Parketnummer : 20-000799-18
Uitspraak : 12 oktober 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 21 februari 2018 in de strafzaak met parketnummer
01-879170-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag] 1975,
wonende te [adres 1] .
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van diefstal in vereniging met (bedreiging van) geweld (feit 1A) vrijgesproken en is de verdachte ter zake van:
- afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen (feit 1B);
- poging tot doodslag (feit 2 primair) en
- handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd (feit 3);
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de rechtbank beslist op de vorderingen tot schadevergoedingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Tot slot zijn bij voornoemd vonnis twee in beslag genomen voorwerpen, te weten twee imitatiewapens, onttrokken aan het verkeer.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen, met dien verstande dat het hof de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zal afwijzen indien deze vorderingen door mededader [naam mededader] zijn voldaan.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1, 2 primair (poging tot doodslag) en subsidiair (zware mishandeling) en 3 tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 2 meer subsidiair (poging tot zware mishandeling) tenlastegelegde heeft de verdediging bepleit dat het hof de verdachte zal ontslaan van alle rechtsvervolging op grond van noodweer(exces). Voorts heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd. Ten aanzien van de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft de verdediging bepleit dat het hof de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zal verklaren. Met betrekking tot de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft de verdediging primair en subsidiair bepleit dat het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren in verband met respectievelijk een geslaagd beroep op noodweer(exces) dan wel medeschuld van de benadeelde partij. Meer subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof met betrekking tot de kosten van het eigen risico, de krukken, de jas en het horloge. Ten aanzien van de gevorderde kosten van de abonnementen van de sportscholen, het collegegeld en de kosten door studievertraging heeft de verdediging bepleit dat het hof deze kosten niet zal toewijzen. Tot slot heeft de verdediging ten aanzien van de gevorderde immateriële schade bepleit dat het hof het toe te wijzen bedrag zal matigen.
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 maart 2001 te Valkenswaard tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een woning gelegen aan [adres 2] ) heeft weggenomen een hoeveelheid geld en/of een aantal bankcheques en/of een aantal horloges en/of een mobiele telefoon en/of een aantal handtassen en/of een aantal sleutels en/of een bril, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld en/of een aantal bankcheques en/of een aantal horloges en/of een mobiele telefoon en/of een aantal handtassen en/of een aantal sleutels en/of een bril, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), als volgt heeft/hebben gehandeld, hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] gericht (gehouden) en/of voorgehouden, althans getoond, en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Geld, hier zit geld, rustig we moeten geld" en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 1] (terug) de woning (gelegen aan [adres 2] ) in geduwd en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd geslagen en/of
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Geld, ik moet geld" en/of (vervolgens)
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op (het hoofd) van die [slachtoffer 2] gedrukt en/of gericht (gehouden) en/of
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Geld, of we leggen je hier plat" en/of
- een mes tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] (gedrukt) gehouden, althans die [slachtoffer 2] een mes voorgehouden;
2.
hij op of omstreeks 24 december 2016 te ’s-Hertogenbosch, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 3] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet,
- met een tot vuist gebalde hand, (zeer) krachtig op/tegen het gezicht van die [slachtoffer 3] heeft geslagen en/of gestompt (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 3] ten val is gekomen) en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 3] op/tegen het hoofd heeft getrapt terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag en/of
- meermalen, althans eenmaal, al dan niet met (een) tot vuist gebalde hand(en), (zeer) krachtig op/tegen het hoofd van die op de grond liggende [slachtoffer 3] heeft geslagen en/of gestompt en/of (vervolgens)
- meermalen die [slachtoffer 3] op/tegen het hoofd en/of in het gezicht heeft getrapt terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 december 2016 te 's-Hertogenbosch aan een persoon genaamd [slachtoffer 3] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken enkel, die operatief moest worden rechtgezet en/of vastgezet met een plaat en/of één of meer schroeven en/of één of meer los/scheef staande en/of afgebroken tanden), heeft toegebracht, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk,
- met een tot vuist gebalde hand, (zeer) krachtig op/tegen het gezicht van die [slachtoffer 3] geslagen en/of gestompt (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 3] ten val is gekomen) en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 3] op/tegen het hoofd getrapt terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag en/of
- meermalen, althans eenmaal, al dan niet met (een) tot vuist gebalde hand(en), (zeer) krachtig op/tegen het hoofd van die op de grond liggende [slachtoffer 3] geslagen en/of gestompt en/of (vervolgens)
- meermalen die [slachtoffer 3] op/tegen het hoofd en/of in het gezicht getrapt terwijl die
[slachtoffer 3] op de grond lag;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 december 2016 te 's-Hertogenbosch ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 3] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet,
- met een tot vuist gebalde hand, (zeer) krachtig op/tegen het gezicht van die [slachtoffer 3] heeft geslagen en/of gestompt (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 3] ten val is gekomen) en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 3] op/tegen het hoofd heeft getrapt terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag en/of
- meermalen, althans eenmaal, al dan niet met (een) tot vuist gebalde hand(en), (zeer) krachtig op/tegen het hoofd van die op de grond liggende [slachtoffer 3] heeft geslagen en/of gestompt en/of (vervolgens)
- meermalen die [slachtoffer 3] op/tegen het hoofd en/of in het gezicht heeft getrapt terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 15 mei 2017 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie I onder 7°, te weten:
- een veerdrukwapen, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een bestaand vuurwapen (te weten een pistool van het merk Sig Sauer, model P228) en/of
- een veerdrukwapen, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een bestaand vuurwapen (te weten een hagelgeweer van het merk Mossberg, model 590-A1),
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het onder 1A ten laste gelegde
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1A tenlastegelegde, op de gronden als hierna vermeld onder het kopje “kwalificatie strafbare handelen” (bewijsoverwegingen).
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1B, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1B.
hij op 15 maart 2001 te Valkenswaard tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld en een aantal bankcheques en een mobiele telefoon en een aantal handtassen en een aantal sleutels, toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , hebbende hij, verdachte en zijn mededader,
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] gericht gehouden en daarbij die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Geld, hier zit geld, rustig we moeten geld" en (vervolgens)
- die [slachtoffer 1] terug de woning (gelegen aan [adres 2] ) in geduwd en die [slachtoffer 1] met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd geslagen en
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Geld, ik moet geld" en (vervolgens)
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer 2] gericht en
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Geld, of we leggen je hier plat" en
- die [slachtoffer 2] een mes voorgehouden;
2.
hij op 24 december 2016 te ’s-Hertogenbosch, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 3] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet,
- met een tot vuist gebalde hand op/tegen het gezicht van die [slachtoffer 3] heeft geslagen ten gevolge waarvan die [slachtoffer 3] ten val is gekomen en vervolgens
- die [slachtoffer 3] op/tegen het hoofd heeft getrapt terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag en
- meermalen met een tot vuist gebalde hand, krachtig op/tegen het hoofd van die op de grond liggende [slachtoffer 3] heeft geslagen en
- meermalen die [slachtoffer 3] op/tegen het hoofd en/of in het gezicht heeft getrapt terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 15 mei 2017 te 's-Hertogenbosch wapens van categorie I onder 7°, te weten:
- een veerdrukwapen, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een bestaand vuurwapen (te weten een pistool van het merk Sig Sauer, model P228) en
- een veerdrukwapen, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een bestaand vuurwapen (te weten een hagelgeweer van het merk Mossberg, model 590-A1),
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
In de volgende bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde einddossier van het onderzoek “ [naam onderzoek] ” van de politie districtsrecherche Eindhoven, proces-verbaalnummer OB3R015075, opgemaakt door [verbalisant 1] , sluitingsdatum 8 oktober 2017, pagina 1 tot en met 596. Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, het bewijs dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
1.
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 16 maart 2001, p. 41 t/m 43, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op 16 maart 2001 omstreeks 00.05 uur kregen wij de melding dat er op [adres 2] te Valkenswaard bij perceel [nummer] , zijnde groothandel/woonhuis van de firma [slachtoffer 1] , een overval zou hebben plaatsgevonden. Ter plaatse aangekomen kwam op weg naar de voordeur van perceel [adres 2] de bewoner, de ons bekende [slachtoffer 1] , ons tegemoet. Wij zagen dat de heer [slachtoffer 1] erg overstuur was. Tevens zagen wij dat de heer [slachtoffer 1] een klein wondje onder zijn rechteroog had. Hierop vertelde de heer [slachtoffer 1] ons dat via de achterdeur twee gewapende mannen met bivakmutsen zijn woning waren binnengedrongen. Ik, [verbalisant 3] , ben hierna via de voordeur de woning binnengegaan. In de woonkamer trof ik mevrouw [slachtoffer 1] aan. Vanuit de woonkamer kon ik de keuken in kijken en ik zag dat er flink wat glasscherven in de keuken op de vloer lagen. Mevrouw [slachtoffer 1] , die erg overstuur was, vertelde mij in het kort wat er gebeurd was. Ik, [verbalisant 2] , was met de heer [slachtoffer 1] naar de achterzijde van de woning gelopen. Ik zag dat de achterdeur openstond en dat de slotplaat ter hoogte van de klink omhoog gebogen was. Tevens zag ik dat ter hoogte van het bijslot braakschade aan de deur en aan het kozijn was toegebracht. Tevens zag ik dat er in het halletje gelegen tussen de achterdeur en de keuken een grote hoeveelheid glasscherven op de grond lag, afkomstig van de tussendeur van dit halletje in de keuken. Hierop ben ik met de heer [slachtoffer 1] ook de woonkamer ingegaan. Wij zagen dat in de woonkamer en in de keuken eveneens glasscherven lagen.
2.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 19 maart 2001, p. 44 t/m 46, met daarbij behorend een goederenbijlage, p. 48-49, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 15 maart 2001 omstreeks 23.45 uur zat ik met mijn vrouw in mijn woning aan [adres 2] te Valkenswaard. Die avond hadden de vertegenwoordigers en chauffeurs het door hen geïnde geld bij de boekhouder [getuige 1] afgedragen. Het betreffende geld is in twee tasjes gedaan. Het ene tasje is zwart en het andere tasje is bruin. Naast contant Nederlands en Belgisch geld worden ook bankcheques van voornamelijk Belgische banken geïnd. Deze worden eveneens in tasjes gedaan. De tasjes heb ik vervolgens in een kast ter hoogte van de keuken gezet. Mijn vrouw hoorde iets buiten. Zij vertelde tegen mij geluid te horen aan de achterzijde van de woning. De achterdeur was afgesloten middels enkele sloten. Ik ben toen naar de achterdeur gelopen en heb deze van het slot gedraaid. Ik zag verder niets aan de achterdeur en ben naar buiten gelopen, de tuin in. Toen ik vlak bij de hoek van de woning was, die toegang geeft tot het pad dat naar de voorzijde van de woning loopt, kwamen van achter de muur twee mannen vandaan. Eén van deze mannen had een vuurwapen in zijn hand, terwijl de andere man een mes in zijn hand had. De man met het vuurwapen zei tegen mij: “Geld, hier zit geld, rustig we moeten geld”. Deze dader duwde mij in de richting van de achterdeur de woning in. Toen ik nog buiten was, sloeg deze dader mij met het vuurwapen tegen de rechterzijde van mijn hoofd. Hierdoor viel mijn bril af en werd ik gewond aan de onderzijde van mijn rechteroog. Ik moest verder naar binnen lopen en de deur tussen de bijkeuken en de keuken heb ik dichtgetrokken. Ik heb die deur geprobeerd dicht te houden om te voorkomen dat de daders verder in de woning kwamen. Hierop hoorde en zag ik dat de glazen ruit die in de tussendeur gemonteerd zit kapot werd geslagen of getrapt. Eén van de daders, naar mijn mening degene die het vuurwapen in de hand had, riep tegen mij: “Geld, ik moet geld”. De man met het vuurwapen heeft vervolgens zijn vuurwapen tegen of nabij het hoofd van mijn vrouw gehouden en opnieuw geroepen dat hij geld moest hebben. Ik hoorde dat hij riep: “Hier zit geld”. Ik heb in eerste instantie geld dat ik in mijn broekzak had gegeven, maar dat was blijkbaar niet genoeg. Hierop zei de dader met het vuurwapen: “Geld, of we leggen je hier plat”. Ik ben toen naar de kast gelopen bij de keuken. Mijn vrouw werd toen door de andere dader met het (
het hof begrijpt: mes)bedreigd en in bedwang gehouden. Vervolgens heb ik de kast aangewezen waar ik de twee tasjes met geld had ingezet. Hierop werd door de dader met het vuurwapen de kast geopend en de tasjes eruit gehaald. Ik zag ook dat één van de daders een gsm die op de bar lag meenam. De lengte van het mes is ongeveer 15 centimeter. De daders zijn na de overval gevlucht via de achterzijde van de woning. Direct na de overval hoorde ik een bromfiets/scooter wegrijden vanaf de voorzijde van de woning in de richting van Zeelberg te Valkenswaard.
De daders omschrijf ik als volgt:
Dader 1: man, blank, lengte 1.80-1.85 meter, mager, leeftijd ongeveer 22 jaar, Brabants accent, vuurwapen, zwarte handschoenen, donkere gebreide bivakmuts met daarin ooggaten, donkere kleding, donkere broek.
Dader 2: man, blank, lengte 1.60-1.65 meter, leeftijd onder de 22 jaar in ieder geval jonger dan dader 1, mes in zijn hand, zwarte handschoenen, donkere gebreide bivakmuts met daarin ooggaten, donkere kleding, donkere broek.
De weggenomen goederen zijn mijn eigendom. Ik gaf aan niemand het recht of toestemming tot het plegen van dit feit.
Bijlage goederen
Soort: geld
Type: Nederlands
Bijzonderheden: in een tasje
Waarde: 7.000
Soort: geld
Type: Belgisch
Bijzonderheden: in een tasje
Waarde: 435.600
Soort: bankcheque
Type: Belgisch
Bijzonderheden: in een tasje
Waarde: 311.318
Soort: bankcheque
Type: Nederlands
Bijzonderheden: in een tasje
Waarde: 4.878,50
Soort: geld
Type: Nederlands
Bijzonderheden: kasgeld in een tasje
Waarde: 410
Soort: geld
Type: Nederlands
Bijzonderheden: in broekzak aangever
Waarde: 525
Soort: handtas
Bijzonderheden: lag in kast bij keuken met geld erin
Soort: handtas
Bijzonderheden: lag in kast bij keuken met geld erin
Soort: sleutel
Merk Daewoo Type: Matiz
Soort: sleutel
Type: woning
3.
Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 22 maart 2001, p. 51 t/m 54, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] , wonende aan [adres 2] te Valkenswaard:
Op 15 maart jongstleden zat ik op de bank in de woonkamer. Mijn man zat daar ook bij de televisie. Omstreeks 23.00 uur hoorde iets aan de achterdeur van de woning. Ik hoorde een geluid. Ik ben naar de achterdeur gelopen en heb door de ruit naar buiten gekeken. Ik zag niets en ben weer naar de woonkamer gegaan. Omstreeks 23.30 uur hoorde ik dat mijn man de achterdeur van slot deed en de achterdeur opende. Ik hoorde geroep dat van buiten kwam en dacht: “er is dus wel iemand”. Ik zag dat mijn man de tussendeur dicht hield en ik hoorde hem roepen: “Ga naar de hal en naar buiten”. Ik hoorde dat de ruit van de tussendeur sneuvelde, ik hoorde namelijk glasgerinkel. Ik zag dat er twee mannen de woonkamer in renden en dat de lange van de twee daders riep: “Als je meewerkt, gebeurt er niets. Ik zit in de penarie en ik moet geld hebben”. Ik zag dat [slachtoffer 1] , mijn man, geld gaf dat in zijn broekzak zat. De lange dader richtte een pistool of revolver op de linkerzijde van mijn hoofd. [slachtoffer 1] pakte het eerste tasje uit het kastje in de keuken en gaf dat aan de lange dader. De lange dader heeft de inhoud van het kastje op de grond gegooid en uiteindelijk hebben ze de twee tasjes weggenomen. Ik stond bij de eettafel in de woonkamer met de kleine dader voor me met het mes in zijn handen. Het mes had een lemmet van zo’n 15 centimeter en was zo’n 2,5 centimeter breed. Ik zag dat de lange dader een gsm pakte, die op de bar in de keuken lag. Ik hoorde op een moment een scooter wegrijden, net na de overval. Ik zag dat ze in de richting van de Zeelberg zijn weggereden.
Signalement lange dader: ongeveer 1.80-1.85 meter, ongeveer 20-25 jaar oud, normaal tot slank postuur. Hij droeg donkere kleding en zwarte dan wel donkerkleurige handschoenen/wanten. Ik zag dat de lange dader een gebreide donkere muts droeg met spleten ter hoogte van de ogen.
Signalement kleine dader: ongeveer 1.65 meter groot. Hij had een blanke huid bij zijn ogen onder zijn muts. Hij droeg ook donkere kleding. De muts was ook een donkerkleurige gebreide muts met spleten geknipt op de plaats van de ogen.
Ik kan u nog zeggen dat de tasjes die door de daders zijn weggenomen er als volgt uitzien: één is een bruin leren polstasje zonder hengsel en de andere is een zwart leren polstasje met hengsel. In het bruine polstasje zat een envelop van “ [slachtoffer 1] ” en in het zwarte tasje zat een plastic tasje van “Mylene”.
U toont mij enkele goederen waaronder;
- een zwart leren polstasje welke ik herken als zijnde het polstasje dat van ons is en dat door de daders is weggenomen;
- een bruin leren polstasje dat ik herken als zijnde van ons en dat door de daders is weggenomen;
- een gsm Philips/Libertel dat ik herken als zijnde onze gsm, die door de lange dader is meegenomen van de bar.
4.
Een proces-verbaal relaas, d.d. 8 oktober 2017, p. 10 t/m 40, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Herkenning goederen
Tijdens het doen van de aangifte door mevrouw [slachtoffer 1] werden aan haar de navolgende goederen getoond, die op 16 maart 2001 waren gevonden in het bosgebied te Westerhoven:
- een zwart leren polstasje, dat zij herkende als zijnde het polstasje dat door de daders van de overval was weggenomen. In dit plastic polstasje zat een plastic tas van Mylene;
- een bruin leren polstasje, dat zij herkende als zijnde het polstasje dat door de dader van de overval was weggenomen. In dit polstasje zat een enveloppe van “ [slachtoffer 1] ”;
- een Philips/Libertel gsm die zij herkende als zijnde de gsm die door de lange dader was weggenomen.
5.
Een proces-verbaal van verhoor, d.d. 26 maart 2001, p. 62-63, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] :
Ik ben werkzaam als boekhouder bij de groothandel [slachtoffer 1] . Op 15 maart 2001 tussen 17.00 uur en 18.30 uur kwamen Belgische vertegenwoordigers en een Nederlandse vertegenwoordiger de verdiensten van 14 dagen brengen. De verdiensten worden in een bruin en zwart polstasje gedaan. De twee polstasjes met daarin het geld worden opgeborgen in het woonhuis van [slachtoffer 1] . Op 16 maart 2001 tussen 00.05 en 00.15 uur werd ik gebeld door [slachtoffer 1] . Ik hoorde dat [slachtoffer 1] in paniek was en ik hoorde dat hij riep: “Overval, pistool, twee mannen”, of woorden van gelijke strekking.
6.
Een proces-verbaal van verhoor, d.d. 26 maart 2001, p. 58-59, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :
Op 15 maart 2001 omstreeks 23.45 uur reed ik vanaf de vestiging [vestiging] naar de vestiging op [adres 2] te Valkenswaard. Ik zag dat er een donkerkleurige scooter vanaf een oprit kwam gereden. Ik zag dat er op die scooter twee personen zaten, beiden zonder helm en beiden droegen donkere mutsen. Ik zag dat de scooter vanuit de oprit links de weg opdraaide en in dezelfde richting reed als ik, namelijk richting Zeelberg te Valkenswaard.
7.
Een proces-verbaal van verhoor, d.d. 20 maart 2001, p. 56-57, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 3] :
Op vrijdag 16 maart 2001 omstreeks 17.30 uur liep ik te wandelen vanaf mijn woning naar het boscomplex nabij het Keulsepad. Toen ik ter hoogte van een bank kwam, gelegen aan de Hogebochten te Westerhoven, zag ik dat in de nabijheid van deze bank een plastic tas stond. Ik ging naar de tas en keek erin. Ik zag toen dat er een blauwkleurig regenpak in zat, alsmede twee lege handtassen. Toen ik nog verder in de tas keek, zag ik dat er een wollen bivakmuts in zat. Ik ben hiermee naar huis gelopen. Ik heb de tas op 20 maart 2001 aan de politie gegeven. Op 15 maart 2001 omstreeks 17.00 uur ben ik op dezelfde plaats nog in het bos geweest. Toen stond deze tas er in ieder geval nog niet.
8
Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 17 april 2001, p. 170, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] , [verbalisant 5] en [verbalisant 6] :
Op 20 maart 2001 om 17.00 uur zijn wij naar aanleiding van een melding van een inwoonster van Westerhoven naar het bosgebied gelegen aan het Keulsepad te Westerhoven gegaan om een onderzoek in te stellen. De bewoonster heeft op vrijdag 17 maart 2001
(het hof begrijpt: 16 maart 2001)omstreeks 17.30 uur een plastic zak aangetroffen met daarin twee lederen polstasjes, een bivakmuts en een regenpak, ter hoogte van een bank gelegen aan de Hogebochten te Westerhoven. Vanaf de prullenbak naast de zitbank zijn wij 5 meter vooruit gegaan, dan 8 meter naar rechts, dan 8 meter naar voren. Op dat punt troffen wij een gsm telefoon Philips, kleur zwart, zonder batterijen aan. Vanaf dat punt 5 meter naar voren troffen wij een batterij aan die van de mobiele telefoon afkomstig was. Tevens troffen wij de klep aan. De gevonden goederen zijn veiliggesteld.
9
Een proces-verbaal relaas, d.d. 8 oktober 2017, p. 10 t/m 40, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Volgens Google-maps is de plaats waar getuige [getuige 3] de plastic tas met onder andere de bivakmuts heeft aangetroffen, gelegen op de kortste route door de bossen, vanuit de Venbergse molen via het Eurocircuit te Valkenswaard via Westerhoven naar het toenmalige woonadres van [naam mededader] te Bergeijk.
10.
Een proces-verbaal van technisch onderzoek, d.d. 18 juli 2001, p. 174 t/m 178, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] :
Op 17 maart 2001 (
het hof begrijpt: 16 maart 2001)omstreeks 17.30 uur trof [getuige 3] in het boscomplex gelegen aan de Hogebochten te Westerhoven een plastic tas aan met daarin twee lederen tasjes, een bivakmuts, een paar bruin lederen handschoenen en een regenpak. Ik, [verbalisant 7] , heb ik op 21 maart 2001 de bivakmuts (AER500) voor nader DNA-onderzoek veiliggesteld. Op 27 maart 2001 heb ik, [verbalisant 7] , de bivakmuts met identiteitszegel AER500 voor onderzoek gezonden aan het Nederlands Forensisch Instituut. Bij het onderzoek aan het Nederlands Forensisch Instituut aan de bivakmuts AER500 werd DNA-materiaal aangetroffen.
11.
Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 10 juli 2001, p. 182 t/m 185, door drs. [naam rapporteur 1] , voor zover inhoudende als relaas van rapporteur:
Op de bivakmuts (AER500) is een speekselspoor aangetroffen. De bemonstering vanaf het speekselspoor is onderworpen aan een vergelijkend DNA-onderzoek. De speekselsporen zijn zeer waarschijnlijk afkomstig van een het hetzelfde mannelijke individu.
De DNA-profielen van de speekselsporen (AER500) zijn opgenomen in de DNA-profielenregistratie.
12.
Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, DNA-onderzoek aan een referentiemonster van een veroordeelde, zaaknummer 2015.03.30.2118 (aanvraag 001), d.d. 10 april 2015, p. 216 t/m 219, door deskundige [naam rapporteur 2] voor zover inhoudende als relaas van rapporteur:
Gegevens veroordeelde:
Achternaam: [achternaam verdachte]
Voornamen: [voornaam verdachte]
Geboortedatum: [geboortedag verdachte] 1975
Identiteitszegel: RABE9267NL
DNA-onderzoek
Aan het referentiemonster wangslijmvlies RABE9267NL van de veroordeelde [verdachte] is DNA-onderzoek verricht. Van het DNA in dit referentiemonster is een DNA-profiel gekregen.
DNA-databank
Het DNA-profiel RABE9267NL van de veroordeelde [verdachte] is op 7 april 2015 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt sindsdien vergeleken met daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking zijn twee matches gevonden. Deze matchende DNA-profielen zijn geregistreerd onder DNA-profielcluster 31714.
Bovenstaande betekent dat DNA in het sporenmateriaal met de identiteitszegel AER500#01 uit DNA-profielcluster 31714 afkomstig kan zijn van de veroordeelde [verdachte] .
BijlageDNA-profielcluster 31714
Overzicht van de matchende DNA-profielen die bij het NFI zijn geregistreerd onder DNA-profielcluster 31714.
Omschrijving onderzoeksmateriaal: bemonstering van een bivakmuts
DNA-identiteitszegel: AER500#01
Delict: overval
Soort DNA-profiel: enkelvoudig DNA-profiel
Matchkans DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard
13.
Een proces-verbaal van verhoor, d.d. 24 april 2001, p. 129 t/m 137, voor zover inhoudende de verklaring van [naam mededader] :
De overval op [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden op een donderdagavond. Het was donker. Dit jaar had ik in een discotheek Atmos te België twee jongens ontmoet. De jongens zijn genaamd [jongen 1] en [jongen 2] . In de Atmos had ik tegen hen gezegd dat ik bij [slachtoffer 1] in Valkenswaard gewerkt had en dat die familie in het bezit is van een groot huis. Verder had ik hen ook verteld, dat ik in de woning en het aldaar gevestigde bedrijf van [slachtoffer 1] , goed de weg wist. [jongen 1] vroeg aan mij of er bij [slachtoffer 1] veel te halen was. Ik zei toen tegen hem dat dit misschien wel het geval was. Ik heb het telefoonnummer van [jongen 1] in mijn gsm gezet. [jongen 1] had mijn telefoonnummer in zijn gsm gezet. Op de donderdagavond van de overval op [slachtoffer 1] werd ik door [jongen 1] gebeld. [jongen 1] vroeg aan mij of wij elkaar op de markt te Valkenswaard konden ontmoeten. Ik zei dat ik naar de markt in Valkenswaard zou komen. Ik ging vervolgens met mijn bromfiets naar de markt in Valkenswaard. Het was al behoorlijk schemerig. Ik zag een zwarte Opel GSI aan komen rijden. Achter het stuur zag ik [jongen 2] zitten en naast hem zat die [jongen 1] . [jongen 1] zei dat hij financieel in de problemen zat. [jongen 1] zei verder dat hij geld nodig had en zat hierbij aan [slachtoffer 1] te denken. Hij vroeg aan mij namelijk of er waar ik gewerkt had veel te halen was. Hierop zei ik tegen [jongen 1] dat dit waarschijnlijk wel het geval zou kunnen zijn. [jongen 1] zei hierop tegen mij dat hij van plan was om de familie [slachtoffer 1] te gaan beroven. [jongen 1] zei tegen mij dat ik mee moest doen. Op een gegeven moment gaf ik mijn goedkeuring. Toen wij, [jongen 1] en ik, in gesprek waren over [slachtoffer 1] stond [jongen 2] er ook bij. [jongen 2] wist dus ook van de geplande overval af. Op een gegeven moment waren wij uitgesproken en kwamen wij overeen dat wij met z’n drieën eerst langs het pand van [slachtoffer 1] in Valkenswaard zouden gaan rijden om te kijken hoe wij het beste konden gaan werken naar de overval toe. Vervolgens besprak [jongen 1] met mij het plan. [jongen 1] vroeg aan mij of ik een pet bij me had. Hierop opende ik de buddyseat van mijn bromfiets en liet [jongen 1] mijn helmmuts zien. Dat betreft een zwarte helmmuts die ter hoogte van de neus is dichtgenaaid, zodat er alleen maar twee ooggaten overblijven. [jongen 1] zei tegen mij dat dit perfect was. [jongen 1] liet mij een zwartkleurige revolver zien. Verder liet [jongen 1] mij een zwarte wollen muts zien. Verder liet [jongen 1] mij een paar zwarte handschoenen zien. [jongen 1] trok een donkerkleurige jas aan. Mijn jas is zwart van kleur. Verder kreeg ik van [jongen 1] een zogenaamd inklapmes. Het betrof een knipmes. Toen [jongen 1] zich aangekleed had, gingen [jongen 1] en ik vervolgens op pad en reden met mijn bromfiets naar het pand van [slachtoffer 1] . [jongen 2] bleef achter en bleef bij zijn voertuig. We hadden van tevoren afgesproken dat wij terug bij [jongen 2] zouden komen. Toen ik met [jongen 1] bij het pand aankwam, reed ik het terrein van [slachtoffer 1] op. [jongen 1] keek eerst aan de zijkant van de woning. [jongen 1] liep naar de achterdeur van het pand van [slachtoffer 1] . Even later kwam [jongen 1] teruggelopen. [jongen 1] vroeg aan mij of ik een schroevendraaier of een tang bij mij had. [jongen 1] zei tegen mij dat hij de achterdeur open wilde breken. [jongen 1] zei tegen mij dat wij terug zouden rijden naar [jongen 2] . Hierop reden wij terug naar het zandpad, waar [jongen 2] achtergebleven was. Toen wij aankwamen, vroeg [jongen 1] aan [jongen 2] of [jongen 2] gereedschap bij zich had. Hierop haalde [jongen 2] uit zijn voertuig een waterpomptang en een schroevendraaier. [jongen 1] stak het gereedschap in zijn jaszak. Hierop reden [jongen 1] en ik weer op mijn bromfiets naar het pand van [slachtoffer 1] en stalde ik mijn bromfiets aan de zijkant van de woning van [slachtoffer 1] . Eerst ging [jongen 1] naar de achterzijde van de woning toe om te kijken wat voor soort slot in de achterdeur zat. Ik zag [jongen 1] vervolgens de slotplaat verwijderen. Even later kwam [jongen 1] terug en zei tegen mij dat hij de achterdeur wel open kon krijgen. Verder zei [jongen 1] tegen mij dat ik op de uitkijk moest gaan staan. Ik moest bij het keukenraam gaan staan. Ik ging vervolgens bij het keukenraam staan en [jongen 1] liep vervolgens naar de achterdeur. Direct hierop hoorde ik een hard geluid. Direct hierop kwam [jongen 1] teruggelopen en liet mij een geknakte cilinder zien. [jongen 1] zei tegen mij dat hij de cilinder van de achterdeur er uit gehaald had. Toen wij nog bij elkaar stonden, hoorde [jongen 1] iets. Direct hierop sprong [slachtoffer 1] tevoorschijn. In een reflex zag ik [jongen 1] op [slachtoffer 1] toe rennen en bedreigde hem met de revolver. Ik trok snel mijn muts naar beneden. Ik hoorde [jongen 1] tegen [slachtoffer 1] roepen: "Geld, geld", althans woorden van gelijke strekking. [jongen 1] hield de revolver op [slachtoffer 1] gericht. Direct hierop zag ik [jongen 1] [slachtoffer 1] vol in het gezicht slaan. Volgens mij sloeg hij de bril van [slachtoffer 1] van zijn gezicht. Hierop zag ik [slachtoffer 1] naar binnen vluchten met [jongen 1] achter hem aan. Ik zag [slachtoffer 1] een tussendeur dicht gooien. Deze tussendeur is voorzien van een ruit. Direct hierop zag en hoorde ik [jongen 1] met de revolver in zijn vuist de ruit van de tussendeur kapot slaan. [jongen 1] riep tegen mij dat ik ook moest komen. Hierop rende ik ook naar binnen. [jongen 1] sprong vervolgens via de ontstane opening in de tussendeur naar binnen de woonkamer in. Ik liep vervolgens achter [jongen 1] aan en stond ook in de woonkamer. Toen ik in de woonkamer stond, zag ik de vrouw van [slachtoffer 1] ook binnen zitten. [jongen 1] riep:"Dit is een overval. Werk mee, dan gebeurt er niks.", in ieder geval woorden van gelijke strekking. [jongen 1] riep: "Geld, geld, geld". Ik zag [slachtoffer 1] naar de keuken lopen en [jongen 1] liep achter hem aan. Ik heb het mes dat ik in mijn bezit had opengevouwen in een van mijn handen. Ik liep ook achter [jongen 1] aan. Hierop riep ik in zijn algemeenheid dat [slachtoffer 1] gewoon geld moest geven, dat hem dan niets zou overkomen. Ik wist namelijk dat [jongen 1] het een en ander meende. Ik had die indruk gekregen, omdat [jongen 1] tevoren meneer [slachtoffer 1] op zijn gezicht had geslagen. Ik zag [slachtoffer 1] in de keuken vervolgens een kast opentrekken, waarna hij enkele mapjes en een envelop beetpakte. Volgens mij waren het twee mapjes. Dit betroffen mapjes met een rits er in aangebracht. Ze waren donker van kleur. Vervolgens zag ik [jongen 1] de mapjes uit de handen van [slachtoffer 1] pakken. Hierop pakte [jongen 1] volgens mij een gsm-telefoon en sleutels. Wij renden via de achterdeur weg. Ik maakte de buddyseat open en [jongen 1] gooide de mapjes in de helmruimte. Hierop zijn wij met mijn bromfiets terug naar [jongen 2] gereden. Toen wij bij [jongen 2] aangekomen waren, deed ik de buddyseat open en nam [jongen 1] de mapjes uit de opbergruimte. [jongen 1] opende vervolgens de mapjes. Er zat een envelop bij. [jongen 1] keek in de envelop en ik zag dat er zowel Nederlands als Belgisch geld in zat. [jongen 1] opende vervolgens de twee mapjes en ik zag dat er ook een hele hoop geld in zat, alsmede een pakje bankcheques. Hierop trok [jongen 1] zijn jas, muts en zijn handschoenen uit. De muts, jas en donkerkleurige regenbroek van [jongen 1] en de twee lege mapjes werden in een plastic tas gedaan en deze werd bij mij in de opbergruimte van mijn bromfiets gelegd. [jongen 1] zei toen tegen mij: “steek dat maar in de fik of gooi het maar weg”. Vervolgens startte [jongen 2] de auto, [jongen 1] riep "bedankt" en gooide vervolgens de envelop met geld naar buiten. Ik pakte vervolgens de envelop beet en stak die bij me. Hierop ben ik met mijn bromfiets via de bossen langs het Eurocircuit in Valkenswaard, via Westerhoven naar Bergeijk gereden. In Westerhoven ben ik in de bossen gestopt en dumpte de plastic tas met de kleding van [jongen 1] bij een afvalbak. Ik verstopte de tas onder een tak. De volgende dag ben ik overdag naar [getuige 4] gereden. Bij [getuige 4] heb ik toen verteld dat ik meegedaan had aan de overval op [slachtoffer 1] . [jongen 1] is ongeveer 1.90 meter, mager, leeftijd ongeveer 25 jaar, half lang donker blond haar.
14.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 30 januari 2017, p. 64 t/m 72, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 5] :
In de zaak van [slachtoffer 1] heeft [naam mededader] (
het hof begrijpt: [naam mededader]) altijd gezegd dat hij de namen van die jongens niet kon noemen, niet tegen ons, maar ook niet tegen de politie. [naam mededader] heeft tegen ons gezegd dat de namen die hij bij de politie heeft genoemd in zijn verhoor niet kloppen.
15.
Een proces-verbaal van verhoor, d.d. 18 april 2001, p. 153 t/m 156, voor zover inhoudende als verklaring [getuige 4] :
In de week voor de overval op [slachtoffer 1] is [naam mededader] bij mij thuis geweest. Ik hoorde dat [naam mededader] zei: “Ik ben van plan om [slachtoffer 1] te overvallen met een jongen die helemaal lijp is”. Zaterdag na de overval hoorde ik dat [naam mededader] zei: “ja, we hebben het gedaan”. [naam mededader] liet aan mij het geld zien. Ik zag een pakje geld. Ik zag Belgisch en Nederlands geld. [naam mededader] heeft tegen mij verteld dat er geld was weggenomen bij [slachtoffer 1] . [naam mededader] heeft mij die zaterdagavond verteld hoe ze de overval hebben gepleegd. [naam mededader] heeft mij verteld dat hij de kleding in een plastic zak in de bossen heeft achtergelaten.
16.
Een proces-verbaal van verhoor, d.d. 19 april 2001, p. 157 t/m 159, voor zover inhoudende als verklaring [getuige 4] :
[naam mededader] heeft de jas en bivakmuts in een prullenbak gegooid. Ik ben samen met [naam mededader] naar de plaats gereden om te kijken of ze er nog lagen. In Westerhoven zijn we een zandpad opgedraaid en in de richting van de bossen gereden. Aan de boskant stond een bankje. Ik hoorde dat [naam mededader] zei: “Ik heb een probleem, ik heb hier mijn tas neergelegd met daarin de kleren van de overval, deze zijn nu weg.” Ik vroeg aan hem wat er in de tas zat. Ik hoorde dat [naam mededader] zei: “Bivakmuts en jas”.
17.
Een proces-verbaal van verhoor, d.d. 25 april 2001, p. 119 t/m 122, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 4] :
Op 17 maart 2001 kwam [naam mededader] bij mij thuis. Meteen toen [naam mededader] binnen kwam, liet hij mij een stapeltje geld zien. Ik zag dat het bankbiljetten waren van Belgische franken en Nederlandse guldens. [naam mededader] begint dan te vertellen hoe de overval is verlopen. Ik hoorde dat [naam mededader] zei: “We zijn samen op mijn bromfiets naar de poort gereden van [slachtoffer 1] . We zijn toen achterom gegaan. We gingen naar binnen. Ik heb het mes op de nek van de vrouw gezet. Het was een vlindermes. De andere dader schreeuwde: “Geef geld” en dat deed de man niet meteen. Toen flipte hij en sloeg met het geweer op zijn hoofd”.
18.
Een proces-verbaal van verhoor, d.d. 11 april 2001, p. 150 t/m 152, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 6] :
Ik heb [naam mededader] (
het hof begrijpt: [naam mededader] )wel eens horen vertellen over [slachtoffer 1] de fietsenhandelaar in Valkenswaard. [naam mededader] heeft mij verteld dat hij de overval met een ander gepleegd heeft. [naam mededader] vertelde mij dat hij samen met een andere man bij [slachtoffer 1] binnengedrongen was. [naam mededader] vertelde mij dat hij met de scooter naar [slachtoffer 1] gereden was. Na de overval had hij de kleding in een plastic zak tussen Westerhoven en Bergeijk in de bossen weggegooid. Dit was bij een bankje en volgens mij hing er ook een vuilnisbak bij.
19.
Een proces-verbaal van verhoor, d.d. 30 april 2001, p. 123 t/m 127, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 7] :
De eerste keer dat ik van de overval op fietsenhandelaar [slachtoffer 1] hoorde, was toen [naam mededader] het mij vertelde. Hij vertelde mij dat hij [slachtoffer 1] had overvallen. Hij vertelde mij dat hij samen met twee andere jongens de overval gepleegd had. Ik weet dat een jongen uit Bergeijk komt en dat de andere jongen “ [achternaam verdachte] ” wordt genoemd. Deze jongen had de deur open gebroken. Onder het openbreken kwam [slachtoffer 1] eraan. Hij vertelde mij dat ze [slachtoffer 1] hadden overmeesterd en dat ze naar binnen waren gegaan. Binnen zat de vrouw van [slachtoffer 1] . Ze hebben toen [slachtoffer 1] met de revolver bedreigd dat hij geld moest geven. De jongen heeft toen met de revolver [slachtoffer 1] tegen het hoofd geslagen. [naam mededader] vertelde nog dat hij een mes bij zich had en dat hij daarmee de vrouw van [slachtoffer 1] heeft bedreigd. [naam mededader] bedreigde de vrouw door het mes voor haar keel en borst te houden. [naam mededader] vertelde dat ze zijn weggegaan met onder meer geld, cheques en een telefoon. [naam mededader] vertelde mij dat hij een deel van het geld had gekregen en dat de andere jongens de rest hadden. Hij vertelde dat het geld in mapjes zat. Hij vertelde mij dat het Belgisch en Nederlands geld was.
20.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 6 februari 2017, p. 74 t/m 77, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 7] :
Ik was goed bevriend met [naam mededader] . Ik weet nog wel dat [naam mededader] verteld heeft over die overval op [slachtoffer 1] . [naam mededader] heeft tegen mij de naam “ [achternaam verdachte] ” genoemd.
21.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 17 mei 2017, p. 83 t/m 90, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 8] :
A: Ik heb een relatie gehad met [verdachte]
V: [verdachte] zei dat jullie ook wel eens naar België naar de Atmos gingen?
A: Jazeker. Ik ging daar naar toe met [verdachte] .
Iedereen noemt hem [achternaam verdachte] .
22.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 31 juli 2017, p. 103 t/m 115, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 9] :
[naam mededader] was een vriend van mij. [getuige 8] heeft kinderen van een jongen die ik ken. Ik wil daar niks over kwijt. Ik brand daar mijn handen niet meer aan. Ik wil niks met hem te maken hebben, ik ben bang voor hem. Vroeger ging ik daar mee om, maar ik wil er niks meer mee te maken hebben. Je hebt het over [verdachte] . Die kwam wel eens bij mij vroeger, dat was ook een vriend van mij. Ik heb een streep getrokken onder mijn oude leven. [naam mededader] en [verdachte] kenden elkaar ook. Zij hadden contact met elkaar. Ik ging ook wel eens naar [naam mededader] toe samen met [verdachte] . Ik ben vroeger in de Atmos in België geweest. [verdachte] kwam ook wel eens in de Atmos. Wij waren stapmaten.
23.
Een proces-verbaal van verhoor, d.d. 21 augustus 2017, p. 520 t/m 529, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Vroeger kwam ik wel eens in de Atmos in Antwerpen.
24.
Een proces-verbaal van het onderzoek in raadkamer van het gerechtshof, d.d. 29 juni 2017, inhoudende de verklaring van de verdachte:
Op uw vraag of ik wel eens “ [achternaam verdachte] ” word genoemd, antwoord ik dat dit mijn achternaam is en ik ook wel eens zo word genoemd.
25.
Een proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Oost-Brabant, d.d. 7 februari 2018, voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte:
Ik ben 1.88 meter lang. In maart 2001 had ik lang donkerblond haar.
26.
Een proces-verbaal relaas, d.d. 8 oktober 2017, p. 10 t/m 40, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Historisch signalement [naam mededader]
Verdachte [naam mededader] gaf als signalementsomschrijving:
Ongeveer 175-180 lang
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde