ECLI:NL:GHSHE:2020:30

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 januari 2020
Publicatiedatum
9 januari 2020
Zaaknummer
200.256.885_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van voormalig bewindvoerder tegen ontslag

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Stichting [stichting] Bewind & Inkomensbeheer tegen de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de stichting als bewindvoerder is ontslagen. De rechtbank had op 25 januari 2018 een bewind ingesteld over de goederen van de rechthebbende, met benoeming van Stichting [stichting] tot bewindvoerder. De stichting heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank te vernietigen, omdat zij van mening is dat het ontslag onterecht is verleend en onvoldoende gemotiveerd is. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 november 2019 is de stichting vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. W.J. van der Kroon. De rechthebbende is niet verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat de stichting niet meer operationeel is als bewindvoerderskantoor en dat zij niet in staat is om het bewind uit te voeren. Hierdoor is het belang van de rechthebbende gediend met het in stand houden van de benoeming van de huidige bewindvoerder. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het beroep van de stichting afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 9 januari 2020
Zaaknummer: 200.256.885/01
Zaaknummer eerste aanleg: 7407048 OV VERZ 18-11994
in de zaak in hoger beroep van:
Stichting [stichting] Bewind & Inkomensbeheer,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigings- en kantoorplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: Stichting [stichting] ,
advocaat: mr. W.J. van der Kroon,
Deze zaak gaat over het bewind dat is ingesteld over de (toekomstige) goederen van:
[de rechthebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de rechthebbende.
Als belanghebbende in deze zaak wordt verder aangemerkt:
- [de bewindvoerder] , de opvolgend bewindvoerder (hierna te noemen: de bewindvoerder).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 20 december 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 20 maart 2019, heeft Stichting [stichting] verzocht voormelde beschikking te vernietigen, kosten rechtens.
2.2.
Er is geen verweerschrift binnengekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 november 2019. Bij die gelegenheid is de heer [vertegenwoordiger van de stichting] , gemachtigd namens Stichting [stichting] , bijgestaan door mr. Van der Kroon, gehoord.
2.3.1.
De rechthebbende is
,alhoewel hiertoe opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.4.
Na de mondelinge behandeling is een brief met bijlage van de bewindvoerder van
22 november 2019 ter griffie binnengekomen. Het hof heeft eerst na sluiting van de mondelinge behandeling kennis genomen van deze brief. Nu óók Stichting [stichting] van deze brief geen kennis heeft kunnen nemen, wordt voornoemde brief buiten beschouwing gelaten in die zin dat het hof op de inhoud geen acht slaat.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 25 januari 2018 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, over de goederen die de rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren een bewind ingesteld, met benoeming van Stichting [stichting] tot bewindvoerder.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, Stichting [stichting] als bewindvoerder ontslagen en [de bewindvoerder] benoemd als opvolgend bewindvoerder.
3.3.
Stichting [stichting] kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.3.
Stichting [stichting] voert, kort samengevat, het volgende aan.
Het oordeel van de rechtbank is onduidelijk dan wel onvolledig en onjuist gemotiveerd, waardoor het niet helder is wat de grond is geweest voor het verleende ontslag.
Daar komt bij dat de rechtbank onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de hele gang van zaken.
Op het moment dat Stichting [stichting] als bewindvoerder van de rechthebbende is benoemd,
gold voorts het door de rechtbank gemelde criterium “niet benoembaar” nog niet voor haar. Overigens is Stichting [stichting] nadien wel degelijk goedgekeurd, hetgeen blijkt uit het overgelegde emailbericht van 6 februari 2019 van het Landelijk Kwaliteitsbureau CBM, zodat zij op ook op of omstreeks die datum kon worden benoemd in nieuwe zaken.
Stichting [stichting] heeft bij emailbericht van 17 november 2018 aan de rechtbank toegelicht waarom er niet eerder op de berichten van de rechtbank is gereageerd en de stichting heeft daarbij haar excuses aangeboden. Verder is de boedelbeschrijving daags voor de mondelinge behandeling in eerste aanleg aan de rechtbank toegezonden.
Alhoewel het geen schoonheidsprijs verdient dat Stichting [stichting] vervolgens niet naar de zitting van 7 december 2018 is gegaan, vormt dit alles geen dringende reden voor ontslag.
Inmiddels is er sprake van een gewijzigde situatie. De rechtbank in Almelo heeft Stichting [stichting] in circa tweehonderd dossiers ontslagen. Hierdoor heeft Stichting [stichting] zich gedwongen gezien om de deuren te sluiten. Het hoger beroep in deze dossiers is nog niet behandeld.
Aangezien Stichting [stichting] om voornoemde reden niet in staat is om het onderhavige bewind uit te voeren is het belang van de rechthebbende er het meest bij gediend wanneer de benoeming van de huidige bewindvoerder in stand blijft. Stichting [stichting] wenst enkel nog een uitspraak van het hof waarbij overwogen wordt dat de bestreden beschikking onvoldoende is gemotiveerd en het ontslag door de rechtbank ten onrechte is verleend.
3.4.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.4.1.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de bewindvoerder door de rechtbank ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.4.2.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is door Stichting [stichting] verklaard dat de stichting niet meer operationeel is als bewindvoerderskantoor. Zij is derhalve niet in staat om uitvoering te geven aan het bewind ten behoeve van de rechthebbende, zodat de benoeming van de huidige bewindvoerder in stand dient te blijven.
Aangezien het verzoek van Stichting [stichting] niet langer behelst dat zij in hoger beroep een andere beslissing verzoekt dan gegeven in de bestreden beschikking, kan het beroep van Stichting [stichting] , niet slagen. Van feiten en omstandigheden die er toe leiden dat Stichting [stichting] voldoende belang heeft bij een beslissing omtrent de motivering van de bestreden beschikking is het hof niet gebleken.
3.5.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van
20 december 2018;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, C.D.M. Lamers en E.L. Schaafsma-Beversluis en is op 9 januari 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van
mr. C.E.M. Geertsma-van Ooijen, griffier.