ECLI:NL:GHSHE:2020:3083

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 oktober 2020
Publicatiedatum
6 oktober 2020
Zaaknummer
200.243.820_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over erfgrens en aanbouw met schadevergoedingseisen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een burengeschil tussen twee partijen over een aanbouw die door de ene buur is gerealiseerd. De appellanten, wonende te [woonplaats], hebben in principaal hoger beroep beroep ingesteld tegen de geïntimeerden, die ook in incidenteel hoger beroep zijn gegaan. De kern van het geschil betreft de aanbouw van de geïntimeerden, die deels over de erfgrens van de appellanten is gebouwd. De appellanten stellen dat deze aanbouw moet worden afgebroken voor zover deze op hun perceel is gebouwd, en eisen schadevergoeding voor de overlast die zij ondervinden.

Het hof heeft in een tussenarrest van 2 oktober 2018 een comparitie na aanbrengen gelast, waarna partijen het eens zijn geworden over het inschakelen van een deskundige. Deze deskundige zal de bouwkundige kwaliteit van de aanbouw onderzoeken en rapporteren. Het hof heeft vragen geformuleerd die aan de deskundige voorgelegd zullen worden, waaronder de bouwkundige kwaliteit van de aanbouw, de fundering, en de afwatering. Tevens wordt er gekeken naar mogelijke wateroverlast in de woning van de appellanten en de kosten van herstelwerkzaamheden.

De zaak is op 6 oktober 2020 behandeld, waarbij het hof heeft besloten om de zaak naar de rolzitting van 20 oktober 2020 te verwijzen voor het nemen van een akte door beide partijen. Het hof houdt verdere beslissingen aan totdat de deskundige zijn rapport heeft uitgebracht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.243.820/01
arrest van 6 oktober 2020
in de zaak van

1.[appellante] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[appellant] ,wonende te [woonplaats] ,
appellanten in principaal hoger beroep,
geïntimeerden in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [appellanten] ,
advocaat: mr. H. Akbaba te Breda,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[geïntimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden in principaal hoger beroep,
appellanten in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [geïntimeerden] ,
advocaat: mr. M. Blok te Ede GLD,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 2 oktober 2018 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, onder zaaknummer 6269938 CV EXPL 17-4092 gewezen vonnis van 11 april 2018.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 2 oktober 2018 waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast;
  • de processen-verbaal van de comparitie na aanbrengen van 29 november 2018 en
  • de memorie van grieven met producties en eiswijziging;
  • de memorie van antwoord in principaal appel tevens memorie van grieven in incidenteel appel met productie;
  • de memorie van antwoord in incidenteel appel;
  • de door [appellanten] voor de comparitie toegezonden producties VIII tot en met XI;
  • het proces-verbaal van de op 26 augustus 2020 gehouden meervoudige comparitie.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg

6.De beoordeling

in principaal en incidenteel hoger beroep
6.1
De kwestie die partijen verdeeld houdt heeft met name betrekking op de (bouwkundige kwaliteit van de) aanbouw met een lengte van drie meter die [geïntimeerden] in 2016 en daarna hebben gebouwd. Die aanbouw is deels (17 centimeter) over de erfgrens met het perceel van [appellanten] en dus deels op het perceel van [appellanten] gebouwd. De vorderingen van partijen houden direct en indirect verband met deze aanbouw/overbouw.
6.2.
Tijdens de meervoudige comparitie van partijen zijn partijen het eens geworden over het verdere verloop van de procedure in die zin dat:
  • het hof een deskundige zal benoemen die, kort gezegd, onder andere de bouwkundige constructie van de aanbouw van geïntimeerden zal onderzoeken en daarover zal rapporteren;
  • partijen ieder de helft van de kosten van het voorschot voor het deskundigenbericht zullen dragen;
  • partijen aan het hof de keuze voor de persoon van de deskundige overlaten.
6.3.
Het hof zal hierna de vragen formuleren die hij aan de deskundige wil voorleggen. Partijen krijgen daarna gelijktijdig de gelegenheid om zich binnen 14 dagen na het tussenarrest (dus op de rolzitting van 20 oktober 2020) bij akte over die voorgenomen vraagstelling uit te laten. Het hof zal vervolgens arrest wijzen, waarbij de deskundige zal worden benoemd. In dat tussenarrest zal ook een gerechtelijke plaatsopneming worden gelast. Die gerechtelijke plaatsopneming zal gelijktijdig worden gehouden met het onderzoek ter plaatse door de deskundige. Mr. B.E.L.J.C. Verbunt zal als raadsheer-commissaris die gerechtelijke plaatsopneming leiden.
6.4.
Het hof stelt voor de volgende vragen aan de deskundige voor te leggen:
1. Wat is uw oordeel over de bouwkundige kwaliteit van de (in het verlengde van de reeds bestaande uitbouw gerealiseerde) aanbouw aan de woning van [geïntimeerden] ? Licht uw antwoord toe.
2. Wat is, meer in het bijzonder, uw oordeel over:
a. de bouwkundige kwaliteit van het metsel- en voegwerk van de zijmuur van de aanbouw die deels op het perceel van [appellanten] is gebouwd?
b. de bouwkundige kwaliteit van het dak van de aanbouw en de aansluiting van dat dak op het dak van de uitbouw?
c. de bouwkundige kwaliteit van de fundering van de genoemde zijmuur van de aanbouw?
Licht uw antwoorden toe.
3. Is, gelet op uw antwoorden op de vragen 1. en 2., de bouwkundige kwaliteit van de genoemde zijmuur van de aanbouw zodanig dat (aanvullende of herstel-)werkzaamheden noodzakelijk of althans wenselijk zijn? Zo ja, welke werkzaamheden moeten worden verricht en wat kosten die werkzaamheden? Licht uw antwoorden toe.
4. Hoe beoordeelt u de bouwkundige kwaliteit van de afwatering van het dak van de aanbouw (en de uitbouw) van [geïntimeerden] ? Is die bouwkundige kwaliteit zodanig dat (aanvullende of herstel-)werkzaamheden noodzakelijk of althans wenselijk zijn? Zo ja, welke werkzaamheden moeten worden verricht en wat kosten die werkzaamheden? Licht uw antwoorden toe.
5. Is sprake van wateroverlast aan de achterzijde van de woning van [appellanten] (begane grond en eerste etage) en, zo ja, houdt die wateroverlast verband met de bouwkundige constructie van (het dak van) de aanbouw (en de uitbouw) van [geïntimeerden] ? Licht uw antwoorden toe.
6. Als, gelet op uw antwoord op vraag 5., sprake is van wateroverlast in de woning van [appellanten] , is daardoor voor [appellanten] ontstaan en zo ja, wat is de omvang daarvan en wat kost het herstel van de schade? Licht uw antwoorden toe.
7. Is het in bouwkundig opzicht mogelijk en verantwoord voor [appellanten] om de huidige zijmuur van de aanbouw van [geïntimeerden] te gebruiken als zijmuur voor een door [appellanten] te realiseren aanbouw aan hun woning? Zo neen, is het mogelijk om maatregelen te treffen waardoor dat wel mogelijk is en wat kosten die maatregelen? Licht uw antwoorden toe.
8. Wat zijn de kosten van het afbreken en uitsluitend op het eigen erf herbouwen van de genoemde zijmuur van de aanbouw van [geïntimeerden] ? Licht uw antwoord toe.
9. Kunt u vaststellen of bij dan wel ten gevolge van de bouwwerkzaamheden aan de aanbouw door [geïntimeerden] :
a. een partytent van [appellanten] in de betreffende muur is ingemetseld?
b. scheuren zijn ontstaan in de woning van de woning van [appellanten] ?
c. cement in de waterleidingen van [appellanten] is gekomen?
d. de afwatering van [appellanten] in de muur is gemetseld?
e. elektriciteitskabels van [appellanten] zijn geraakt die vervangen moeten worden?
f. welke kosten met het herstel van een of meer van deze posten gemoeid zijn?
Licht uw antwoorden toe.
10. Welke aandachtspunten/onderwerpen die hiervoor nog niet aan de orde zijn gesteld acht u nog van belang?
6.5.
Zoals hiervoor al aangegeven, zal het hof de zaak naar de rol verwijzen van
20 oktober 2020 voor het nemen van de in r.o. 6.3. bedoelde akte.
6.6.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

7.De uitspraak

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep
verwijst de zaak naar de rolzitting van
20 oktober 2020voor het nemen door beide partijen van de hiervoor in r.o. 6.3. bedoelde akte;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.I.M.W. Bartelds, W.J.J. Beurskens en B.E.L.J.C. Verbunt en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 6 oktober 2020.
griffier rolraadsheer