In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen de uithuisplaatsing van haar kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M.T.E. Kranenburg, verzocht om de eerdere beschikkingen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant te vernietigen en de uithuisplaatsing van de kinderen per direct te beëindigen. De kinderen waren onder toezicht gesteld en uithuisgeplaatst op basis van zorgen over hun ontwikkeling en veiligheid, veroorzaakt door de aanhoudende conflicten tussen de ouders. De vader van de kinderen steunde de moeder in haar verzoek en voerde aan dat de kinderen zich goed voelden bij hem en dat er geen gevaar was voor hun welzijn.
Tijdens de mondelinge behandeling op 7 september 2020 werd de GI vertegenwoordigd door een onbekende vertegenwoordiger, en de Raad voor de Kinderbescherming was niet aanwezig. De GI verdedigde de uithuisplaatsing, stellende dat de kinderen in een schadelijke situatie verkeerden door de voortdurende strijd tussen de ouders. Het hof overwoog dat de gronden voor de uithuisplaatsing aanwezig waren, gezien de ernstige ontwikkelingsbedreigingen en de noodzaak om de kinderen in een veilige omgeving te plaatsen. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikkingen van de rechtbank, waarbij het belang van de kinderen voorop stond en de noodzaak van verdere hulpverlening werd benadrukt.