ECLI:NL:GHSHE:2020:3172

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
13 oktober 2020
Zaaknummer
20-003649-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en nieuwe strafoplegging voor medeplegen van uitvoer en bezit van amfetamine

Op 13 oktober 2020 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die was veroordeeld voor het medeplegen van het opzettelijk uitvoeren van ongeveer 534 kilogram amfetamine en het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van diezelfde hoeveelheid. Het hof heeft het eerder door de rechtbank Oost-Brabant uitgesproken vonnis gedeeltelijk vernietigd, met uitzondering van de bewezenverklaring van de feiten. De verdachte was eerder door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren, maar het hof heeft deze straf herzien en opgelegd tot 5 jaren en 6 maanden, met aftrek van voorarrest.

De zaak kwam aan het hof na hoger beroep van de verdachte tegen het vonnis van de rechtbank. Tijdens de zitting heeft de verdachte zijn verantwoordelijkheid genomen en een bekennende verklaring afgelegd. Het hof heeft de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd in overweging genomen. De verdachte had samen met anderen een grote hoeveelheid harddrugs voorbereid voor uitvoer naar het buitenland, wat een aanzienlijke planning en organisatie vereiste. Het hof heeft ook rekening gehouden met de maatschappelijke impact van de drugshandel en de gezondheidsrisico's voor gebruikers.

Uiteindelijk heeft het hof besloten dat de opgelegde straf van 5 jaren en 6 maanden passend is, gezien de ernst van de feiten en de gewijzigde proceshouding van de verdachte. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank voor het overige bevestigd, met inachtneming van de overwegingen die in de uitspraak zijn opgenomen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003649-19
Uitspraak : 13 oktober 2020
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 13 november 2019 in de strafzaak met parketnummer 01-879298-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
thans verblijvende in PI Zuid West - De Dordtse Poorten te Dordrecht.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de meervoudige strafkamer van de rechtbank ter zake van – kort en zakelijk weergegeven – medeplegen van het opzettelijk uitvoeren van ongeveer 534 kilogram amfetamine (feit 1 primair) en – in eendaadse samenloop daarmee begaan – het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van diezelfde hoeveelheid amfetamine (feit 2) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest.
Van de zijde van de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, met aanvulling van de gronden waarop het berust, behoudens de opgelegde straf. Het hof zal in zoverre opnieuw recht doen.
De bewijsvoering behoeft, mede gelet op hetgeen in hoger beroep aan de orde is gekomen, navolgende aanvulling. Naast de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen, komt de bewezenverklaring mede te berusten op de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, inhoudende:
U vraagt mij of ik het eens ben met de bewezenverklaring door de rechtbank. Ja, dat ben ik. Ik beken dat ik de door de rechtbank bewezenverklaarde feiten heb gepleegd.
Op te leggen sanctie
De rechtbank heeft de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft zich achter deze strafoplegging geschaard.
De verdediging heeft het hof verzocht de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van een kortere duur dan door de rechtbank is opgelegd.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast heeft het hof gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de ernst van en de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan, overweegt het hof met de rechtbank als volgt.
De verdachte heeft zich met een of meer anderen schuldig gemaakt aan de uitvoer naar België en vervolgens naar Saoedi-Arabië van een zeer grote hoeveelheid harddrugs, te weten ongeveer 534 kilogram amfetamine (feit 1 primair). Ten behoeve van de uitvoer is een graafmachine aangekocht en is het contragewicht daarvan ontmanteld en bewerkt met het doel daarin deze harddrugs te verstoppen om vervolgens de graafmachine inclusief het met de nieuwe inhoud gevulde contragewicht via de Antwerpse haven te verschepen naar Saoedi-Arabië. Verdachte en zijn mededader(s) hebben deze hoeveelheid harddrugs tevoren in de loods in Berlicum aanwezig gehad (feit 2). Deze feiten zijn in eendaadse samenloop begaan, zodat het onder 2 bewezenverklaarde niet leidt tot een verhoging van de ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde op te leggen straf.
Aan de uitvoer van de bewezenverklaarde hoeveelheid amfetamine moet een aanzienlijke planning en organisatie vooraf zijn gegaan, waarbij de verdachte en zijn mededader(s) ieder een eigen rol moeten hebben gespeeld. Het mede door de verdachte gepleegde kan immers slechts zijn begaan na een lange periode van voorbereiding en overeenkomstig een welbewust opgesteld plan.
Slechts door oplettendheid van iemand die de politie in kennis stelde van hetgeen hij in het door de verdachte dichtgelaste contragewicht van de graafmachine had aangetroffen, is voorkomen dat deze partij amfetamine daadwerkelijk buiten Nederland is gebracht.
Het is algemeen bekend dat het gebruik van amfetamine schadelijk is voor de gezondheid van de gebruikers van dit middel. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. De verdachte en zijn mededader(s) hebben zich kennelijk niet bekommerd om de gezondheidsrisico’s van anderen. Louter geldelijk gewin stond hen klaarblijkelijk voor ogen. Door hun handelwijze hebben zij niet alleen een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het (internationale) netwerk van handel in harddrugs, maar daarvan zelf ook deel uitgemaakt.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde kan niet volstaan worden met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het hof is van oordeel dat in het algemeen bij de straftoemeting aansluiting kan worden gezocht bij de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geformuleerde oriëntatiepunten voor de straftoemeting. Het LOVS heeft als oriëntatiepunt voor de uitvoer van harddrugs van een hoeveelheid van meer dan 20 kilogram een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van meer dan 60 maanden en wanneer het wordt gepleegd in georganiseerd verband een gevangenisstraf voor de duur van meer dan 72 maanden. Het hof overweegt hierbij dat deze oriëntatiepunten evenzeer gelden voor het buiten het grondgebied van Nederland brengen in de zin van artikel 1, vijfde lid, van de Opiumwet waarin is bepaald dat dit begrip ‘buiten het grondgebied brengen’ extensief moet worden geïnterpreteerd. Dat de kilo’s amfetamine uiteindelijk niet de op de markt terecht zijn gekomen, wordt dan ook - anders dan de raadsman heeft verzocht - niet in strafmatigende zin door het hof meegenomen.
In dit geval ging het om de uitvoer van maar liefst 534 kilogram amfetamine, een uitzonderlijk grote hoeveelheid met een verkoopwaarde in Nederland van ongeveer
€ 7.048.800,- en bij uitvoer naar het buitenland zelfs van ongeveer € 26.433.000,-, waarmee het hof bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf ten nadele van de verdachte rekening heeft gehouden.
In het voordeel van de verdachte heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en een bekennende verklaring heeft afgelegd. In deze gewijzigde proceshouding van de verdachte ziet het hof aanleiding om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van een kortere duur dan is opgelegd door de rechtbank en is gevorderd door de advocaat-generaal.
Al het vorenstaande afwegende, is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren en 6 maanden met aftrek van voorarrest het meest passend is bij de persoon van de verdachte en de ernst van en de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. N.I.B.M. Buljevic, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Tatters, griffier,
en op 13 oktober 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.