ECLI:NL:GHSHE:2020:3155

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
13 oktober 2020
Zaaknummer
200.244.602_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige en vraagstelling in hoger beroep over vocht- en schimmelproblemen in huurwoning

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van een uitspraak van de kantonrechter in een geschil tussen een huurster, aangeduid als [appellante], en de Woningstichting Servatius, hierna Servatius. De zaak betreft vocht- en schimmelproblemen in de door [appellante] gehuurde woning. Het hof heeft in een eerder tussenarrest van 9 juni 2020 vastgesteld dat deskundige voorlichting nodig is om de aard, ernst en oorzaak van de door [appellante] gestelde problemen vast te stellen. Het hof heeft de heer ing. J.J.C. Bollen benoemd als deskundige, verbonden aan [projectmanagement] Projectmanagement, en heeft partijen in de gelegenheid gesteld om hun bezwaren tegen deze benoeming kenbaar te maken. [appellante] heeft bezwaren geuit over de onpartijdigheid van de deskundige, maar het hof heeft deze bezwaren verworpen. Het hof heeft de deskundige vragen voorgelegd die hij moet beantwoorden in zijn onderzoek, waaronder de oorzaak van de vocht- en schimmelproblemen en de invloed van de ligging van de woning. De kosten van het deskundigenonderzoek worden voorlopig ten laste van de Rijkskas gebracht, aangezien [appellante] een toevoeging heeft ontvangen. Het hof houdt verdere beslissingen aan in afwachting van het deskundigenrapport.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.244.602/01
arrest van 13 oktober 2020
in de zaak van
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als [appellante] ,
advocaat: mr. J.L.H. Holthuijsen te Maastricht,
tegen
Woningstichting Servatius,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [vestigings- en kantoorplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Servatius,
advocaat: mr. G. Vansant te Maastricht,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 9 juni 2020 in het hoger beroep van
het eindvonnis van 27 juni 2018 en het daaraan voorafgegane (ongedateerde) mondeling tussenvonnis (zaak-/rolnummer 5716914 CV EXPL 17-1437), door de kantonrechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, gewezen tussen [appellante] als eiseres en Servatius als gedaagde.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 9 juni 2020;
  • de akte uitlating na tussenarrest, tevens houdende overleggen en uitlaten productie met een productie (productie 23) van [appellante] ;
  • de akte uitlaten deskundige van Servatius.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling

6.1.
In het tussenarrest van 9 juni 2020 heeft het hof overwogen dat het behoefte heeft aan deskundige voorlichting teneinde de aanwezigheid en (zo ja) de aard, ernst en oorzaak van de door [appellante] gestelde vocht- en schimmelproblemen in de door [appellante] van Servatius gehuurde woning, staande en gelegen aan het [adres] te [plaats] (hierna ook aan te duiden als: het gehuurde of de woning) te kunnen vaststellen. Het hof heeft in dat tussenarrest partijen in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de door het hof voorgestelde deskundige - de heer ing. J.J.C. Bollen, verbonden aan [projectmanagement] Projectmanagement te [vestigingsplaats] - en de door het hof voorgestelde aan de deskundige te stellen vragen, zoals door het hof vermeld in rechtsoverweging 3.28. van het tussenarrest van 9 juni 2020. Partijen hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
De voorgestelde deskundige
6.2.
[appellante] heeft in haar akte laten weten bedenkingen te hebben bij de persoon van de door het hof voorgestelde deskundige. [appellante] stelt bij benoeming van deze deskundige te vrezen dat de onpartijdigheid van het onderzoek in het geding zal komen, omdat, zo stelt [appellante] , bepaald niet uit te sluiten is dat de deskundige eerder heeft samengewerkt met Servatius (of dat nog steeds doet) en/of connecties heeft met Servatius, omdat het bedrijf van de deskundige en Servatius beiden zijn gevestigd in [vestigingsplaats] . Daarnaast, zo stelt [appellante] , is zowel het bedrijf van de deskundige als Servatius betrokken (geweest) bij het bouwproject ‘ [bouwproject] ’ in [plaats] ; beiden door middel van een samenwerking met Ballast Nedam inzake woningbouw aan ‘ [bouwproject] ’. Ter onderbouwing daarvan verwijst [appellante] naar een nieuwsbericht van 28 november 2019 op de website van Servatius en naar een schermafdruk van de website van [projectmanagement] Projectmanagement, het bedrijf van de deskundige (productie 23 bij haar akte).
6.3.
Het hof verwerpt deze bezwaren. De door [appellante] aangevoerde omstandigheden, dat Servatius en het bedrijf van de deskundige in dezelfde plaats zijn gevestigd en dat zij bij hetzelfde bouwproject betrokken zijn (geweest), zijn naar het oordeel van het hof op zichzelf onvoldoende om te twijfelen aan een onpartijdige volbrenging van de opdracht door de deskundige. Daaruit blijkt immers niet dat de deskundige banden heeft met Servatius waardoor het hem in deze zaak aan onpartijdigheid ontbreekt. Bijkomende omstandigheden waaruit dat wel zou kunnen blijken, heeft [appellante] niet gesteld. Bij brief van de griffier van dit hof van 17 juni 2020 is aan partijen meegedeeld, dat de deskundige - naar aanleiding van een e-mail van [appellante] van 11 juni 2020, waarin [appellante] de deskundige naar zijn (on)partijdigheid vraagt - heeft aangegeven geen relatie(s) met Servatius te hebben en zich in alle opzichten vrij te voelen om in deze kwestie een onafhankelijk oordeel te geven. Het hof is van oordeel dat de vrees van [appellante] voor partijdigheid van de deskundige, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, ongegrond is.
6.4.
[appellante] verzoekt het hof in de hiervoor genoemde akte om een deskundige buiten Limburg te benoemen. Het hof acht het van belang dat in deze zaak een deskundige uit Limburg wordt benoemd, omdat de woning is gelegen in [plaats] , in een laaggelegen dal waarin rivieren zoals de Maas en de Jeker stromen. Naar mag worden aangenomen is de door het hof voorgestelde deskundige, wiens bedrijf is gevestigd in [vestigingsplaats] , goed bekend met de situatie ter plaatse en met de invloed van de ligging van de woning op de gestelde vocht- en/of schimmelproblemen en/of de gestelde te hoge luchtvochtigheid in de woning. Dat maakt deze deskundige bij uitstek geschikt om in deze zaak als deskundige op te treden.
6.5.
Nu [appellante] geen doorslaggevende argumenten heeft aangevoerd tegen de benoeming van de door het hof voorgestelde deskundige en Servatius bij akte heeft laten weten geen bezwaar tegen de benoeming van deze deskundige te hebben, zal het hof de heer ing. J.J.C. Bollen, verbonden aan [projectmanagement] Projectmanagement te [vestigingsplaats] tot deskundige benoemen.
De aan de deskundige te stellen vragen
6.6.
Voor wat betreft de uitlatingen van partijen naar aanleiding van de door het hof in zijn tussenarrest van 9 juni 2020 in rechtsoverweging 3.28. genoemde, aan de deskundige te stellen vragen, overweegt het hof het volgende.
6.7.
Servatius wenst vijf aanvullende vragen aan de deskundige voor te leggen, genoemd onder randnummer 4., sub a. tot en met e. van haar akte.
Het hof zal de onder randnummer 4. sub a. van de akte van Servatius voorgestelde vraag naar de invloed van het buitenklimaat op de eventueel geconstateerde vocht- en/of schimmelproblemen en/of eventueel vastgestelde te hoge luchtvochtigheid in de woning, niet opnemen in de door het hof te stellen vragen aan de deskundige. Naar het oordeel van het hof mag ook zonder deze vraag worden aangenomen dat de deskundige bij zijn onderzoek rekening zal houden met het buitenklimaat (de relatieve luchtvochtigheid van de buitenlucht en de buitentemperatuur) en dat hij van een eventueel aanwezige invloed daarvan melding zal maken in zijn rapport, net zoals de twee firma’s ( [bouwkundig adviesbureau] en BEDI Vochttechniek), die in opdracht van Servatius eerder in het gehuurde onderzoek hebben verricht naar de door [appellante] gestelde vocht- en schimmelproblemen, in hun rapporten hebben gedaan (producties 3 en 8 bij dagvaarding eerste aanleg en producties 2 en 5 bij conclusie van antwoord).
De door Servatius onder randnummer 4. sub b., c. en d. van de akte voorgestelde vragen neemt het hof niet over, omdat deze voorgestelde vragen reeds in de vraag van het hof onder d. liggen besloten (zie rechtsoverweging 6.9.).
In de onder randnummer 4 sub e. van de akte van Servatius voorgestelde vraag wordt aan de deskundige gevraagd in hoeverre het feit dat [appellante] de woning niet bewoont van invloed is op de gestelde vocht- en/of schimmelproblemen. Het hof zal deze vraag toevoegen, nu ook [appellante] blijkens randnummer 11., eerste aandachtstreepje, van haar akte van mening is dat rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat de woning niet wordt bewoond.
6.8.
De opmerkingen van [appellante] in randnummer 10. van haar akte heeft het hof verwerkt in de vraag van het hof onder e. (zie rechtsoverweging 6.9.). De aanvullende vragen die [appellante] in haar akte voorstelt, neemt het hof, behoudens de vraag naar de invloed van het onbewoond zijn van de woning (zie hiervoor) niet over. Het volgende is daartoe redengevend.
De voorgestelde vragen naar de (mogelijke) gevolgen van eventueel geconstateerde vocht- en/of schimmelproblemen en/of een te hoge luchtvochtigheid in de woning (randnummer 11., tweede aandachtstreepje, van de akte van [appellante] ) vallen buiten het bestek van het aan de deskundige op te dragen onderzoek. Dat onderzoek richt zich, overeenkomstig de vordering van [appellante] onder 1. van het petitum van de dagvaarding in eerste aanleg, op de aanwezigheid van de gestelde problemen en (zo ja) de aard, ernst en oorzaak daarvan; zulks met het oog op de in hoger beroep nog aan de orde zijnde vordering van [appellante] tot herstel van (de oorzaak van) de door [appellante] gestelde gebreken aan het gehuurde.
De voorgestelde vragen - ingeval van geconstateerde schimmelproblemen in de woning - naar het/de type(n) schimmel(s) en de gezondheidsrisico’s daarvan (randnummer 11., derde aandachtstreepje, van de akte van [appellante] ), liggen naar het oordeel van het hof reeds besloten in de vraag van het hof onder c. Daarin wordt gevraagd naar de aard en de ernst van eventueel geconstateerde schimmelproblemen.
De voorgestelde vragen naar de invloed op de eventuele vocht- en/of schimmelproblemen en/of te hoge luchtvochtigheid in de woning van het verwijderen van de kachel op de centrale plaats in de woning, het verwijderen van de cv-ketel uit de keuken van de woning en het feit dat Servatius (kennelijk) recentelijk schilderwerkzaamheden heeft laten uitvoeren aan de woning (randnummers 13., eerste en tweede aandachtstreepje, 14. en 15. van de akte van [appellante] ), kunnen naar het oordeel van het hof niet tot resultaat leiden. Deze vragen hebben betrekking op de wijze waarop de woning in de loop der tijd door Servatius is gewijzigd. Een eventuele invloed daarvan zal de deskundige niet kunnen vaststellen, omdat hij niet eerder onderzoek in de woning heeft gedaan.
Het volledig afwezig zijn, van de kelder tot het dak van de woning, van radiatoren of enige andere vorm van verwarming aan de vrijstaande buitenmuur van de woning (randnummer 13., derde aandachtstreepje, van de akte van [appellante] ), is een omstandigheid die de deskundige tijdens zijn onderzoek in de woning zal (kunnen) constateren. Naar mag worden aangenomen zal de deskundige daarmee bij zijn onderzoek dan ook rekening (kunnen) houden. Een daarop betrekking hebbende vraag is naar het oordeel van het hof daarom overbodig.
6.9.
Het voorgaande leidt tot de volgende vragen aan de deskundige:
Zijn er bij een door u gebruikelijk te achten binnentemperatuur, vocht- en/of schimmelproblemen in de muren van de woning aan het [adres] te [plaats] en/of een te hoge luchtvochtigheid in deze woning? Zo ja:
Kunt u aangeven wat volgens u een gebruikelijke binnentemperatuur is voor een woning als de onderhavige?
c. Kunt u de door u geconstateerde vocht- en/of schimmelproblemen en/of te hoge luchtvochtigheid beschrijven, ook zowel naar de aard en de ernst daarvan?
d. Wat is de oorzaak daarvan en, zo nodig, is (feitelijk) vast te stellen of [appellante] daarvoor verantwoordelijk is (bijv. stook- en ventilatiegedrag), dan wel de verhuurder en zo ja, waarom (bijv. welke gebreken kleven er aan de woning)?
e. Wat is de invloed van de ligging van de woning in een laaggelegen dal waarin rivieren zoals de Maas en de Jeker stromen en het feit dat het een woning uit 1948 betreft, waarvan de kelder deels uit mergelsteen bestaat, op de geconstateerde vocht- en/of schimmelproblemen en/of te hoge luchtvochtigheid in de woning?
f. In hoeverre is het niet bewonen van de woning door [appellante] van invloed op de
geconstateerde vocht- en/of schimmelproblemen in de woning?
g. Hoe en op welke termijn en tegen welke kosten vallen de geconstateerde problemen afdoende te verhelpen?
h. Geeft uw onderzoek u - binnen het kader van uw deskundigheid - nog aanleiding tot het maken van andere opmerkingen die voor de beoordeling van het geschil van belang kunnen zijn?
Voor zover de conclusies van de rapporten van de andere deskundigen die zich in het dossier bevinden daar aanleiding toe geven, wordt u verzocht dat te verwerken bij de beantwoording van de laatste vraag.
6.10.
Zoals al in het tussenarrest van 9 juni 2020 is beslist, dienen de kosten van de deskundige te worden voorgeschoten door [appellante] . Het voorschot voor de deskundige komt voorlopig ten laste van ’s Rijks kas (artikel 195 Rv in verbinding met artikel 199 lid 3 Rv, zie rechtsoverweging 3.31. van het tussenarrest van 9 juni 2020).
6.11.
Het hof houdt in afwachting van het deskundigenonderzoek iedere verdere beslissing aan.

7.De uitspraak

Het hof:
7.1.
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de in rechtsoverweging 6.9. van dit arrest geformuleerde vragen;
7.2.
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
De heer ing. J.J.C. Bollen
[projectmanagement] Projectmanagement
[adres]
[vestigingsplaats] ;
7.3.
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
7.4.
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
7.5.
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
7.6.
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek –
en ten aanzien van het concept-rapport– partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het rapport van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het rapport tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
7.7.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren;
7.8.
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed rapport, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het rapport aan de advocaten van partijen toe te zenden;
7.9.
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijke, ondertekende rapport ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
7.10.
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van in totaal € 3.290,60 (inclusief BTW), tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
7.11.
bepaalt dat de griffier een specificatie van het voorschot bij het afschrift van dit arrest meezendt aan de advocaten van partijen;
7.12.
bepaalt dat [appellante] wordt belast met genoemd voorschot van € 3.290,60;
7.13.
bepaalt dat laatstgenoemd bedrag, nu aan [appellante] een toevoeging is verleend, voorlopig ten laste van ’s Rijks kas komt;
7.14.
verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
7.15.
benoemt mr. H.K.N. Vos tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier (het Bureau Deskundigen van dit hof) dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
7.16.
verwijst de zaak naar de rol van 16 februari 2021 in afwachting van het deskundigenrapport;
7.17.
verstaat dat de zaak na ontvangst van het deskundigenrapport naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenrapport aan de zijde van [appellante] ;
7.18.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. van Rijkom, H.K.N. Vos en J.K. Six-Hummel en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 13 oktober 2020.
griffier rolraadsheer