7.3.1.Ter mondelinge behandeling van het hof is eveneens de situatie besproken wat er moet gebeuren als er geen voogdij meer zou zijn en het gezag weer bij (een van) de ouders komt te liggen. Gebleken is dat alle betrokkenen het ermee eens zijn dat - indien het gezag bij (een van) de ouders terugkomt - een ondertoezichtstelling noodzakelijk is en dat het om proceseconomische redenen wenselijk is dat het hof in dat geval hierover meteen een beslissing neemt in plaats van dat er weer een procedure bij de rechtbank gestart moet worden. Gelet op het feit dat door de schorsing van de werking van de hiervoor genoemde voogdijbeslissing het gezamenlijk ouderlijk gezag herleeft totdat in deze procedure een definitieve beslissing over het gezag wordt gegeven en gelet op genoemde instemming van alle belanghebbenden, zal het hof op grond van art. 1:267a BW [minderjarige] ambtshalve onder toezicht plaatsen voor de duur van één jaar, nu ook aan de wettelijke vereisten van
art. 1:255 BW is voldaan. Immers gebleken is, zoals hieronder in rechtsoverweging 7.3.1.2. nader wordt uiteen gezet, dat [minderjarige] klem zit. Zij is reeds sinds jonge leeftijd betrokken bij de conflictueuze situatie tussen de ouders. Hierdoor is zij in een loyaliteitsconflict geraakt, wat maakt dat zij opgroeit in een voor haar zeer belastende opvoedsituatie.
7.3.1.1. Gebleken is dat er een slechte verstandhouding bestaat tussen de vader en de voogd en er sprake is van een diepe vertrouwensbreuk. Ondanks de inzet van een afzonderlijke tweede medewerker van de GI - die alleen contact heeft gehad met de vader om te werken aan het contactherstel tussen de vader en [minderjarige] - is er niets van de grond gekomen.
Daar komt bij dat de GI heeft nagelaten de vader te informeren over de verhuizing van de moeder en daarmee ook over de wijziging van de verblijfplaats van [minderjarige] , zodat er thans geen enkel vertrouwen meer is tussen de vader en de voogd. Ter voortgezette mondelinge behandeling is gebleken dat in feite de situatie alleen maar is verslechterd.
Gelet daarop en dat er in feite geen sprake meer is van werkbare verhoudingen acht het hof het van belang dat er een nieuwe GI wordt benoemd. Het hof zal derhalve in de plaats van de GI de coöperatie Jeugd Veilig Verder U.A. gevestigd te [vestigingsplaats], hierna te noemen: JVV, benoemen.
Een nieuwe start kan in het voordeel van de ouders en [minderjarige] werken.
Het hof begrijpt dat dit voor [minderjarige] betekent dat zij opnieuw dient kennis te maken met een nieuwe gezinsvoogd en dit mogelijk lastig voor haar is. Het hof heeft echter het vertrouwen dat [minderjarige] hiermee kan omgaan, gelet op de positieve indruk die zij heeft gemaakt als een meisje dat veel heeft geleerd in de afgelopen periode, meer voor zichzelf op durft te komen en bovendien hulp krijgt van haar persoonlijke kies2coach.
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
7.3.1.2. Ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken oordeelt het hof als volgt. Het is de ouders niet gelukt om [minderjarige] buiten hun strijd te houden, hierdoor is zij volledig klem komen te zitten tussen de ouders. Dit belast [minderjarige] enorm. Het lijkt erop dat de [minderjarige] nu haar eigen oplossing heeft gevonden. [minderjarige] heeft duidelijk te kennen gegeven dat zij helemaal geen contact meer wil met de vader. Zij heeft voor rust gekozen en in feite de vader volledig laten vallen, waarbij het voor [minderjarige] zwaar meeweegt dat zij het gevoel heeft in de ogen van de vader niets goed te kunnen doen en dat hij niet van haar houdt. Dit baart het hof zorgen. Deze situatie moet worden doorbroken.
Het hof is dan ook van oordeel dat er weer een vorm van contact moet komen tussen de vader en [minderjarige] . Omdat het hof tijdens het kind-gesprek heeft gemerkt dat [minderjarige] de vader veel verwijten maakt, zou echter het forceren van het contact op dit moment [minderjarige] alleen maar meer beschadigen. Het hof acht de deskundige hulp van JVV derhalve noodzakelijk om toe te werken naar een eindsituatie waarin een regeling wordt vastgesteld die het beste aansluit bij [minderjarige] en de vader. Het hof verzoekt derhalve JVV, om de regie op zich te nemen en te werken aan een contactherstel tussen de vader en [minderjarige] , met intensieve begeleiding van de ouders en [minderjarige] , waarbij er aandacht is voor de draagkracht van [minderjarige] . JVV dient de vorm en de frequentie te bepalen. Het hof verwacht dat de nieuwe gezinsvoogd met partijen aan de slag gaat om het contact tussen [minderjarige] en de vader te herstellen op een voor [minderjarige] zo onbelast mogelijke wijze. Dat kan klein beginnen met contact in de vorm van een kaartje en, onder regie van JVV en in overleg met de ouders, heel geleidelijk worden opgebouwd naar een meer uitgebreide vorm van (begeleid) contact op geleide van wat [minderjarige] aankan.
Het hof verwacht van de moeder dat zij hieraan meewerkt en [minderjarige] daarin positief ondersteunt. Het hof verwacht van de vader dat hij zich niet bemoeit met de dagelijkse gang van zaken, wat op dit moment het domein is van de moeder als verzorgende ouder.
Partijen dienen bij belangrijke te nemen beslissingen over [minderjarige] zich te wenden tot de gezinsvoogd die de ouders hierin zal begeleiden.
Van groot belang is dat ook dat de vader hulp krijgt en ook daadwerkelijk accepteert om beter aan te kunnen sluiten bij [minderjarige] om ervoor te zorgen dat het contact tussen hen beiden minder onder druk komt te staan. [minderjarige] dient hulp te krijgen bij onder meer haar angstgevoelens die zij jegens de vader voelt, bijvoorbeeld bij haar angst om hem tegen te komen.
7.3.1.3. Naast het contactherstel dient JVV met de ouders gezamenlijk te gaan werken aan de onderlinge samenwerking. Als uitgangspunt dient daarbij te worden genomen dat de ouders beiden het beste voor hebben met [minderjarige] . De ouders dienen, onder leiding van JVV, samen een traject te doorlopen gericht op het ouderschap, hun onderlinge samenwerking en communicatie. Zo nodig kan daarbij ook eventueel een zgn “schottenaanpak” worden overwogen. De ouders zijn immers niet zelfstandig in staat gebleken om de situatie te veranderen. Gezien het feit dat de verstandhouding tussen de ouders zeer slecht is acht het hof hulpverlening in een gedwongen kader noodzakelijk.
Het hof wenst van de GI, voor de na te noemen pro forma datum, een verslag over het verloop van het contactherstel tussen de vader en [minderjarige] evenals over het verloop, medewerking en houding van de ouders ten aanzien van hun onderlinge samenwerking, dit mede met het oog op de beslissing die het hof dient te nemen over het gezag.
7.3.1.4. In afwachting van de resultaten van het nieuwe raadsonderzoek en het nieuwe advies van de raad zal het hof een
voorlopigezorgregeling vaststellen en de verdere behandeling van de zaak inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aanhouden.
Raadsonderzoek