In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van haar minderjarige dochter is verlengd. De moeder, die aanvankelijk werd bijgestaan door advocaat mr. C.J.M. Dreessen, is thans zonder advocaat. De minderjarige, geboren in 2012, staat sinds 2018 onder toezicht van de gecertificeerde instelling (GI) en verblijft bij haar grootmoeder. De moeder heeft in haar beroepschrift aangevoerd dat de rechtbank in eerste aanleg het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden en dat de beschikking onvoldoende gemotiveerd is. Tijdens de mondelinge behandeling is de GI vertegenwoordigd, maar de moeder en andere belanghebbenden zijn niet verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om voor de minderjarige te zorgen, mede door haar alcoholproblematiek en gebrek aan samenwerking met de GI. Het hof oordeelt dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk was voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De grieven van de moeder worden verworpen en de beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd.