Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellante] ,
[appellant] ,
5.Het verdere geding in hoger beroep
- [appellanten] zelf aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaat en vergezeld van [tolk] als tolk in de Kroatische taal,
- [geïntimeerde] is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat,
- (de advocaten van) partijen pleitaantekeningen hebben overgelegd.
6.De verdere beoordeling
(…)
(…)
(…) Wij erkennen namens u dat sprake is van een beroepsfout. Door uw toedoen is niet tijdig griffierecht betaald en niet tijdig de gronden voor het hoger beroep ingediend.
4.3. Tussen partijen staat vast dat [geïntimeerde] in de schadestaatprocedure in hoger beroep (HD 200.122.460/01) twee beroepsfouten gemaakt heeft door het griffierecht niet op tijd te betalen en door geen memorie van grieven in te dienen.”
4.6. (…) dient beoordeeld te worden of het hof, in het geval [geïntimeerde] de beroepsfouten niet zou hebben gemaakt, [ex-partner appellante] veroordeeld zou hebben tot betaling van de door [appellanten] gestelde schade. De rechtbank stelt voorop dat ook in de schadestaatprocedure in hoger beroep als uitgangspunt voor de beoordeling zou hebben gegolden het arrest van het hof te ’s-Hertogenbosch van 21 september 2010 (HD 103.005.801) waarin voor recht verklaard is dat [ex-partner appellante] onrechtmatig jegens [appellant] en [appellante] heeft gehandeld door het versturen en/of doen versturen van de vier door getuige [getuige 1] geschreven brieven.”
slechts summierlijk het bestaan van schade (hoeft) vast te staan.”
heeft vastgesteld dat aan cliënten een bedrag aan smartengeld toekomt”
een vonnis (ligt) dat in kracht van gewijsde is gegaan en waaruit blijkt dat ook de Rechtbank van mening was dat er sprake was van schade”
8.2.1. (…) de onderdelen “zaken in de tuin te gooien, voortdurend langs de woning van [appellant] en [appellante] te rijden en continu te bellen” (…)
niet hebben gedaan komt voor hun rekening en risico.”
2.10 In de onderhavige zaak dient (…) te worden beoordeeld of een (…) causaal verband bestaat tussen de vier[aanpassing hof: [getuige 1] -]
brieven en de door eisers gestelde vermogensschade en immateriële schade. Daarbij benadrukt de rechtbank dat het hier uitsluitend gaat om de vier[aanpassing hof: [getuige 1] -]
brieven, niet om andere misdragingen die eisers [ex-partner appellante] hebben verweten. Een verdergaande belaging door [ex-partner appellante] zoals door eisers gesteld, is immers in de hoofdprocedure niet komen vast te staan. Voorts tekent de rechtbank hierbij nog aan dat het onrechtmatig karakter van de brieven hem vooral zit in de dreigende en beledigende passages van brieven a) en d), alsmede in de anonimiteit van de afzender. In de hoofdprocedure is niet geoordeeld (…) dat ook de (mogelijke) omstandigheid dat [appellant] door de brieven op de hoogte werd gebracht van het feit dat [appellante] en [ex-partner appellante] een verhouding hadden, die brieven onrechtmatig maakt.
brieven het door hen gestelde inkomensverlies hebben veroorzaakt of daaraan een bijdrage van betekenis hebben geleverd. Een onderbouwing van die stelling, bijvoorbeeld door psychiatrische rapportage, hebben eisers niet gegeven. Uit de door [ex-partner appellante] (…) overgelegde rapportages blijkt weliswaar dat [appellante] te kampen heeft (gehad) met ernstige depressie, maar die klachten lijken vooral in verband te kunnen worden gebracht met huwelijksproblemen tussen eisers, de agressieve bejegening door [appellant] van [appellante] nadat hij op de hoogte was gekomen van haar verhouding met [ex-partner appellante] en met onzekerheid over haar verblijfsstatus in Nederland. Weliswaar wordt ook melding gemaakt van “stalking” door [ex-partner appellante] , maar zoals gezegd kan er in deze procedure niet van worden uitgegaan dat die verder ging dan de vier meergenoemde brieven. (…) Een voldoende causaal verband tussen de[aanpassing hof:
brieven en de door eisers gestelde vermogensschade acht de rechtbank dan ook niet aanwezig.”
de exacte hoogte van de schade dient middels deskundigenberichten begroot te worden”
(…) Ik heb die brieven in opdracht van [ex-partner appellante] geschreven. (…) De brieven zijn in 2003 geschreven. (…)”
(…)
vermoedde al langer dat er meer aan de hand was. Ik kreeg ruzie met mijn man en hij mishandelde mij toen. Ik ben toen naar de politie gegaan die mij onderbrachten in een Blijf van mijn Lijf huis. De dag erna ben ik naar huis gegaan, waarna ik [appellant] alles vertelde over de relatie met [ex-partner appellante] . (…)”
Resultaat Medische BelastbaarheidsBeoordeling” (overgelegd als productie 10 bij inleidende dagvaarding) terecht onvoldoende heeft geoordeeld als onderbouwing van het benodigde causaal verband tussen de gestelde materiële en immateriële schade enerzijds en de vier [getuige 1] -brieven anderzijds. Hoewel dat gezien dit nadrukkelijke rechtbankoordeel wel op hun weg had gelegen, hebben [appellanten] ook in dit hoger beroep geen nadere medische stukken overgelegd die het benodigde causaal verband voldoende onderbouwen of staven.
4.4. Tussen partijen staat verder vast dat [geïntimeerde] het griffierecht en de eigen bijdrage die [appellanten] aan hem betaald had voor de schadestaatprocedure in hoger beroep aan [appellanten] heeft terugbetaald, zodat [appellanten] op dit punt geen schade heeft geleden.”