Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
,
[minderjarige 1](hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] , en
[minderjarige 2](hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] .
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 20 december 2018. In die beschikking was bepaald dat het gezag over de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voortaan aan de vader alleen toekomt. De moeder, die in hoger beroep is gegaan, verzoekt de beschikking te vernietigen en het verzoek van de vader niet-ontvankelijk te verklaren of af te wijzen. De vader verzoekt op zijn beurt de moeder in haar hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
De mondelinge behandelingen vonden plaats op 9 januari 2020 en 24 augustus 2020, waarbij beide ouders en hun advocaten aanwezig waren. De Raad voor de Kinderbescherming en de Stichting Jeugdbescherming Brabant waren ook betrokken in de procedure. De moeder voert aan dat er geen relevante wijziging van omstandigheden is die een wijziging van het gezag rechtvaardigt, terwijl de vader stelt dat de communicatieproblemen en de afwezigheid van de moeder een wijziging van het gezag noodzakelijk maken.
Het hof overweegt dat de omstandigheden sinds de echtscheiding zijn gewijzigd en dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat het gezag bij de vader blijft. De moeder heeft in het verleden het gezag van de vader belemmerd en er is sprake van een ernstig verstoorde communicatie tussen de ouders. Het hof wijst het verzoek van de moeder om een raadsonderzoek af, omdat dit te belastend zou zijn voor de kinderen. Uiteindelijk bekrachtigt het hof de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten in hoger beroep.