De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – kort samengevat – het volgende aan.
[minderjarige 1] is in 2018 uit huis geplaatst, omdat er sprake was van huiselijk geweld van de vader jegens de moeder en de moeder de woning diende te verlaten. De moeder kon aan die uithuisplaatsing dus nietsdoen. Zodra de moeder weer een eigen woning had, kon [minderjarige 1] weer bij haar komen wonen volgens de GI. Daar heeft de GI zich niet aan gehouden.
De moeder is in staat de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] te dragen. Zij accepteert de hulp (bij het huishouden) die zij krijgt. De contacten tussen de moeder en [minderjarige 1] verlopen goed. Dat contact ligt nu stil vanwege de coronamaatregelen: de moeder kan geen mondkapje verdragen en dus kan zij niet met het openbaar vervoer reizen.
Het perspectief van [minderjarige 1] ligt bij de moeder en daarom dient zij het gezag te behouden.
Er is ten onrechte niet onderzocht wat de mogelijkheden van de moeder en de heer [de echtgenoot van de moeder] tezamen zijn om [minderjarige 1] op te voeden. Het verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van [minderjarige 3] is afgewezen gezien de positieve omstandigheden van de moeder en haar gezin en het feit dat zij, indien nodig, hulpverlening accepteert. De moeder heeft het gevoel dat zij gestraft wordt, terwijl de vader, die steeds de regels overtreedt en geen goede vader is voor [minderjarige 1] , [minderjarige 1] wel veel mag zien. Opa laat [minderjarige 1] tegen de regels met de vader op pad gaan.
De GI heeft steken laten vallen, was vanaf januari 2019 tot aan de bestreden beschikking structureel niet beschikbaar voor de moeder en is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg. In de laatste verlengingsprocedure heeft de GI toegezegd onderzoek te zullen gaan doen, maar dat is niet gebeurd. De aanvaardbare termijn is niet verstreken en kan ook niet verstrijken als er een inactieve GI is die geen onderzoek doet naar het perspectief van [minderjarige 1] . Er dient een nieuw rapport te worden opgesteld, kijkend naar de actuele situatie en hulpverlening.
De manier waarop de GI zaken heeft laten liggen sinds januari 2019 maakt dat de moeder van mening is dat, voor zover het hof tot het oordeel komt dat de gezagsbeëindiging in stand dient te blijven, er een andere GI tot voogd benoemd moet worden.