In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een minderjarige, die in een gesloten jeugdzorg accommodatie verblijft. De minderjarige, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M. Hendriks-van Kollenburg, heeft de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 27 juli 2020 aangevochten, waarin een machtiging voor gesloten jeugdhulp werd verleend. De minderjarige heeft verzocht om deze beschikking te vernietigen en om de (on)mogelijkheden van een voorwaardelijke machtiging te onderzoeken. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 september 2020 zijn de minderjarige en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Cuijk gehoord. De raad, de moeder en de stiefvader waren afwezig.
Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen heeft, die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren. De gesloten plaatsing is noodzakelijk om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de jeugdhulp onttrekt. Het hof heeft de formele vereisten van de Jeugdwet beoordeeld en geconcludeerd dat aan deze vereisten is voldaan. De minderjarige heeft in het verleden al meerdere kansen gekregen om in een open setting te functioneren, maar heeft deze niet benut. Het hof oordeelt dat het risico te groot is dat een open plaatsing opnieuw zal mislukken, gezien de leeftijd van de minderjarige en zijn eerdere gedrag.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd en het verzoek van de minderjarige tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad afgewezen. De beslissing is op 8 oktober 2020 uitgesproken in het openbaar.