ECLI:NL:GHSHE:2020:3201

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 oktober 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
200.267.186_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en toekenning eenhoofdig gezag aan de moeder in het belang van het kind

In deze zaak, uitgesproken op 15 oktober 2020 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de beëindiging van het gezamenlijk gezag van de ouders over hun dochter, geboren in 2009. De vader, die in hoger beroep is gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank, verzoekt om het gezamenlijk gezag te handhaven. De moeder heeft verzocht om het gezag te wijzigen naar eenhoofdig gezag, wat de rechtbank heeft toegewezen. De vader heeft een problematische achtergrond, waaronder een ISD-maatregel en een geschiedenis van geweld en verslaving, wat heeft geleid tot een onveilige situatie voor het kind. Het hof heeft vastgesteld dat de vader in de afgelopen jaren niet in staat is geweest om een stabiele en veilige omgeving te bieden en dat het in het belang van het kind is dat de moeder alleen het gezag uitoefent. Het hof heeft ook overwogen dat de communicatie tussen de ouders ernstig gebrekkig is en dat gezamenlijk gezag niet langer werkbaar is. De beslissing van het hof is om de eerdere beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, waarbij het gezag aan de moeder is toegewezen, en de proceskosten in hoger beroep te compenseren.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 15 oktober 2020
Zaaknummer: 200.267.186/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/340263 FA RK 18-5497
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
verblijvende te [verblijfplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.W.F. van Wijk,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: mr. S. Striekwold.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidoost-Nederland, locatie [locatie] .
hierna te noemen: de raad.
Deze zaak gaat over:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 10 juli 2019.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 2 oktober 2019, heeft de vader verzocht primair voormelde beschikking te vernietigen en het verzoek van de moeder om tot wijziging van gezag te komen, alsnog af te wijzen. Subsidiair verzoekt de vader om de raad onderzoek te laten uitvoeren naar het verzoek van de moeder om tot wijziging van het gezag te komen.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 26 november 2019, heeft de moeder verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep althans zijn beroep af te wijzen en de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen met veroordeling van de vader in de kosten van deze procedure.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 september 2020. Bij die gelegenheid zijn partijen gehoord, bijgestaan door hun advocaten.
Namens de raad is mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] gehoord.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 1 juli 2019;
- het V-formulier van 2 september 2020 met bijlagen van de advocaat van de vader;
- het V-formulier van 8 september 2020 met bijlagen van de advocaat van de vader.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn van 5 november 2009 tot 9 mei 2011 met elkaar getrouwd geweest. Voorafgaand aan hun huwelijk is geboren:
- [minderjarige] (hierna:
[minderjarige]), op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] .
[minderjarige] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder. Partijen hadden tot aan de bestreden beschikking gezamenlijk het gezag over [minderjarige] .
3.2.
Bij beschikking van 12 januari 2018 heeft de rechtbank het verzoek van de vader om te komen tot een zorgregeling met [minderjarige] , afgewezen.
3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank, op verzoek van de moeder, het gezamenlijk gezag van beide ouders beëindigd en bepaald dat de moeder voortaan alleen is belast met het gezag over [minderjarige] .
3.4.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen. In zijn beroepschrift voert hij, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, - kort samengevat - het volgende aan.
Op verzoek van de vader heeft de rechtbank in een lopende strafzaak in juni 2018 een ISD-maatregel (toevoeging hof: Inrichting voor Stelselmatige Daders) opgelegd voor de duur van twee jaar. Sinds februari 2019 verblijft de vader in een FPA-kliniek. De vader heeft een aantal therapieën gevolgd gericht op agressie en middelengebruik. Hij heeft ook EMDR-therapie. De begeleiders van de vader zijn zeer positief gestemd over de vader.
De vader erkent dat hij de afgelopen jaren geen stabiel leven heeft geleid. Inmiddels is dat, weliswaar met de aangeboden hulpverlening, wel het geval. Het verzoek tot wijziging van het gezag heeft hem dan ook verbaasd. Hij heeft de afgelopen anderhalf jaar kaarten en cadeautjes gestuurd aan [minderjarige] en geprobeerd betrokken te blijven in haar leven. De vader is blijven informeren naar het welzijn van [minderjarige] . De vader heeft altijd zijn medewerking verleend op het moment dat er voor [minderjarige] beslissingen genomen moesten worden. Zo heeft hij een aanvraagformulier reisdocument ondertekend en een verklaring waarin hij toestemming geeft voor een onderzoek voor [minderjarige] . De vader weerspreekt dat hij vaak gedetineerd of onvindbaar was. De moeder is altijd op de hoogte geweest van zijn verblijfplaats. De moeder kon rechtstreeks contact opnemen met hem dan wel met zijn advocaat die hem vanaf 2011 bijstaat en altijd heeft gereageerd op de verzoeken van de toenmalige advocaat van de moeder.
De vader kan erin berusten dat hij een vader op afstand is. De raad heeft zich niet specifiek uitgelaten over de vraag of het verzoek van de moeder dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. Uit de beschikking blijkt dat de raad zich afvraagt of [minderjarige] op langere termijn geen nadelige gevolgen zal ondervinden van het feit dat de vader geen gezag meer heeft. Hij zal bij eenhoofdig gezag meer op afstand komen te staan. De raad heeft aangeboden een onderzoek uit te voeren naar een gezagswijziging.
De vader is ervan overtuigd dat de moeder als hij geen gezag meer heeft, hem niet meer zal informeren over het welzijn van [minderjarige] of hem betrekken in haar leven. Daarnaast heeft de vader geen mogelijkheid meer zelfstandig informatie op te vragen en is juridisch gezien in zijn positie bij eventuele procedures achtergesteld. Recent bleek al dat de school van [minderjarige] hem geen informatie wilde geven.
3.5.
De moeder heeft een verweerschrift ingediend. Haar standpunt luidt, kort samengevat, als volgt.
De rechtbank heeft een juiste beslissing genomen. Keer op keer beloofde de vader beterschap en keer op keer liepen zijn beloftes uit op teleurstelling, verwarring, onrust en verdriet. De moeder heeft enkele jaren getracht tot uitvoering van het gezamenlijk gezag te komen, althans gewacht op een verandering aan de zijde van de vader. Steeds weer wachtte zij behandeltrajecten af. Sinds de moeder zich realiseerde dat zij gezagszaken uit de weg ging omdat ze anders een handtekening van de vader moest vragen, is de moeder overgegaan tot indiening van het verzoek.
[minderjarige] en de moeder hebben al teveel in en onder spanning moeten leven wanneer het gaat om de vader in hun leven. [minderjarige] heeft veel meegekregen van het huiselijk geweld en is gediagnosticeerd met PTSS, waarvoor behandeling is ingezet. [minderjarige] is recentelijk aangemeld voor psychische hulp. Bij gezamenlijk gezag zal de vader actief worden betrokken bij het te doorlopen traject/plan. Dit zal bij de moeder en [minderjarige] opnieuw spanning oproepen. [minderjarige] is gebaat bij rust en haar hulpverleningsplan zou op normale wijze moeten kunnen doorlopen.
De ISD-maatregel is niet zomaar opgelegd. Daar ging een reeks aan strafbare feiten aan vooraf. Dat de vader nu een stabiel leven leidt, ziet de moeder anders. De vader doorloopt een traject waar hem regelmaat en stabiliteit wordt geboden, maar het is de vraag hoe het de vader vergaat wanneer hij straks klaar is met zijn ISD. De vader heeft een aantal jaren geleden ook al aangegeven dat hij zijn leven een andere wending had gegeven. Toch verviel hij in zijn oude patroon. Na zoveel jaren van falen en teleurstellingen kan er, nu er net sprake is van prille vooruitgang in het functioneren van de vader, niet gesteld en geoordeeld worden dat de vader zijn leven op de rit heeft en betrouwbaar genoeg is om samen met de moeder beslissingen te gaan nemen aangaande [minderjarige] .
Het is juist dat de vader zo nu en dan een cadeautje naar [minderjarige] heeft gestuurd. [minderjarige] is dan steeds van slag.
De vader gaat volledig voorbij aan wat het met de moeder doet wanneer zij de vader moet benaderen om ergens toestemming voor te vragen. De moeder mijdt liever het contact, gaat liever niet op vakantie, start liever een andere therapie waarvoor geen handtekening nodig is, dan dat zij het contact met de vader en daarmee een enorm spanningsvolle situatie moet opzoeken.
Gezag moet uitgevoerd worden door de ouders en moet niet over correspondentie met derden gaan.
De moeder is bereid de vader te voorzien van informatie over [minderjarige] en is ook bereid de school kenbaar te maken dat zij informatie met de vader mogen delen.
3.6.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de raad verklaard twijfel en zorgen te hebben. Bij gezamenlijk gezag vraagt de raad zich af hoe dit moet worden vormgegeven. Er is veel gebeurd en het is nog maar de vraag of de moeder nog kan meebewegen. Het roept veel spanningen op bij de moeder. Het is voor de raad niet duidelijk of de spanningen die [minderjarige] voelt intrinsiek van haar zijn of dat [minderjarige] de spanning van de moeder voelt. De raad twijfelt daarom of gezamenlijk gezag haalbaar is. Aan de andere kant maakt de raad zich ook zorgen of de vader wel betrokken blijft als het eenhoofdig gezag bij de moeder komt te liggen. De raad kan niet inzien wat het effect op [minderjarige] zal zijn en is bereid onderzoek te doen. De raad verwacht niet dat het onderzoek [minderjarige] zal belasten; alle kinderen die raad onderzoekt zijn kwetsbaar en de professionals kunnen hiermee werken.
Het hof overweegt het volgende.
3.7.1.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.7.2.
Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang met betrekking tot de ontwikkeling en/of sociaal, geestelijk en/of lichamelijk welzijn van hun kinderen samen dan wel in of na overleg met elkaar moeten nemen. In voorkomende gevallen kan het nodig zijn dat een dergelijke beslissing op korte of zeer korte termijn moet worden genomen.
Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt niet zonder meer met zich dat in het belang van het kind het gezag aan één van de ouders moet worden toegekend.
3.7.3.
De 11-jarige [minderjarige] is getuige geweest van huiselijk geweld tussen de ouders en zij heeft turbulente jaren meegemaakt waarin zij vaak werd geconfronteerd met een agressieve en onvoorspelbare vader. Het agressieve gedrag van de vader werd voor een belangrijk deel ingegeven door zijn problematische alcohol- en cocaïnegebruik. Uit het dossier is gebleken dat de vader is veroordeeld voor bedreiging van de moeder en dat hem een gevangenisstraf is opgelegd voor 300 dagen waarvan 187 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. Ook is de vader een straat- en contactverbod opgelegd. Dit verbod heeft hij overtreden. Nadat hij de moeder en [minderjarige] stalkte, is hij gedetineerd geraakt tot mei 2018.
3.7.4.
De stelling van de vader dat hij de afgelopen tijd een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt, wordt in enige mate onderschreven door het hof. Uit het dossier blijkt dat de vader gemotiveerd is voor gedragsverandering en dat hij goed heeft meegewerkt aan alles wat van hem werd verlangd binnen de ISD-maatregel die van juni 2018 tot juni 2020 op hem van toepassing is geweest. Vanuit de PI [PI] is de vader geplaatst op een zorgboerderij in [plaats 1] waar hij nu woont en werkt. In oktober 2020 zal hij verhuizen naar [plaats 2] met 24-uurs begeleiding. Uit de stukken blijkt dat de vader geen cocaïne meer heeft gebruikt.
Hoewel dit zonder meer positieve signalen zijn, staat daar tegenover dat uit de stukken van NovaFarm blijkt dat de vader heel recent nog “een aantal uitglijders” heeft gehad in zijn alcoholgebruik. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader hierover verklaard dat zijn behandeling daarna is opgeschaald van mild naar intensief. De vader heeft ook nog groepstherapie en gebruikt, met toestemming van Novadic/Kentron, dagelijks één joint. De tijd zal uitwijzen of de vader daadwerkelijk op eigen kracht een stabiel leven zal gaan leiden. Dat kan nu nog niet worden vastgesteld, aangezien het ISD-traject nog maar net is afgerond en de vader nog omringd is door beschermende factoren van de hulpverlening. Het hof vindt de positieve ontwikkeling van de vader nog pril en onvoldoende stabiel om te kunnen aannemen dat sprake is van een duurzame positieve gedragsverandering. Daarbij komt dat de vader zich in de bijna zes jaar lopende procedure om tot omgang tussen hem en [minderjarige] te komen ook steeds heeft beroepen op de intensieve hulpverlening die hij kreeg en nog steeds krijgt en de daardoor gerealiseerde goede vooruitgang in zijn persoonlijk functioneren, terwijl de vader dat positieve functioneren niet heeft weten vast te houden.
3.7.5.
[minderjarige] heeft de vader in 2011 voor het laatst gezien en heeft meerdere jaren in onzekerheid geleefd of de vader wel of geen rol zou krijgen in haar leven. Het hof ziet in [minderjarige] een heel kwetsbaar meisje. Zij heeft te kampen met kindeigen problematiek en hechtingsproblematiek. [minderjarige] zit op het speciaal onderwijs. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat [minderjarige] op sociaal-emotioneel gebied functioneert op het niveau van een kleuter. [minderjarige] heeft speltherapie en is gediagnosticeerd met PTSS. Het hof ziet dat de geschiedenis met de vader bij [minderjarige] diepe sporen heeft nagelaten. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder verklaard dat [minderjarige] op [datum] 2020 een kaartje met een hangertje van de vader heeft ontvangen en vervolgens dusdanig veel spanningen bij [minderjarige] zijn opgekomen, dat ze in het ziekenhuis eindigde met een heftige migraine-aanval. Gezien de problematiek waarmee [minderjarige] kampt en hetgeen zij met de vader heeft meegemaakt, acht het hof het aannemelijk dat [minderjarige] snel uit balans is en heftig kan reageren als zij – direct of indirect – met de vader wordt geconfronteerd. Het hof wil [minderjarige] hiertegen beschermen. Als de vader het gezag blijft houden, zal de moeder hem om toestemming moeten vragen voor (onder andere) behandeltrajecten en andere belangrijke beslissingen die genomen moeten worden. Niet alleen leidt dit tot spanningen bij de moeder, bovendien zal dit ook bij [minderjarige] spanningen veroorzaken. [minderjarige] heeft inmiddels de puberleeftijd bereikt, een nieuwe fase in haar leven, en met haar belaste achtergrond en haar problematiek acht het hof het nu bovenal in het belang van [minderjarige] dat zij zich in alle rust kan ontwikkelen en toe kan komen aan de behandeltrajecten die zij nog moet doorlopen. Voor de ontwikkeling van [minderjarige] acht het hof het van essentieel belang dat de moeder – als enige verzorgende ouder van [minderjarige] – in staat wordt gesteld om zelfstandig beslissingen te nemen met betrekking tot haar verzorging en opvoeding, zoals zij dat feitelijk al jaren alleen doet. Gezien alles wat er gebeurd is en de jaren waarop de vader nu op afstand staat, acht het hof de vader nu niet in staat om ten aanzien van [minderjarige] beslissingen te nemen die in voldoende mate aansluiten bij haar huidige ontwikkeling(s-fase).
3.7.6.
Het hof neemt hierbij in aanmerking dat van een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening van de ouders over [minderjarige] al lange tijd geen sprake meer is. De ouders hebben een belast verleden met elkaar en communiceren al jarenlang niet meer met elkaar. Zo is tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep gebleken dat de ouders er niet in zijn geslaagd te bewerkstellingen dat er bij [minderjarige] een erfelijkheidsonderzoek wordt uitgevoerd naar aanleiding van een ernstige erfelijke ziekte die de vader kennelijk heeft. Het hof heeft waargenomen dat de ouders naar elkaar blijven wijzen voor het antwoord op de vraag waarom dit onderzoek nog niet is verricht. Hieruit blijkt dat het de ouders niet lukt om samen gezag beslissingen te nemen, zelfs niet als het om de gezondheid van [minderjarige] gaat. Het hof ziet hierin bevestigd dat gezamenlijk gezag voor deze ouders niet langer werkbaar is.
3.7.7.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is om te bepalen dat het gezag voortaan alleen aan de moeder toekomt. Al het overige dat door de vader is aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden.
Aanvullend onderzoek
3.7.8.
Het hof ziet geen aanleiding om een nieuw raadsonderzoek te gelasten, zoals door de vader verzocht. Het belang van [minderjarige] verzet zich hiertegen, met name omdat zij – meer dan een gemiddeld kind – een heel kwetsbaar meisje is. De afgelopen jaren zijn er al meerdere raadsonderzoeken geweest waarin [minderjarige] is betrokken. Een nieuw onderzoek zal (weer) leiden tot onrust en spanning. Het hof acht het om deze redenen niet gewenst en in strijd met de belangen van [minderjarige] om haar wederom te betrekken in een zodanig onderzoek. Bovendien acht het hof zich voldoende geïnformeerd om te beslissen over het gezag.
Proceskosten
3.7.9.
Voor een proceskostenveroordeling, zoals door de moeder verzocht, ziet het hof geen aanleiding. Tot een proceskostenveroordeling in familiezaken wordt pas overgegaan als een partij de ander evident nodeloos in rechte betrekt. Daarvan is geen sprake. Beëindiging van gezag is een ingrijpende beslissing en de vader heeft het recht om de beslissing van de rechtbank aan het hof voor te leggen. Het hof zal de proceskosten in hoger beroep – zoals gebruikelijk – compenseren, nu partijen een relatie met elkaar hebben gehad en deze procedure gaat over hun dochter.
3.7.10.
Beslist wordt als volgt.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, C.N.M. Antens en H.M.A.W. Erven en is op 15 oktober 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. D. van der Horst, griffier