Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige 1](hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] , en
[minderjarige 2](hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] .
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van de moeder en de (stief)vader tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin het ouderlijk gezag over hun kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], is beëindigd. De moeder en de (stief)vader hebben in hoger beroep verzocht om deze beschikking te vernietigen en het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om het ouderlijk gezag te beëindigen af te wijzen. De kinderen staan sinds 12 augustus 2016 onder toezicht van de gecertificeerde instelling (GI) en zijn uit huis geplaatst. De moeder en de (stief)vader hebben aangevoerd dat zij voldoende kansen hebben gehad om te laten zien dat zij in staat zijn om voor de kinderen te zorgen, en dat de gezagsbeëindiging niet noodzakelijk is voor het toekomstperspectief van de kinderen.
De GI en de pleegouders hebben echter betoogd dat de moeder en de (stief)vader niet in staat zijn om de kinderen de benodigde stabiliteit en veiligheid te bieden. Het hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen en geconcludeerd dat de moeder en de (stief)vader niet in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen binnen een aanvaardbare termijn. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het ouderlijk gezag van de moeder over [minderjarige 2] en het gezamenlijk gezag van de moeder en de vader over [minderjarige 1] is beëindigd. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, die inmiddels al bijna vier jaar in een pleeggezin verblijven en daar een positieve ontwikkeling doormaken.