In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen [geïntimeerde] over de levering van een tweedehands laptop. [geïntimeerde] had de laptop aangeschaft voor het maken van tekeningen met een specifiek softwareprogramma. De laptop werd op 19 september 2017 geleverd door [appellant], die beweerde dat het softwareprogramma op de laptop was geïnstalleerd. Later bleek echter dat de software illegaal was en dat [geïntimeerde] inbreuk had gemaakt op het auteursrecht van de softwareleverancier.
[geïntimeerde] vorderde schadevergoeding van [appellant] omdat hij meende dat de laptop met een legale versie van de software geleverd had moeten worden. Het hof oordeelde dat [geïntimeerde] moet bewijzen dat er een overeenkomst was waarin was vastgelegd dat een legale versie van de software geleverd zou worden. Het hof stelde vast dat [geïntimeerde] niet redelijkerwijs kon verwachten dat voor de prijs van € 150,00 een legale versie van de software zou worden geleverd.
Het hof heeft [geïntimeerde] toegelaten tot het leveren van bewijs dat partijen zijn overeengekomen dat [appellant] een laptop met een legale versie van de software zou leveren. De zaak is verwezen naar de rol voor het opgeven van getuigen en verhinderdata. Het hof houdt verdere beslissingen aan.