In deze zaak gaat het om de beoordeling van een verzoek tot gesloten uithuisplaatsing van een minderjarige asielzoeker, die momenteel verblijft in een gesloten jeugdzorginstelling. De minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2003 in [geboorteplaats] (Marokko), is in eerste aanleg door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, op 18 augustus 2020 onder toezicht gesteld en is sindsdien ondergebracht in een gesloten accommodatie. De ouders van de minderjarige verblijven in Marokko en zijn niet betrokken bij de procedure.
De minderjarige heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank te vernietigen, met het argument dat de gesloten plaatsing niet meer nodig is gezien zijn recente positieve ontwikkelingen. Hij heeft aangegeven dat hij geen drugs meer gebruikt en dat hij zich beter voelt. De Gecertificeerde Instelling (GI) heeft echter aangegeven dat er nog steeds ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zijn, en dat de minderjarige niet in staat is om zich aan de afspraken te houden. De GI heeft ook zorgen geuit over de veiligheid van de minderjarige en de mogelijkheid van uitbuiting door volwassenen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 22 september 2020 is de minderjarige gehoord, bijgestaan door zijn advocaat, en is er een tolk ingeschakeld. De raad voor de kinderbescherming is niet verschenen. Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de gesloten uithuisplaatsing noodzakelijk is om de minderjarige te beschermen en hem de juiste hulp te bieden. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd, waarbij ieder de eigen kosten draagt.