Uitspraak
- het tussenarrest van 14 augustus 2018;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen op 12 november 2018, tevens in de zaak met zaaknummer 200.240.039/01, waarbij geen minnelijke regeling het geschil is bereikt;
- de memorie van grieven van [zoon 1] van 5 februari 2019 met producties;
- de memorie van antwoord van [zoon 2] van 23 april 2019 met een productie.
- het tussenarrest van 14 augustus 2018;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen op 12 november 2018, tevens in de zaak met zaaknummer 200.239.509/01, waarbij geen minnelijke regeling het geschil is bereikt;
- de memorie van grieven van moeder van 5 februari 2019 met producties en eiswijziging;
- de memorie van antwoord van [zoon 2] van 23 april 2019 met een productie.
6.De verdere beoordeling
conventieveroordeling van moeder en [zoon 1] tot het verstrekken van afschriften van de gegevens met betrekking tot de gezamenlijke agrarische onderneming van vader en [zoon 1] , de maatschap en de beëindiging daarvan, de bedrijfsoverdracht, aangiften inkomstenbelasting en de lening(en) van vader aan [zoon 1] , als vermeld in punt 16 van de dagvaarding, op verbeurte van een dwangsom.
reconventiebetaling van het bedrag van € 20.000,= met de rente van 4,5% per jaar vanaf 1 mei 2012. [zoon 2] heeft het bestaan van deze vordering erkend, maar zich voor een deel daarvan beroepen op verrekening met kosten in verband met het opvragen van stukken.
conventieeen beroep van [zoon 1] op het gezag van gewijsde van het arrest van dit hof van 16 december 2003, hiervoor in 6.1 onder 3) vermeld, verworpen en tot uitgangspunt genomen dat [zoon 2] er belang bij heeft dat de omvang van de legitimaire massa van de nalatenschap van vader thans wordt vastgesteld. De rechtbank heeft verder overwogen dat [zoon 2] zijn vordering heeft gebaseerd op artikel 843a lid 1 Rv, maar dat met aanvulling van de rechtsgronden op grond van artikel 25 Rv artikel 4:16 lid 4 BW voor toepassing in aanmerking komt, ook al is de ouderlijke boedelverdeling onder oud recht tot stand gekomen. Uit die bepaling vloeit naar het oordeel van de rechtbank het in artikel 843a lid 1 Rv vereiste rechtmatig belang voort. Op grond daarvan heeft de rechtbank moeder en [zoon 1] bevolen om inzage of afschriften te verstrekken, althans hun medewerking te verlenen aan de verstrekking daarvan door derden, van de volgende gegevens aan [zoon 2] :
reconventieis geheel toegewezen. De proceskosten in conventie en in reconventie zijn tussen partijen gecompenseerd. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.
conventieniet geheel zijn toegewezen, heeft [zoon 2] daartegen niet (incidenteel) geappelleerd, zodat in dit hoger beroep die vorderingen alleen aan de orde zijn, voor zover deze door de rechtbank zijn toegewezen.
reconventieheeft [zoon 2] niet (incidenteel) geappelleerd, zodat in dit hoger beroep die vordering verder niet meer aan de orde is.
In dit geval strandt een op de hierboven bedoelde informatieaanspraak ook in hoger beroep nog gebaseerde althans gehandhaafde vordering van [zoon 2] tegenover moeder en/of [zoon 1] evenwel op de omstandigheid dat zij de informatie die zij beschikbaar hebben reeds hebben verstrekt en dat niet is komen vast te staan dat zij daarnaast nog over informatie beschikken die voor [zoon 2] relevant is voor het doel waarvoor hij deze verlangt.
en moeder hebben terecht naar voren gebracht dat de rechtbank geen termijn heeft bepaald waarbinnen de opgesomde stukken moesten worden verstrekt. Het hof is van oordeel dat zij deze stukken ook zonder oplegging van een dwangsom aan [zoon 2] zouden hebben verstrekt. De advocaat van [zoon 1] heeft in een e-mail van 22 januari 2018, dus 12 dagen na het vonnis van de rechtbank, aan [adviseur] van [adviesbureau] (hierna: [adviseur] ) verzocht om (meer dan) de door de rechtbank genoemde stukken aan [zoon 2] te verstrekken. Deze e-mail is ook gestuurd naar de advocaat van [zoon 2] , met de woorden ‘Ik vertrouw mr. Noordhof [hof: destijds advocaat van [zoon 2] ] daarmee akkoord’ (mvg [zoon 2] prod. 19). [zoon 2] heeft niet weersproken dat [adviseur] (tenminste) de door de rechtbank opgedragen stukken op 27 februari 2018 aan hem heeft verstrekt.
Voor dwangsommen bestaat dan ook geen aanleiding (meer). De eerste grief van moeder en de grieven van [zoon 1] falen voor zover zij zien op de verplichting tot verstrekking van gegevens en slagen voor zover zij zien op de oplegging van dwangsommen.
Het vonnis van de rechtbank zal worden bekrachtigd onder aanvulling van rechtsgronden voor zover het de toewijzing van de informatieaanspraak en de beslissing aangaande de proceskosten (compensatie) betreft en worden vernietigd voor zover het de dwangsommen betreft.