de A58, ter hoogte van Berkel-Enschot. Het volgende meetpunt waar de auto is waargenomen betreft, op 2 juni 2016, om 05:14 uur, de Ringbaan-Oost te Tilburg, met de coördinaten: 51.551975, 5.109464. Na raadpleging van deze gereden route op basis van de betreffende coördinaten heeft het hof geconstateerd dat zich ter hoogte van de door de verdachte gestelde U-bocht, noch nadien, een vluchtstrook bevindt.
Het hof heeft ter vaststelling van het vorenstaande gebruik gemaakt van de openbare bron www.google.nl/maps. Ingevolge artikel 339, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering behoeven feiten of omstandigheden van algemene bekendheid geen bewijs. In de regel is een gegeven dat aan een internetbron is ontleend van algemene bekendheid indien dat gegeven geen specialistische kennis veronderstelt en de juistheid daarvan redelijkerwijs niet voor betwisting vatbaar is. Het hof neemt derhalve aan dat het voor eenieder van de rechtstreeks bij het geding betrokkenen zonder meer duidelijk is dat het hier gaat om een algemeen bekend gegeven met betrekking tot de plaatselijke gesteldheid en de afwezigheid van een vluchtstrook dan ook uit de algemeen toegankelijke bron "Google Maps" zonder noemenswaardige moeite of specialistische kennis te achterhalen valt, zodat dit gegeven niet bij het onderzoek ter terechtzitting ter sprake gebracht behoefde te worden.
Gelet hierop is voor het hof komen vast te staan dat er geen vluchtstrook aanwezig was op de plek waar de door de verdachte gestelde bestuurderswissel zou hebben plaatsgevonden.
Het hof acht derhalve het alternatieve scenario dat de verdachte van plek is gewisseld met een andere inzittende van de RS6 niet aannemelijk geworden.
Op basis van de bewijsmiddelen stelt het hof vast dat het de verdachte is geweest die nog steeds de bestuurder was van de Audi RS6 ten tijde van het begaan van de snelheidsovertreding met de Audi RS6 (kenteken [kenteken] ) op de Ringbaan Oost, gelegen binnen de bebouwde kom van Tilburg. Verdachte heeft blijkens de bewijsmiddelen om 05:15 uur, ter hoogte van de coördinaten 51.557308, 5.104741, op de Ringbaan-Oost, 5017 JZ te Tilburg, 165 kilometer per uur gereden, waar een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur gold.
IV
De verdediging heeft zich ten aanzien van dit feit eveneens op het standpunt gesteld dat de opgenomen snelheid in de tenlastelegging niet kan worden vastgesteld en daarom niet kan worden bewezenverklaard.
Onder verwijzing naar hetgeen het hof hierover reeds heeft overwogen onder feit 1, wordt dit verweer verworpen. Ook hier hecht het hof aan de data die zijn verkregen uit het politieonderzoek voor het bewijs. Het hof heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van die data en daarmee evenmin aan de gemeten snelheid van 165 km/uur op genoemd tijdstip op de Ringbaan Oost in Tilburg, nu de snelheden die zeer kort daaraan voorafgaand op de autosnelwegen zijn gemeten, bevestiging vinden in overige bewijsmiddelen.
Uit de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, leidt het hof af dat de verdachte de Audi RS6 bestuurde op 2 juni 2016 vanaf tankstation Helenaveen en dat hij via de autosnelwegen A67, A2 en A58 in Tilburg via de uitvoegstrook en de afrit van de A58 zijn weg als bestuurder heeft vervolgd op de Ringbaan Oost in Tilburg ten tijde van de gemeten snelheid van 165 km/uur.
V
De verdediging heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van gevaarzetting als bedoeld in artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Hiertoe heeft de verdediging aangevoerd dat een enkele snelheidsovertreding niet zonder meer gevaarzetting oplevert, waarbij er tevens geen beelden, noch andere bronnen zijn, op basis waarvan de concrete verkeerssituatie kan worden beoordeeld.
Het hof stelt het volgende vast.
Verdachte heeft op de Ringbaan Oost met een snelheid van 165 km/u gereden, waar een normale verkeerssituatie vereist dat met een motorvoertuig maximaal 50 km/u wordt gereden. De verdachte heeft deze maximale snelheid overtreden met 115 km/u. De Ringbaan Oost betreft een weg binnen de bebouwde kom, met diverse zijstraten dan wel kruispunten, alsmede verkeerslichten.
Het is een feit van algemene bekendheid dat indien met een excessief hoge snelheid binnen de bebouwde kom wordt gereden dit kan leiden tot onvoldoende reactievermogen indien sprake is van een onvoorzienbare situatie. Het hof acht het zeer waarschijnlijk dat de Ringbaan Oost - ook ten tijde van het vroege ochtenduur waarop de overtreding begaan werd - door overige verkeersdeelnemers die binnen de bebouwde kom aan het verkeer plegen deel te nemen (voetgangers, fietsers, scooterrijders, auto’s, bussen, vrachtwagens) werd gebruikt, zij het in mindere mate dan overdag en tijdens de spits. Gelet evenwel op de excessief hoge snelheid waarmee de verdachte reed, had verdachte mogelijkerwijs niet op tijd kunnen reageren op enig kruisend verkeer of (zeer) langzaam voortbewegend verkeer en overige onvoorzienbare situaties. Met zijn handelen heeft hij derhalve gevaarzettende situaties kunnen veroorzaken.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het met een te hoge snelheid rijden, namelijk 165 kilometer per uur, binnen de bebouwde kom, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg kon worden veroorzaakt.
Het hof acht niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde deel, “werd veroorzaakt” nu dat niet is komen vast te staan, en spreekt hem daarvan vrij.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De verdediging heeft in geval van bewezenverklaring van zowel feit 1 als feit 2 bepleit dat het in het onderhavige geval gaat om één ongeoorloofd wilsbesluit, waarbij soortgelijke handelingen zijn verricht, namelijk telkens het te hard rijden, tijdens één en dezelfde rit in een zeer kort tijdsbestek. De verdediging stelt dat zodoende sprake is van een voorgezette handeling.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Het verweer kan niet slagen. De afzonderlijk bewezenverklaarde feiten 1 en 2 komen voort uit van elkaar losstaande wilsbesluiten. De verdachte heeft de Audi RS6 bestuurd vanaf tankstation Helenaveen vanaf kort voor 04:51:31 op 2 juni 2016, waarna de eerste bewezenverklaarde overschrijding van de maximum snelheid is geregistreerd op 2 juni 2016 om 04:53:04 uur op de A67, de tweede diezelfde ochtend om 05:04:17 op de A2, de derde enkele minuten later om 05:09:42 op de A58 (feit 1) en de vierde daarop volgend om 05:15 uur op de Ringbaan Oost in Tilburg (feit 2). Het betreft hier afzonderlijke gedragingen, die op verschillende tijdstippen en enerzijds op autosnelwegen (feit 1) en anderzijds op een weg binnen de bebouwde kom zijn verricht (feit 2), wat volgens het hof blijk geeft van meerdere wilsbesluiten. De maximum toegestane snelheid op de wegen genoemd in feit 1 bedroeg destijds 130 km/uur terwijl de maximumsnelheid op de Ringbaan Oost als vermeld in feit 2 50 km/uur bedraagt. Dat er niet meer dan enkele minuten tussen de gedragingen zit, maakt niet dat de gedragingen voortkomen uit één wilsbesluit. De verdachte heeft immers voldoende gelegenheid gehad om zijn snelheid telkens aan te passen aan de geldende maximumsnelheid ter plaatse en de steeds wisselende verkeerssituatie ter plaatse. Dat hij dit niet heeft gedaan, maakt dit niet anders. Het hof oordeelt daarom dat het handelen van verdachte ten aanzien van de hem verweten gedragingen in feit 1 en feit 2 niet moet worden beschouwd als een voortgezette handeling.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De kantonrechter heeft de verdachte ter zake van de overtredingen van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 onder feit 1 primair veroordeeld tot - kort gezegd - een rijontzegging van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Naast de algemene voorwaarde dat verdachte zich binnen die proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, is daaraan de bijzondere voorwaarde verbonden dat hij uiterlijk op 30 april 2019 € 4.000,00 stort in een schadefonds voor verkeersslachtoffers.
Ter zake van de overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 onder feit 2 primair is de verdachte veroordeeld tot - kort gezegd - een rijontzegging van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met vermindering van de tijd dat zijn rijbewijs reeds ingevorderd is geweest. Naast voormelde algemene voorwaarde is ook daaraan de bijzondere voorwaarde verbonden dat hij uiterlijk op 30 april 2019
€ 2.500,00 stort in een schadefonds voor verkeersslachtoffers.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen
- betreffende feit 1 primair; tot 18 maanden ontzegging van de motorrijbevoegdheid, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, waarbij als bijzondere voorwaarde dient te worden opgelegd dat door de verdachte € 4.000,- zal worden gestort in een na te melden schadefonds.
- betreffende feit 2 primair; tot 12 maanden ontzegging van de motorrijbevoegdheid, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, waarbij als bijzondere voorwaarde dient te worden opgelegd dat door de verdachte € 2.500,- zal worden gestort in een na te melden schadefonds.
Ten slotte heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof daarbij een keuze maakt uit de volgende schadefondsen:
- Vereniging Verkeersslachtoffers;
- Veilig Verkeer Nederland;
- Slachtofferhulp Nederland.
De verdediging heeft primair bepleit een volledig voorwaardelijke rijontzegging op te leggen en subsidiair een rijontzegging van beperkte duur. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte sinds de hem verweten gedragingen een stijgende lijn aan positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt. Benadrukt wordt dat de verdachte ten tijde van het voorval een first-offender was inzake overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994, dat de verdachte afhankelijk van zijn rijbewijs is voor zijn werk, omdat hij meerdere ‘businessen’ (
het hof begrijpt: ondernemingen) leidt en de werkzaamheden zich alsmaar uitbreiden en hij de verantwoordelijkheid draagt voor meerdere medewerkers. Verder heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte, gelet op zijn bekendheid, al onevenredig hard is getroffen door deze zaak, gelet op de aandacht die de media aan deze strafzaak heeft geschonken. Omdat er volgens de verdediging sprake is van een voortgezette handeling als bedoeld in artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht had in eerste aanleg slechts in totaal ten hoogste 2 jaar rijontzegging mogen worden opgelegd. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof voor wat betreft het opleggen van een geldboete en voor zover de verdachte wordt geacht geld te storten in een schadefonds, gaat de voorkeur uit naar het schadefonds Vereniging Verkeersslachtoffers.
Het hof overweegt als volgt.
Verdachte heeft zich - kort gezegd - schuldig gemaakt aan het herhaaldelijk overtreden van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 in de vroege ochtend van 2 juni 2016. Verdachte heeft eerst met snelheden van respectievelijk ongeveer 289 km/u, 248 km/u en 293 km/u over autosnelwegen gereden waar de toegestane maximumsnelheid toentertijd 130 kilometer per uur bedroeg. Hiermee heeft hij zich schuldig gemaakt aan buitengewoon gevaarzettend rijgedrag. Vervolgens heeft verdachte diezelfde ochtend zijn weg vervolgd binnen de bebouwde kom van Tilburg, waarbij hij op enig moment 165 km/u heeft gereden, terwijl de aldaar voor motorvoertuigen toegestane maximumsnelheid 50 kilometer per uur bedroeg. Ook met dit handelen kon verdachte gevaar op die weg veroorzaken. Door aldus te handelen heeft de verdachte de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht en er blijk van gegeven zich niets gelegen te laten liggen aan de in Nederland geldende verkeerswetgeving.
Daarbij neemt het hof het de verdachte zeer kwalijk dat hij de openbare weg als racebaan heeft gebruikt. De verdachte heeft daarmee levensgevaarlijke situaties in het leven (kunnen) (ge)roepen en zich kennelijk helemaal niets aangetrokken van andere verkeersdeelnemers op de autosnelwegen en mogelijke verkeersdeelnemers binnen de bebouwde kom, waar ook met name kwetsbare verkeersdeelnemers als voetgangers, fietsers en scooterrijders op zijn pad hadden kunnen komen. Daarenboven zat de verdachte niet alleen in de auto, hij was als bestuurder ook nog eens verantwoordelijk voor meerdere inzittenden die ochtend, maar van die verantwoordelijkheid heeft hij niet doen blijken. De verdachte heeft simpelweg meerdere levens op het spel gezet door plankgas Brabant te doorkruisen.
Het hof rekent het de verdachte in het bijzonder nog aan dat op zijn YouTube kanaal toentertijd een filmpje is gezet waarop deze levensgevaarlijke rijmanoeuvres van de verdachte te zien zijn geweest. Ook daarbij heeft de verdachte zich klaarblijkelijk geen enkele rekenschap gegeven van de gevolgen, waarbij zijn - naar eigen zeggen - grote schare volgers zijn gedragingen als voorbeeld hadden kunnen nemen. In tegenstelling tot zijn eigen bewoordingen acht het hof zijn gedragingen alles behalve stijlvol en getuigen deze louter van gebrek aan respect voor zijn medeweggebruikers. Ook houdt het hof in het nadeel van de verdachte rekening met het feit dat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde een beginnend bestuurder was, reden waarom een strenge reactie op zijn verwijtbare handelen, op zijn plaats is. Voor zover overigens door en namens de verdachte is betoogd dat hij zijn rijbewijs eigenlijk niet kan missen, acht het hof onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de verdachte zijn rijbewijs nodig heeft en dat hij niet in de gelegenheid is om zich op een andere wijze van A naar B te verplaatsen. Bij dat oordeel betrekt het hof dat de verdachte klaarblijkelijk over ruime financiële middelen beschikt die het mogelijk maken dat hij zich van de nodige alternatieven kan voorzien, zoals bijvoorbeeld een (persoonlijke) chauffeur of door gebruikmaking van het openbaar vervoer. Dat verdachte dit niet wenselijk acht en bij voorkeur zelf rijdt, doet daaraan niets af.
Het hof overweegt nogmaals dat van een voortgezette handeling die zou moeten leiden tot een verminderde strafwaardigheid van het bewezenverklaarde geen sprake is. Dat verweer gaat daarom niet op.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof gelet op de omstandigheid dat de verdachte, blijkens het hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 augustus 2020, ten tijde van het bewezenverklaarde niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van een overtreding van de Wegenverkeerswet 1994. Verder houdt het hof rekening met het feit dat de thans te bestraffen feiten ook betrokken hadden kunnen worden bij zaken waarvoor de verdachte inmiddels is veroordeeld. Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft daarbij kennis genomen van het feit dat de verdachte kennelijk zijn leven een andere wending heeft gegeven. Dat de verdachte tot inzicht lijkt te zijn gekomen dat daartoe de noodzaak bestond, kan het hof waarderen.
Naar het oordeel van het hof kan evenwel niet worden volstaan met de straffen en de modaliteiten als door de advocaat-generaal gevorderd, omdat daarin de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, onvoldoende tot uitdrukking komt.
Alles afwegende acht het hof ten aanzien van feit 1 primair een voorwaardelijke hechtenis voor de duur van een week met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een rijontzegging voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, verminderd met de tijd dat het rijbewijs reeds ingevorderd is geweest, en met daaraan verbonden, naast de algemene voorwaarde dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, de bijzondere voorwaarde dat veroordeelde binnen 3 maanden na het onherroepelijk worden van dit arrest € 4.000,00 zal storten in na te melden schadefonds, passend en geboden;
en
ten aanzien van feit 2 primair een voorwaardelijke hechtenis voor de duur van een week met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een rijontzegging voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, verminderd met de tijd dat het rijbewijs reeds ingevorderd is geweest, en met daaraan verbonden, naast de algemene voorwaarde dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, de bijzondere voorwaarde dat veroordeelde binnen 3 maanden na het onherroepelijk worden van dit arrest € 2.500,00 zal storten in na te melden schadefonds, passend en geboden.
Met oplegging van (gedeeltelijk) voorwaardelijke straffen wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van de onder feit 2 primair impliciet cumulatief tenlastegelegde feiten onder de gedachtestreepjes een, twee, drie, vier en zes, alsmede ter zake van de onder feit 2 subsidiair impliciet cumulatief tenlastegelegde feiten onder de gedachtestreepjes een, twee, drie, vier en zes.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en
2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:

Veroordeelt de verdachte tot hechtenis voor de duur van 1 (één) week.

Bepaalt dat de hechtenis niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde uiterlijk binnen 3 (drie maanden) na het onherroepelijk worden van dit arrest een geldbedrag van € 4.000 (vierduizend euro) zal storten op de rekening van het schadefonds van de Vereniging Verkeersslachtoffers.
Ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde:

Veroordeelt de verdachte tot hechtenis voor de duur van 1 (één) week.

Bepaalt dat de hechtenis niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde uiterlijk binnen 3 (drie) maanden na het onherroepelijk worden van dit arrest een geldbedrag van € 2.500 (tweeduizend vijfhonderd euro) zal storten op de rekening van het schadefonds van de Vereniging Verkeersslachtoffers.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straffen voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straffen geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. N.I.B.M. Buljevic, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. V.C. Minneboo, griffier,
en op 20 oktober 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. G.J. Schiffers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het eind-proces-verbaal van de politie, Landelijke Eenheid, Dienst Infrastructuur, Unit Zuid-West, Groep Breda, met kenmerk 2016051139, afgesloten d.d. 26 januari 2018, zoals opgenomen in het digitale dossier met parketnummer 20-000420-19 en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 288.