ECLI:NL:GHSHE:2020:3043

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 september 2020
Publicatiedatum
1 oktober 2020
Zaaknummer
20-000170-19 (OWV)
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot betaling van wederrechtelijk verkregen voordeel in hennepkwekerijzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De betrokkene, geboren in 1969, was veroordeeld voor het telen van hennepplanten in een kwekerij. De politierechter had eerder vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel € 27.628,39 bedroeg en had de betrokkene verplicht tot betaling van dit bedrag aan de Staat. De betrokkene ging in hoger beroep tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 3 september 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis vroeg. De betrokkene pleitte voor afwijzing van de ontnemingsvordering en betwistte de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft de bewijsmiddelen en de argumenten van beide partijen overwogen en kwam tot de conclusie dat de betrokkene in de periode van 21 januari 2015 tot en met 10 februari 2015 opzettelijk 331 hennepplanten had geteeld.

Het hof heeft de ontnemingsvordering vernietigd en het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 31.251,93. Dit bedrag is berekend op basis van de opbrengst van de hennepplanten, verminderd met de kosten die in directe relatie stonden tot de oogst. Het hof heeft de betrokkene de verplichting opgelegd om dit bedrag aan de Staat te betalen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel regelt.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000170-19
Uitspraak : 16 september 2020
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 22 januari 2019 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 01-139963-17 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
wonende te [adres verdachte] .
Hoger beroep
Bij beslissing waarvan beroep heeft de politierechter het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op een bedrag van € 27.628,39 en is aan de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling van dat bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Van de zijde van de betrokkene is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 3 september 2020 alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de betrokkene naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen.
Namens de betrokkene is bepleit dat het hof de ontnemingsvordering zal afwijzen. Subsidiair is aangevoerd dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel te eenvoudig is.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen [1]
1.
Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij d.d. 20 februari 2015, dossierpagina’s 93-100, voor zover inhoudende als relaas van de [verbalisant 1] :
(Dossierpagina 94)
De ontnemingsperiode betreft november 2014 tot 6 februari 2015. Deze periode beslaat 10 weken.
(Dossierpagina 95)
In de kwekerij stonden 331 hennepplanten. Ik stelde dit vast door de planten te tellen. Per m2 stonden er 9 hennepplanten. De opbrengst per plant is dan volgens het rapport van BOOM 30,9 gram.
(Dossierpagina 96/97)
Tijdens het ingestelde onderzoek zijn de navolgende aanwijzingen van een eerdere oogst gebleken:
- Ik verklaar dat er verdroogde resten van hennepplanten waren aangetroffen op de plaats waar de partner van verdachte en zijn zoon een doos hadden in een vuilcontainer.
- Ik verklaart dat in de kweekruimte zich kalkafzetting op het zeil aan de onderzijde van de plantenpotten bevond. De hoogte van de kalkafzetting aan de onderzijde van de potten en op het zeil tegen de opstaande rand kwam overeen.
- Ik verklaar dat de aangetroffen koolstoffilters in de kwekerij waren bevestigd middels spanbanden aan houden latten. Het filterdoek van de koolstoffilters was vervuild. Bij het verplaatsen van de bevestiging bleek dat op de plaats(en) waar deze was aangebracht, het filterdoek een aanzienlijk lichtere kleur vertoonde ten opzichte van de kleur van het overige filterdoek.
- Ik verklaar dat er stof op de stoffilter van de koolstofcilinder lag.
- Ik verklaar dat het hout van de latten waaraan de assimilatielampen waren ophangen, verkleurd was op de plaatsen waar de lampen waren bevestigd aan de lat.
- Ik verklaar dat in de voorzolder knipschaartjes waren aangetroffen. Op deze knipschaartjes bevonden zich hennepresten.
- Ik verklaar dat in de al geoogste hennepkwekerij potten met potgrond waren aangetroffen. In deze potgrond bevonden zich wortelresten van hennepplanten.
- Ik verklaar dat de goederen ten behoeve van de hennepkwekerij een productiedatum hebben van juni 2014 en 14 december 2013.
(Dossierpagina 98)
De hennepkwekerij is aangetroffen op de zolderverdieping van de woning op de [adres] .
Schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeling
De betrokkene is bij arrest van dit hof van 16 september 2020 (parketnummer 20-001909-18) veroordeeld tot straf. Het hof heeft in voornoemd arrest onder andere bewezen verklaard dat veroordeelde in de periode van 21 januari 2015 tot en met 10 februari 2015 te [adres] (in een woning aan de [adres] ) opzettelijk een grote hoeveelheid van 331 hennepplanten heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt. De onderhavige ontnemingsvordering is aan deze strafzaak gelieerd.
De wettelijke grondslag
Het hof ontleent aan de inhoud van de hiervoor bedoelde bewijsmiddelen het oordeel dat de betrokkene in voornoemde periode in de woning aan de [adres] hennepplanten heeft geteeld, dat die planten eenmaal zijn geoogst, en dat de betrokkene daaruit een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft genoten.
Op 10 februari 2015 is een hennepkwekerij aangetroffen op de zolderverdieping in de woning aan de [adres] . Uit het onderzoek ter terechtzitting en het arrest in de hoofdzaak is naar voren gekomen dat er voldoende aanwijzingen zijn dat voorafgaand aan het aantreffen van de hennepkwekerij op 10 februari 2015 sprake is geweest van een eerdere oogst.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
De aangetroffen hennepplanten zaten in vierkante plantenbakken, die van glaswolvlokken waren voorzien. Tussen deze vlokken waren oude wortelresten van volwassen planten zichtbaar. De plantenbakken stonden in een andere bak die voorzien was van dik zwart vijverfolie. Op deze bak waren duidelijke kalkresten zichtbaar.
Verder is er stof op de koolstoffilters aangetroffen, zaten er hennepresten op de aangetroffen knipschaartjes, werd de stroom illegaal afgenomen en waren de houten latten waaraan de assimilatielampen hingen, verkleurd.
Tot slot zijn in een vuil container vijf à zes dozen aangetroffen met daarin 300 plastic plantenbakjes voor hennepstekken.
Het hof acht op grond van het voorgaande aannemelijk geworden dat sprake is van een eerdere oogst en volgt betrokkene derhalve niet in zijn verweer dat geen eerdere oogst heeft plaatsgehad.
Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal het hof derhalve uitgaan van één eerdere geslaagde oogst van 331 hennepplanten.
Bronnen
Het hof neemt – voor zover hierna niet anders wordt vermeld – voor de schatting van bedoeld voordeel tot uitgangspunt het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij (registratienummer 2015027648), op 20 februari 2015 opgemaakt door rapporteur [verbalisant 1] .
Tevens neemt het hof tot uitgangspunt het rapport ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’ van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie, editie november 2010 (hierna te noemen: BOOM-rapport).
Schatting van het voordeel
Opbrengsten
In de kweekruimte werden 331 hennepplanten aangetroffen. Per m2 stonden 9 hennepplanten. Volgens de tabel in het BOOM-rapport resulteert een dergelijke opstelling in een opbrengst van 30,9 gram per plant en dus in een totale opbrengst van 331 hennepplanten x 30,9 gram = 10.227,9 gram hennep per oogst. De verkoopprijs van hennep bedraagt volgens het rapport van het BOOM € 3,28 per gram (€ 3.280,- per kilogram).
Het hof stelt aan de hand van voormeld BOOM-rapport vast dat de betrokkene een opbrengst heeft behaald van een oogst 10.227,9 gram x € 3,28 = € 33.547,51 per oogst.
Kosten
Bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient acht te worden geslagen op de door betrokkene naar voren gebrachte en aannemelijk geworden kosten. Naar het oordeel van het hof dienen op voormeld bedrag derhalve de navolgende kosten, die in directe relatie staan tot de oogst waaruit de betrokkene dit voordeel heeft behaald en die als reële uitvoeringskosten kunnen worden gezien, in mindering te worden gebracht.
Het hof zal overeenkomstig de opgave in het hiervoor vermelde BOOM-rapport de kosten als volgt vaststellen:
  • Afschrijvingskosten bij een hennepkwekerij van 331 hennepplanten, uitgaande van één oogst: € 250,-;
  • Inkoopprijs van de stekken van € 2,85 per stek à 331 hennepplanten : € 943,35;
  • Variabele kosten van € 3,33 per plant à 331 hennepplanten : € 1.102,23.
Uit het dossier is gebleken dat de betrokkene de elektriciteit op illegale wijze heeft verkregen. Naar het oordeel van het hof is op basis van de thans voorhanden zijnde stukken niet aannemelijk geworden dat betrokkene de door Enexis in rekening gebrachte elektriciteitskosten reeds heeft voldaan. Derhalve worden deze kosten niet in mindering gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel. Indien bij de executie van een door de ontnemingsrechter onherroepelijk vastgestelde betalingsverplichting blijkt dat de betrokkene een deel van de kosten wel heeft voldaan, kan dit deel in de fase van verhaal in mindering worden gebracht op de betalingsverplichting ingevolge art. 577b Sv.
Van overige kosten is het hof niet gebleken.
In totaal dient derhalve in mindering op de opbrengst te worden gebracht een bedrag van
€ 250,00 + € 943,35 + € 1.102,23 = € 2.295,58
Netto wederrechtelijk verkregen voordeel
Het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de onderhavige hennepkwekerij wordt op grond van het bovenstaande geschat op € 33.547,51 minus € 2.295,58 =
€ 31.251,93.
Op te leggen betalingsverplichting
Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet van omstandigheden gebleken die voor het hof aanleiding zijn het door de betrokkene te betalen bedrag op de voet van artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht lager vast te stellen dan het geschatte voordeel.
Het hof zal aan de betrokkene de verplichting opleggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. Dit voorschrift is toegepast, zoals dit ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens gold dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens geldt.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
31.251,93
(eenendertigduizend tweehonderdeenenvijftig euro en drieënnegentig cent).
Bepaalt de duur van de gijzeling op 3 jaren.
Aldus gewezen door:
mr. S. Riemens, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. H. von Hebel, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.N. Schlüter, griffier,
en op 16 september 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. S. Riemens en mr. H. von Hebel zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie, Eenheid Oost-Brabant, district Helmond, registratienummer PL2100-2015027648, opgemaakt door [verbalisant 1] , ondertekend en gesloten op 8 juli 2015, doorgenummerde dossierpagina’s 1-54, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal en daarin gerelateerde bijlagen, alsmede geschriften. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.