ECLI:NL:GHSHE:2020:3204

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 oktober 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
200.281.613_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en verwijzing naar Ambulant Centrum Fivoor in een familiezorgzaak

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep in een familiezorgzaak tussen de vader en de moeder van een minderjarige, geboren in 2016. De vader, vertegenwoordigd door mr. J. Nederlof, heeft in hoger beroep verzocht om de bestreden beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant te vernietigen en een zorgregeling vast te stellen. De moeder, vertegenwoordigd door mr. G. Demir, heeft hiertegen geappelleerd. De rechtbank had eerder aan de moeder vervangende toestemming verleend om met de minderjarige te verhuizen en had de verzoeken van de vader om het hoofdverblijf van de minderjarige bij hem vast te stellen afgewezen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 11 augustus 2020 heeft het hof de problematiek tussen de ouders besproken en geconcludeerd dat er een patroon van toenemende afstand en onmacht is ontstaan, wat een bedreiging vormt voor het welzijn van de minderjarige. Het hof heeft besloten om beide ouders door te verwijzen naar het Ambulant Centrum Fivoor voor onderzoek en behandeling, met als doel het herstel van de ernstig geschonden ouderlijke betrekkingen. De ouders dienen zich via hun huisarts te laten doorverwijzen naar Fivoor.

Het hof heeft de verdere behandeling van de zaak aangehouden tot 1 maart 2021, in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek en de behandeling door Fivoor. De beslissing van het hof is op 15 oktober 2020 uitgesproken in het openbaar, waarbij de rechters C.A.R.M. van Leuven, H. van Winkel en E.M.C. Dumoulin aanwezig waren.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 15 oktober 2020
Zaaknummer: 200.281.613/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/349709 FA RK 16-6828
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J. Nederlof.
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. G. Demir,
Deze zaak gaat over [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 22 juli 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 7 augustus 2020, heeft de vader verzocht, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om onder verbetering en aanvulling van de gronden, de bestreden beschikking te vernietigen dan wel opnieuw rechtdoende:
Primair
a. te bepalen, inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, dat [minderjarige] in de oneven weken bij de vader zal zijn en in de even weken bij de moeder, waarbij het wisselmoment zal plaatsvinden op zondagmiddag om 17.00 uur;
b. te bepalen. dat de feestdagen en de (school)vakanties in onderling overleg tussen partijen in gelijke delen worden gedeeld.
Subsidiair
a. te bepalen, inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, dat [minderjarige] van vrijdagmiddag 17:00 uur tot woensdagmorgen naar school bij de vader zal zijn, waarbij de vader [minderjarige] naar school brengt, en vervolgens dat [minderjarige] van woensdagmiddag na school tot zondagmiddag 17:00 uur bij de moeder zal zijn en vervolgens weer tot woensdagochtend naar school bij de vader, enzovoort;
b. te bepalen, dat de feestdagen en de (school)vakanties in onderling overleg tussen partijen in gelijke delen worden gedeeld.
Meer subsidiair
a. te bepalen, dat inzake de verdeling van de zorg en opvoedingstaken er een zorgregeling door het hof wordt vastgelegd welke in het belang van [minderjarige] wordt geacht, in goede justitie door het hof vast te stellen;
Uiterst subsidiair
a. te bepalen dat partijen worden verwezen naar het mediationbureau Oost-Brabant teneinde de mediation met mr. M.A. de Voort (Chin-A-Fat en de Voort advocaten en mediators,
[adres] , [postcode] [kantoorplaats] , te kunnen opstarten, dan wel dat mr. M.A. de Voort door het hof wordt benoemd als (forensisch) mediator en dat hiertoe opdracht wordt gegeven
met een nadere formulering van de onderzoeksvragen en dat de (forensisch) mediator het hof verslag zal doen van hetgeen is besproken, dan wel het deskundigenbericht binnen
een daartoe gestelde termijn zal toezenden aan het hof, zodra de (forensische)
mediation is beëindigd.
Verzoek voeging:
te bepalen dat de behandeling van onderhavig appel, gelijktijdig zal plaatsvinden met de verdere behandeling van het hoger beroep in het kader van de vervangende toestemming, bekend bij het hof onder zaaknummer 200.271.146/01.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het faxbericht van mr. Kerkhof van 10 augustus 2020;
  • het V8-formulier van mr. Kerkhof van 9 september 2020;
  • het V8-formulier van mr. Nederlof van 14 september 2020.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit deze relatie is geboren:
- [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] .
De vader heeft [minderjarige] erkend.
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit, die het hoofdverblijf bij de moeder heeft.
3.2.
Bij de beschikking van rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 25 november 2019 heeft de rechtbank aan de moeder vervangende toestemming verleend om met [minderjarige] te verhuizen naar [woonplaats moeder] en het verzoek van de vader om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem vast te stellen, afgewezen.
Bij deze beschikking heeft de rechtbank tevens aan de vader vervangende toestemming verleend om [minderjarige] in te laten schrijven op basisschool [basisschool 1] in [woonplaats vader] .
De rechtbank heeft verder de beslissing over de zorgregeling pro forma aangehouden, in afwachting van de resultaten van schikkingsonderhandelingen tussen partijen.
3.3.
Het hof heeft vervolgens bij beschikking van 12 maart 2020 (in de hoofdzaak met zaaknummer 200.271.146/01) iedere verdere beslissing aangehouden in afwachting van de beslissing van de rechtbank over de zorgregeling en heeft de advocaten van partijen verzocht, het hof uiterlijk twee weken vóór 30 juni 2020 schriftelijk te informeren over de stand van zaken en over de verdere afhandeling van de zaak, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raad.
In het incident met zaaknummer 200.271.146/02 heeft het hof de verzoeken van de moeder tot het schorsen van de werking van de bestreden beschikking en tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.
3.4.
Bij de bestreden beschikking van 22 juli 2020 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat de vader en [minderjarige] gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar gedurende elke woensdag van 17:00 uur tot donderdag 18:00 uur en om het weekend van zaterdag 10:30 uur tot maandagochtend, waarbij de vader [minderjarige] op die maandagen naar school brengt.
3.5.
Bij beschikking van het hof van 20 augustus 2020 heeft het hof, uitvoerbaar bij voorraad, de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 25 november 2019 voor zover daarin aan de vader vervangende toestemming is verleend om [minderjarige] te laten inschrijven op basisschool [basisschool 1] te [woonplaats vader] vernietigd en alsnog aan de moeder vervangende toestemming verleend om [minderjarige] in te schrijven op Basisschool [basisschool 2] te [woonplaats moeder] .
Het hof heeft daarbij benadrukt dat hierdoor niet wordt vooruitgelopen op enige beslissing in het hoger beroep over de zorgregeling en geeft in verband daarmee de ouders in overweging deze schoolwijziging van [minderjarige] goed met elkaar af te stemmen als het gaat om halen en brengen en ook in relatie tot een praktische en voor [minderjarige] goede zorgverdeling daarbij.
Het hof heeft voorts, voor zover thans van belang, in deze beschikking het verzoek van de vader om, gezien de verknochtheid en/of connexiteit, de behandeling van de zaken geregistreerd onder nummer 200.271.146/01 en de onderhavige zaak (200.281.613/01) samen te voegen, afgewezen.
3.6.
Ter mondelinge behandeling van het hof op 11 augustus 2020, de voortgezette mondelinge behandeling in de zaak met zaaknummer 200.271.146/01, is reeds in het kader van de onderhavige zaak, aanhangig gemaakt op 7 augustus 2020, het voornemen van het hof besproken om partijen door te verwijzen in het kader van een poliklinisch onderzoek en poliklinische behandeling van de ouders. Na deze mondelinge behandeling heeft het hof zich hierover laten informeren. Daar is uitgekomen dat het Ambulant Centrum Fivoor te [vestigingsplaats] de aangewezen instantie lijkt voor de gesignaleerde problematiek. De ouders zijn vast komen te zitten in een patroon dat bij ongewijzigde instandhouding een forse bedreiging voor het gemeenschappelijk ouderschap en het welzijn van [minderjarige] kan gaan opleveren. Kenmerken van het patroon zijn: toenemende afstand tussen de ouders; onmacht om met de situatie om te gaan: er is een sprake van toenemend “verlies” van ouder zijn aan de zijde van de vader, terwijl de moeder toenemende onmacht ervaart om er met de vader ooit nog uit te komen. Manieren van omgaan met de situatie en met elkaar die wellicht al tijdens de partnerrelatie frustraties opriepen, lijken nu versterkt op te spelen. Lichte interventies zullen de ouders geen baat brengen.
Beide partijen hebben positief gereageerd op de vraag van het hof of zij akkoord kunnen gaan met een doorverwijzing.
Navraag bij Fivoor heeft opgeleverd dat de ouders zich ieder individueel tot hun huisarts dienen te wenden met het verzoek tot doorverwijzing via de polis ziektekosten naar Fivoor (tweedelijns hulp). De onderliggende hulpvraag betreft zowel die naar onderzoek naar het eigen aandeel in de ontstaande klemsituatie, als vervolgstappen in de naar aanleiding van de uitkomsten van onderzoek te aanvaarden individuele en / of gemeenschappelijke hulpverlening op ouderniveau.
3.7.
Het voorgaande maakt dat het hof op basis daarvan partijen zal doorverwijzen naar Fivoor en de verdere behandeling van de zaak vier maanden zal aanhouden in afwachting van het verloop en de uitkomsten van het onderzoek en de behandeling. Partijen zullen vervolgens door het hof in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk te reageren op de uitkomsten van de behandeling.
3.8.
Op grond van het voorgaande zal het hof iedere verdere beslissing aanhouden.

4.De beslissing

Het hof:
verwijst [de vader] , wonende te [woonplaats] , voor onderzoek en behandeling naar Ambulant Centrum Fivoor te [vestigingsplaats] , Ambulant Centrum [vestigingsplaats] , [adres]
[postcode] [vestigingsplaats] ,
[e-mailadres], [telefoonnummer] ;
en
verwijst [de moeder] , wonende te [woonplaats] , voor onderzoek en behandeling naar Ambulant Centrum Fivoor te [vestigingsplaats] , Ambulant Centrum [vestigingsplaats] , [adres]
[postcode] [vestigingsplaats] ,
[e-mailadres][telefoonnummer] ;
een en ander via tussenkomst van de huisarts(en) van de ouders, tot wie de ouders zich zullen wenden om voor verwijzing naar Fivoor in aanmerking te komen,
zulks met het oog op herstel van de ernstig geschonden ouderlijke betrekkingen, ziende op hun zoon: [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] ;
verzoekt het Ambulant Centrum Fivoor, een onderzoek in te stellen en te behandelen conform hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 3.6 is overwogen;
verzoekt het Ambulant Centrum Fivoor tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum
rapportuit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan tot PRO FORMA 1 maart 2021.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, H. van Winkel, en E.M.C.Dumoulin en is op 15 oktober 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.