Uit voornoemde rapportage van Sterk Huis van 29 mei 2020 en voornoemd gesprek
op 8 juli 2020 met mevrouw [kindbehartiger] (de kindbehartiger), komt het volgende naar voren.
De kinderen kunnen zichzelf geen toestemming geven om op een fijne manier contact te hebben met de vader. De kinderen zijn zichtbaar gespannen tijdens de omgang.
De kinderen zijn ervan op de hoogte dat de ouders de afgelopen jaren geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over de omgangsregeling. Zij hebben verder al veel hulpverleners gezien en gesproken. De kinderen hebben in de gesprekken met de kindbehartiger aangegeven dat zij het contact met de vader niet fijn vinden en geen contact met de vader willen.
De kindbehartiger acht het mogelijk dat de kinderen bewust en onbewust gedurende het contactmoment van 26 februari 2020 (waarbij de kindbehartiger aanwezig was) wilden laten zien dat de omgang met de vader niet prettig verloopt.
De kindbehartiger acht het verder denkbaar dat, nu de ouders opnieuw ruimte hebben gekregen om hun visie bij de nieuwe hulpverlener kenbaar te maken, dit zijn weerslag heeft gehad op de kinderen, omdat dit voor onduidelijkheid zorgt over hoe de omgangsregeling gaat verlopen.
De kindbehartiger heeft ten aanzien van de omgangsregeling een aantal adviezen uitgebracht, zoals het bieden van keuzes aan de kinderen over waar de omgang zal plaatsvinden, het aanwezig laten zijn van vriendjes tijdens de omgang en de omgang afwisselend samen of individueel te laten plaatsvinden. De kinderen staan echter niet open voor oplossingen om het contact op een voor hen prettigere manier te laten verlopen. Verder heeft de kindbehartiger geadviseerd dat zowel de vader als de moeder individuele hulp zoeken. Immers, bij beide ouders wordt gezien dat het proces om de belangen van de kinderen op de eerste plaats te zetten stagneert.
Verder stelt de kindbehartiger voor een regeling vast te stellen waarbij de frequentie wordt verhoogd naar bijvoorbeeld één keer per drie weken, maar waarbij de duur van het contactmoment wordt verkort.