Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 6582195 18 - 289)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met zes producties, genummerd 11 tot en met 16;
- de memorie van antwoord;
- het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd.
3.De beoordeling
zero tolerancebeleid voert met betrekking tot het kweken van hennep in door haar verhuurde woningen. Bij de aangetroffen hoeveelheid hennep en gripzakjes is geen sprake meer van teelt voor eigen gebruik en moet worden aangenomen dat sprake is van bedrijfsmatige teelt. Bovendien veroorzaakt [geïntimeerde ] stank- en andere overlast door gasten te ontvangen en in de woning te laten blowen. Wil een streng hennepbeleid zijn vruchten blijven afwerpen, dan moet [appellante] consequent de beëindiging van een huurovereenkomst nastreven bij het aantreffen van een kwekerij die groter is dan nog als kwekerij voor eigen gebruik kan worden beschouwd. Het hebben van zo’n kwekerij betekent dat [geïntimeerde ] als huurder de woning gebruikt voor een andere bestemming dan waartoe die ter beschikking is gesteld en dat hij handelt in strijd met de eisen van goed huurderschap. Het tekortschieten is volgens [appellante] ernstig genoeg om de ontbinding en ontruiming te rechtvaardigen. De aangevoerde medicinale redenen maken dat niet anders.
zero tolerancebeleid van [appellante] ondergraven. Dat is gedrag dat een goed huurder niet betaamt.
zero tolerancebeleid ten aanzien van het kweken van hennep in door haar verhuurde woonruimten. De woningcorporaties kunnen doorgaans steun voor dit beleid ontlenen aan de jurisprudentie van dit hof. Het hof constateert verder met [appellante] dat zich in 2018 en in de zomer van 2019 tal van incidenten hebben voorgedaan rondom de algemene ruimten in het appartementencomplex waarin [geïntimeerde ] woont. [geïntimeerde ] heeft ook niet betwist dat de door [appellante] aangevoerde feiten hebben plaatsgevonden. Hij betwist echter dat hij daarvoor verantwoordelijk is geweest. Inmiddels zijn twee mede-bewoonsters verhuisd en het hof acht het aannemelijk dat de onrust die medio 2019 is ontstaan heeft bijgedragen aan hun besluit om te verhuizen. Maar het hof stelt ook vast dat recente meldingen van wangedrag van [geïntimeerde ] of overlast die door bezoekers van [geïntimeerde ] wordt veroorzaakt ontbreken.
onder de gegeven omstandighedenonaanvaardbaar zou zijn, ook indien zou worden vastgesteld dat de incidenten uit 2019 en eerder aan [geïntimeerde ] toegerekend zouden kunnen worden. Daarbij betrekt het hof ook dat [appellante] aan [geïntimeerde ] een voorstel heeft gedaan om in de woning te blijven wonen, waarbij zij onder meer als voorwaarde heeft gesteld dat [geïntimeerde ] het telen van hennep zou staken.