ECLI:NL:GHSHE:2020:3024

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 oktober 2020
Publicatiedatum
1 oktober 2020
Zaaknummer
200.277.470_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezagsbeëindigende maatregel met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van de moeder en de (stief)vader tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin het ouderlijk gezag over hun kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], is beëindigd. De moeder en de (stief)vader hebben in hoger beroep verzocht om deze beschikking te vernietigen en het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om het ouderlijk gezag te beëindigen af te wijzen. De kinderen staan sinds 12 augustus 2016 onder toezicht van de gecertificeerde instelling (GI) en zijn uit huis geplaatst. De moeder en de (stief)vader hebben aangevoerd dat zij voldoende kansen hebben gehad om te laten zien dat zij in staat zijn om voor de kinderen te zorgen, en dat de gezagsbeëindiging niet noodzakelijk is voor het toekomstperspectief van de kinderen.

De GI en de pleegouders hebben echter betoogd dat de moeder en de (stief)vader niet in staat zijn om de kinderen de benodigde stabiliteit en veiligheid te bieden. Het hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen en geconcludeerd dat de moeder en de (stief)vader niet in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen binnen een aanvaardbare termijn. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het ouderlijk gezag van de moeder over [minderjarige 2] en het gezamenlijk gezag van de moeder en de vader over [minderjarige 1] is beëindigd. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, die inmiddels al bijna vier jaar in een pleeggezin verblijven en daar een positieve ontwikkeling doormaken.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 1 oktober 2020
Zaaknummer : 200.277.470/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/03/267950 / FA RK 19-3035
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder] ,
en
[de (stief)vader] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna te noemen: de moeder en de (stief)vader;
advocaat: mr. M. van Riet,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
verweerder,
hierna te noemen: de raad.
Deze zaak gaat over
[minderjarige 1](hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] , en
[minderjarige 2](hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] .
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
- Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, de gecertificeerde instelling (hierna te noemen: de GI);
- [grootvader mz tevens pleegvader] en [grootmoeder mz tevens pleegmoeder] , grootouders moederszijde, tevens pleegouders (hierna te noemen: de pleegouders).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 29 januari 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 21 april 2020, hebben de moeder en de (stief)vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en het verzoek van de raad om het ouderlijk gezag van de moeder en de vader, dan wel de moeder over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te beëindigen, af te wijzen.
2.2.
Op 27 mei 2020 is een verweerschrift van de GI ingekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2020. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder en de (stief)vader, bijgestaan door mr. Van Riet;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] ;
- de pleegouders.
De raad is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen. De aanwezigen ter mondelinge behandeling hebben er desgevraagd mee ingestemd dat de behandeling van het beroep niettemin doorgang zou vinden.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 10 december 2019.

3.De beoordeling

3.1.1.
Uit de moeder is [minderjarige 1] geboren. De moeder oefende voor de bestreden beschikking het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] uit.
3.1.2.
Uit het huwelijk van de moeder en de vader is [minderjarige 2] geboren. De moeder en de vader oefenden voor de bestreden beschikking het gezamenlijk ouderlijk gezag over [minderjarige 2] uit.
3.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] staan sinds 12 augustus 2016 onafgebroken onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd geweest tot 12 mei 2020. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn sinds 12 augustus 2016 op grond van een daartoe strekkende machtiging uit huis geplaatst. [minderjarige 1] verblijft sinds 28 oktober 2016 in het huidige pleeggezin en [minderjarige 2] sinds 3 november 2016.
3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank het ouderlijk gezag van de moeder over [minderjarige 2] en het ouderlijk gezag van de moeder en de vader over [minderjarige 1] beëindigd.
3.4.
De moeder en de (stief)vader kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De moeder en de (stief)vader voeren, kort samengevat, het volgende aan.
Aan de criteria voor een gezagsbeëindiging is niet voldaan. De aanvaardbare termijn is nog niet verstreken. De moeder en de (stief)vader kunnen de kinderen (op termijn) zelf verzorgen en opvoeden. Zij hebben onvoldoende kansen gehad om te laten zien dat zij hiertoe in staat zijn. De gezagsbeëindiging is niet noodzakelijk om duidelijkheid te verschaffen over het toekomstperspectief van de kinderen. De kinderen mogen bij de pleegouders verblijven en zij zullen op korte termijn niet bij de moeder en de (stief)vader worden geplaatst.
Het gaat al langere tijd erg goed met de moeder en de (stief)vader. Zij zijn in relatietherapie en de (stief)vader heeft het traject bij Mondriaan in verband met zijn alcoholgebruik bijna afgerond. De (stief)vader heeft geleerd om met zijn emoties om te gaan en sinds juli van dit jaar drinkt hij niets meer. De moeder en de (stief)vader werken samen met de GI en Anacare en zij houden zich aan hun adviezen en aanwijzingen. Toch wordt de omgang steeds verder ingeperkt. De moeder en de (stief)vader willen betrokken blijven in het leven de kinderen.
3.6.
De GI voert, kort samengevat, het volgende aan.
De moeder en de (stief)vader hebben voldoende kansen gehad. In 2018 is de omgang uitgebreid om te bekijken of een thuisplaatsing mogelijk was, maar vanwege de grote zorgen over de thuissituatie van de moeder en de (stief)vader bleek dit niet haalbaar. Binnen de relatie van de moeder en de (stief)vader bleven ruzies, huiselijk geweld en alcoholmisbruik de rode draad. Deze problemen spelen nog altijd. De moeder en de (stief)vader geven steeds aan dat er niets aan de hand is. Zij zijn wisselend in hun samenwerking met hulpverlening. Van de hulpverlening voor de (stief)vader in verband met zijn alcoholgebruik heeft de GI niets gezien. Dat hij het traject bij Mondriaan bijna zou hebben afgerond is ongeloofwaardig. Volgens de (stief)vader drinkt hij niet meer, maar de GI ontvangt van de moeder andere signalen. Indien de situatie van de moeder en de (stief)vader mocht verbeteren, dan zou dat iets kunnen betekenen voor de omgang, maar van een thuisplaatsing kan geen sprake meer zijn. De gezagsbeëindiging moet in stand blijven. De aanvaardbare termijn is ruimschoots verstreken. De kinderen verblijven vanaf oktober/november 2016 in het pleeggezin en zij zijn daar gehecht. De moeder en de (stief)vader kunnen zich niet neerleggen bij visie van de GI dat het perspectief van de kinderen bij de pleegouders ligt. Zij gaven wel eens aan dat de kinderen bij de pleegouders op vakantie waren. Uit het gedrag en de uitlatingen van de kinderen bleek dat zij last hadden van de onzekerheid over hun perspectief. Voor de kinderen is hun perspectief nu duidelijk en dat biedt hen rust.
3.7.
De pleegouders voeren, kort samengevat, het volgende aan.
Het gaat goed met de kinderen. Het is nu rustiger qua omgang. De pleegouders maken zich wel nog steeds zorgen over het huiselijk geweld en het alcoholgebruik door de (stief)vader.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Ingevolge artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan het gezag van een ouder over een of meer van zijn kinderen beëindigd worden indien:
een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
de ouder het gezag misbruikt.
3.8.2.
De raad heeft in eerste aanleg om de gezagsbeëindigende maatregel verzocht. Niet is gebleken dat het standpunt van de raad dienaangaande in hoger beroep is gewijzigd.
3.8.3.
Gesteld noch gebleken is dat er sprake is van een situatie waarin de moeder en de vader het gezag misbruiken.
3.8.4.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof – na eigen beoordeling en waardering – overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zodanig opgroeien dat zij in hun ontwikkeling ernstig worden bedreigd, en de moeder en de vader niet in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aanvaardbaar te achten termijn. In aanvulling daarop overweegt het hof als volgt.
3.8.5.
Naar het hof is gebleken, is bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] sprake van een belaste voorgeschiedenis. In de thuissituatie bij de moeder en de (stief)vader was onvoldoende sprake van stabiliteit en veiligheid. De relatie van de moeder en de (stief)vader wordt gekenmerkt door ruzies, huiselijk geweld en alcoholmisbruik door de (stief)vader. Het ontbreekt de moeder en de (stief)vader aan voldoende probleeminzicht. Ondanks de inzet van intensieve ondersteuning op het gebied van relatieproblematiek en opvoeding, alsmede een begeleid omgangstraject met een observatieperiode om te bekijken of de kinderen thuisgeplaatst kunnen worden, zijn de moeder en de (stief)vader niet in staat gebleken [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de opvoeding, rust en stabiliteit te bieden die nodig is voor hun ontwikkeling en (emotionele) veiligheid. De GI en de pleegouders hebben nog steeds zorgen over de situatie van de moeder en de (stiefvader). Niet is gebleken dat hun situatie sinds de uithuisplaatsing is verbeterd. Van de volgens de moeder en de (stief)vader ingeschakelde hulpverlening, zoals relatietherapie en het traject van de (stief)vader in verband met zijn alcoholproblematiek, zijn geen stukken in het geding gebracht. Gelet op al het voorgaande zijn de moeder en de (stief)vader niet in staat de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op zich te nemen.
3.8.6.
Gelet op de leeftijd van de kinderen en het tijdsverloop sinds de uithuisplaatsing, kan van een thuisplaatsing geen sprake meer zijn, ook niet indien de situatie van de moeder en de (stief)vader wel substantieel zou verbeteren. De voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aanvaardbare termijn is namelijk verstreken. Zij zijn respectievelijk zes en vier jaar oud en zij verblijven inmiddels al bijna vier jaar in het huidige pleeggezin, waar zij zich positief ontwikkelen. Zij hebben belang bij continuïteit in hun opvoedsituatie en bij een ongestoorde voortzetting van hun hechtingsproces met de pleegouders. Door het ontbreken van duidelijkheid over hun toekomstperspectief worden [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in hun ontwikkeling bedreigd, te meer nu de moeder en de (stief)vader niet accepteren dat het perspectief van de kinderen bij de pleegouders ligt. Door de GI is onbetwist naar voren gebracht dat de moeder en de (stief)vader de kinderen belasten met hun wens op een thuisplaatsing. De voor de kinderen noodzakelijke duidelijkheid wordt enkel bereikt met een gezagsbeëindiging.
3.9.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 29 januari 2020;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, E.M.C. Dumoulin en M.I. Peereboom-Van Drunick en is op 1 oktober 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.