Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant 1] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/228158 / HA ZA 16-672)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van 26 april 2019;
- de memorie van grieven van [appellanten 1+2+3] van 13 augustus 2019 met producties en eiswijziging;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde] van 19 november 2019 met producties en eiswijziging;
- de akte van [appellanten 1+2+3] van 25 februari 2020 met producties;
- de antwoordakte van [geïntimeerde] van 21 april 2020 met producties.
3.De beoordeling
- factuur van 31 oktober 2015, nummer 2015/036, van € 2.860,46 inclusief btw,
- factuur van 12 februari 2017, nummer 2015/ [factuurnr. 1] , van € 7.100,= inclusief btw,
- factuur van 12 februari 2017, nummer 2015/ [factuurnr. 3] , van € 3.250,= inclusief btw.
primairevordering van [appellanten 1+2+3] niet toewijsbaar is en dat van de
subsidiairevordering alleen toewijsbaar zijn een bedrag van € 16.575,70 aan vervangende schadevergoeding, een bedrag van € 1.028,50 aan kosten ter vaststelling van schade, aan [appellanten 1+2] , en een bedrag van € 611,68 aan beslagkosten aan [appellanten 1+2+3] In reconventie oordeelde de rechtbank de vordering van [geïntimeerde] alleen jegens [appellanten 1+2] toewijsbaar en niet jegens [appellant 3] .
5 augustus 2016 tot aan de dag van volledige betaling,
verminderdmet:
(i) de wettelijke rente over een bedrag van € 2.860,46 vanaf 14 november 2016 tot
aan de dag van volledige betaling,
(ii) de wettelijke rente over € 7.100,= vanaf 26 februari 2017 tot aan de dag van
volledige betaling,
volledige betaling.
- aan [appellanten 1+2] te voldoen een bedrag in hoofdsom ad € 95.092,22, althans een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment der verschuldigdheid tot aan de dag der algehele voldoening;
- aan [appellant 3] te voldoen een bedrag in hoofdsom ad € 40.000,=, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment der verschuldigdheid tot aan de dag der algehele voldoening;
- de aannemingsovereenkomst tussen partijen te ontbinden,
- [geïntimeerde] te veroordelen aan [appellanten 1+2] te voldoen een bedrag ad € 95.092,22, althans een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag bij wijze van schadevergoeding;
- aan [appellanten 1+2] te voldoen de beslagkosten ad € 611,68;
- aan [appellanten 1+2] te voldoen de buitengerechtelijke incassokosten ad € 2.032,21, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum verschuldigdheid tot de dag der algehele voldoening;
- [geïntimeerde] te veroordelen in de kosten van beide instanties, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment der verschuldigdheid tot aan de dag der algehele voldoening.
€ 294,98(punt 64)
uitvoeringvan de toegepaste constructie ondeugdelijk is, is niet gesteld of gebleken. Wanneer de dakconstructie zelf niet ondeugdelijk wordt bevonden, is geen sprake van enige tekortkoming van de kant van [geïntimeerde] op dit punt. Wanneer ervan uitgegaan dient te worden dat de toegepaste dakconstructie zelf ondeugdelijk is, zoals in het rapport van [medewerker Vereniging Eigen Huis] is vastgesteld, is de vraag in hoeverre [geïntimeerde] daarvoor aansprakelijk gehouden kan worden. Het initiatief voor de wijziging is niet van [geïntimeerde] uitgegaan, maar van [appellanten 1+2] zelf. Van [geïntimeerde] mag worden verlangd dat het zich ervan vergewist dat de verlangde aanpassing in overeenstemming is met de omgevingsvergunning en constructief gezien verantwoord kan worden uitgevoerd. Door [appellanten 1+2] is niet betwist dat de architect en de constructeur akkoord zijn gegaan met de voorgenomen wijziging van de dakconstructie, maar volgens hem zijn zij partijdig omdat de architect een relatie is van [geïntimeerde] en de constructeur door de architect is ingeschakeld. Ook blijkt volgens [appellanten 1+2] uit diverse rapporten dat de verklaring van de architect onjuist is, maar een nadere toelichting hierop heeft [appellanten 1+2] niet gegeven. Naar het oordeel van het hof heeft [appellanten 1+2] hiermee onvoldoende feitelijk onderbouwd dat [geïntimeerde] niet mocht afgaan op de akkoordverklaringen van de constructeur en de architect en/of dat die akkoordverklaringen door hen niet aan [geïntimeerde] zijn verstrekt. Het hof kan zich daarom vinden in het oordeel van de rechtbank over dit onderdeel van de vorderingen van [appellanten 1+2] en sluit zich daarbij aan. Grief 2 wordt verworpen.