In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een incidentele vordering van een medisch specialist, [appellant], tegen een medisch centrum, [geïntimeerde]. De zaak betreft een geschil over de afgifte van stukken op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De appellant, vertegenwoordigd door mr. P.A. Visser, vorderde inzage in bankafschriften en andere documenten van [geïntimeerde] en [Medisch Centrum] om zijn vorderingen te onderbouwen. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. A.H.F. Kluwen, verweerde zich tegen deze vorderingen en stelde dat de appellant zijn facturen altijd aan [Medisch Centrum] had gericht en dat de contractuele relatie met [Medisch Centrum] bestond. Het hof oordeelde dat de appellant niet voldoende had onderbouwd waarom de gevraagde stukken relevant waren voor de beoordeling van het geschil. Het hof wees de vorderingen van de appellant af en veroordeelde hem in de proceskosten. De hoofdzaak werd naar de rol verwezen voor memorie van grieven, waarbij het hof iedere verdere beslissing aanhield.