Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant] ,
[appellante] ,echtelieden, wonende te [woonplaats] ,
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2] ,echtelieden, wonende te [woonplaats] ,
[geïntimeerde 3] ,
[geïntimeerde 4] ,
1. Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummers C/01/323742/HA ZA 17-498 en C/01/323743/HAZA 17-499)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van [appellanten] ;
- de memorie van grieven van [appellanten] met één productie;
- de memorie van antwoord, tevens houdende incidenteel appel van [geïntimeerden] met vier producties;
- de memorie van antwoord in het incidenteel appel, tevens houdende akte in het principaal appel van [appellanten] met twee producties,
- schriftelijke pleitnota’s van [appellanten] en van [geïntimeerden] .
3.De feiten
“ten laste en ten nutte van de kavel [adres 3] , [adres 8] en [adres 2] aan [adres 4] en [adres 5] en ten nutte van de kavel [adres 3] , erfdienstbaarheden worden gevestigd”kort gezegd inhoudende dat van de openbare weg af grondstroken die zijn te gebruiken als voetpad moeten worden bestemd als achteringang van de woningen.
en ten laste van de percelen (…), [adres 4] en [adres 5] (…) wordt bij deze gevestigd de erfdienstbaarheid, inhoudende dat de van de weg af bereikbare grondstroken door de rechtverkrijgenden moeten worden bestemd tot en in goede staat worden onderhouden als achterin- en uitgang van de woningen en gebouwen welke op de bouwterreinen zullen worden gebouwd, onder voorwaarde dat die stroken nummer zullen mogen worden bebouwd en dat generlei voorwerpen, voertuigen of stoffen mogen worden aangebracht, geplaatst of anderszins aanwezig zijn, waardoor de bestemming tot gemeenschappelijke achterin- en uitgang op enigerlei wijze zou kunnen worden belet, belemmerd of geschaad, De erfdienstbaarheid houdt in het recht van voetpad, gevende de bevoegdheid om van bedoelde grondstroken gebruik te maken, te voet, eventueel met een fiets of klein voertuig aan de hand, van en naar de openbare weg, uit te oefenen in zodanige richting als na het gereedkomen van de bebouwing ter plaatse zal blijken uit de dan ontstane feitelijke ligging en omstandigheden.