In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de vader over de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2007. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft verzocht om het gezag van de vader te beëindigen en haar alleen met het gezag te belasten. De vader, verweerder in hoger beroep, heeft verzocht om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep. De mondelinge behandeling vond plaats op 31 augustus 2020, waarbij zowel de moeder als de vader, bijgestaan door hun advocaten, en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.
Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een onherstelbare vertrouwensbreuk tussen de ouders, wat de gezamenlijke uitoefening van het gezag voor de moeder emotioneel zwaar maakt. De moeder heeft psychische klachten ontwikkeld als gevolg van de situatie, en het gezamenlijk gezag heeft een negatieve impact op haar welzijn en dat van de minderjarige. De vader heeft in het verleden een ernstig delict gepleegd, wat ook een rol speelt in de beoordeling van de zaak.
Na afweging van de belangen van de minderjarige en de omstandigheden van de ouders, heeft het hof geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige noodzakelijk is dat het gezag van de vader wordt beëindigd. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 18 oktober 2019 vernietigd en het verzoek van de moeder om het gezag van de vader te beëindigen en haar met het eenhoofdig gezag te belasten, toegewezen. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.