Niet in het geschil is dat er bij [minderjarige] sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging.
Uit het raadsrapport is naar voren gekomen dat [minderjarige] mede door haar verleden een kwetsbaar meisje is. Deze kwetsbaarheid wordt vergroot door haar verstandelijke beperking, waardoor zij functioneert op het niveau van een zesjarig kind. [minderjarige] is hierdoor onvoldoende in staat om voor eigen belangen op te komen.
In het verleden zijn er langdurig forse zorgen geweest over het gezinssysteem, waarbij er ook veel zorgen zijn geweest over de emotionele, lichamelijke, pedagogische en seksuele veiligheid van [minderjarige] . Daarbij is uit het raadsrapport gebleken dat de vader binnen zijn eigen gezin misbruik heeft gemaakt van zijn kinderen voor zijn eigen financieel gewin.
Beide ouders hebben langdurig in detentie verbleven. Tijdens de detentie van de ouders verbleef [minderjarige] aanvankelijk bij haar broer [broer] , maar nadat deze situatie onvoldoende veilig en/of geschikt was gebleken, heeft [minderjarige] daarna enige tijd bij [instelling 2] verbleven. Na afloop van de detentie van de moeder kon [minderjarige] bij haar moeder in [instelling 1] verblijven, mits zij zich aan de voorwaarden van [instelling 1] zou houden.
Alhoewel de ouders aanvoeren dat zij het verleden achter zich willen laten en dat dit verleden, gelet op de tussenliggende opheffing van de eerdere ondertoezichtstelling, niet ten grondslag kan liggen aan de verzoeken, is [minderjarige] door dit verleden belast geraakt en zijn er opnieuw zorgen over [minderjarige] ontstaan, zodat het hof dit relevant acht voor de beoordeling van deze verzoeken. Dat er bij de ouders daadwerkelijk sprake is van een positieve gedragsverandering zal de tijd immers nog moeten leren.
Vanaf 20 februari 2020 kon [minderjarige] niet langer bij [instelling 1] verblijven, omdat uit vier urinecontroles is gebleken dat er sprake was van drugsgebruik. Alhoewel de testuitslagen niet zijn overgelegd, vertrouwt het hof erop dat Veilig Thuis en de raad hier voldoende onderzoek naar hebben gedaan.
Er was bovendien geen alternatieve verblijfplaats voor [minderjarige] voorhanden. Reeds op grond hiervan was het noodzakelijk dat [minderjarige] uit huis werd geplaatst. Weliswaar heeft de moeder sinds enige tijd een studio, maar hierin is maar één slaapkamer aanwezig, zodat deze woning voor [minderjarige] niet geschikt wordt geacht.
Bovendien is uit de stukken, waaronder het raadsrapport, naar voren gekomen dat er ook andere zorgen zijn, waaronder zorgen over de pedagogische vaardigheden van de ouders. Zo is gedurende het verblijf bij [instelling 1] naar voren gekomen dat de moeder niet in staat is gebleken om aan de basale opvoedingsvoorwaarden voor [minderjarige] te voldoen. Er was sprake van een zeer verwaarlozende en onveilige opvoedsituatie, waarbij [minderjarige] er vaak onverzorgd en moe uitzag, waarbij sprake was van veel schoolverzuim en waarbij de moeder geen regels en grenzen hanteerde.
Voor zover de ouders hebben betoogd dat het hof de ondertoezichtstelling eerder heeft beëindigd en er dus geen zorgen meer waren, is er nu sprake van een andere situatie. Immers, ten tijde van de eerdere uitspraak van het hof in december 2018 was de vader nog gedetineerd en op grond van de informatie die op dat moment beschikbaar was, werd [minderjarige] niet in haar ontwikkeling bedreigd, terwijl vaststaat dat deze ontwikkelingsbedreiging er nu wel is en de detentie van de vader inmiddels is beëindigd.
Het hof neemt daarbij verder in overweging dat er vanuit de detentie ook zorgen zijn geuit over vermeend seksueel grensoverschrijdend gedrag van de vader jegens [minderjarige] . Gelet op het verleden van de vader maakt dit dat de zorgen over [minderjarige] bij een thuisplaatsing enkel toenemen. Immers, de ouders hebben per 1 oktober 2020 een nieuwe woning en de ouders willen deze woning samen met [minderjarige] gaan betrekken, terwijl in het verleden herhaaldelijk is gebleken dat de moeder niet tegen de vader is opgewassen. Het hof heeft ernstige zorgen of de moeder zelfstandig in staat is [minderjarige] zo nodig tegen onveilige situaties te beschermen. Voor zover de vader de stellingen van de GI heeft weersproken en deze niet geheel juist zouden zijn, gaat het hof hieraan voorbij, nu het hof geen enkel risico ten aanzien van [minderjarige] wil nemen. Bovendien zijn er óók zorgen of de ouders voldoende oog hebben voor de emotionele, lichamelijke, pedagogische en seksuele veiligheid in het algemeen van [minderjarige] . Dit klemt te meer, nu [minderjarige] zich - in ieder geval door de moeder - niet laat aansturen.
Daar komt nog bij dat er tot op heden geen samenwerking tussen de ouders en de GI mogelijk blijkt te zijn. Wat de oorzaak hier ook van is, dit maakt dat geen hulpverlening in de thuissituatie kan worden ingezet en dat een thuisplaatsing ertoe zal leiden dat er onvoldoende zicht op [minderjarige] blijft. Het hof acht dit op grond van het hetgeen hiervoor is overwogen zeer onwenselijk.