Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 28 juli 2020;
- de akte aan de zijde van de vrouw van 25 augustus 2020;
- de akte uitlaten aan de zijde van de man 25 augustus 2020.
6.De verdere beoordeling
manbetoogt in zijn laatste grief dat de rechtbank ten onrechte de proceskosten heeft gecompenseerd en de vordering om de vrouw te veroordelen in de nakosten heeft afgewezen. Compensatie van de proceskosten kan niet (meer) meer aan de orde zijn, gelet op de houding van de vrouw sinds de beschikking van het hof van 28 november 2013. De herhaalde pogingen van de man om die beschikking goederenrechtelijk te effectueren zijn tevergeefs gebleven omdat de vrouw niet op verzoeken van de man reageert en zelf niets onderneemt.
vrouwstelt dat de rechtbank de proceskosten terecht heeft gecompenseerd gelet op de relatie tussen partijen en hetgeen gebruikelijk is in familiezaken. Bovendien is in het bestreden vonnis alleen de eerste vordering van de man toegewezen en is het meer of anders gevorderde afgewezen.
hofzal, gelet op de familierechtelijke aard van deze procedure, de proceskosten in hoger beroep met toepassing van art. 237 Rv in verbinding met art. 353 Rv compenseren en ziet geen aanleiding in hetgeen de man heeft gesteld, de vrouw te veroordelen in de proceskosten. De derde grief van de man faalt.