9.3.Ten aanzien van de subsidiaire vorderingen van de VvE en [appellante 2 200.236.732_01 / geintimeerde 2 200.236.848_01] heeft het hof in het tussenarrest van 7 april 2020 op hoofdlijnen, kort samengevat, de volgende eindoordelen gegeven:
- [erflater 2] heeft onrechtmatig gehandeld jegens de VvE en [appellante 2 200.236.732_01 / geintimeerde 2 200.236.848_01] , zodat hij jegens hen persoonlijk aansprakelijk is. [erflater 1] is als erfgenaam aansprakelijk voor de schade die door het onrechtmatige handelen van [erflater 2] is veroorzaakt (rov. 6.10.1 tot en met 6.10.14).
- [erflater 1] heeft ook zelf onrechtmatig jegens de VvE en [appellante 2 200.236.732_01 / geintimeerde 2 200.236.848_01] gehandeld. [erflater 1] is dus niet alleen als erfgenaam van [erflater 2] aansprakelijk voor de door het onrechtmatig handelen veroorzaakte schade, maar ook omdat zij zelf onrechtmatig jegens de VvE en [appellante 2 200.236.732_01 / geintimeerde 2 200.236.848_01] heeft gehandeld (rov. 6.16.1 tot en met 6.16.7).
- Het door [erflater 1] als erfgenaam en het door [erflater 1] voor zichzelf als verweer gedane beroep op artikel 6:101 BW moet worden verworpen (rov. 6.13.2, 6.13.3 en 6.17.2).
- Onderdeel B5 van de subsidiaire vordering (ten bedrage van € 5.938,41 te zake de kosten van de veiling) is toewijsbaar (rov. 6.18.4).
Deze eindoordelen strekken in dit geding verder tot uitgangspunt.
9.4.1.Onderdeel B4 van de subsidiaire vordering van de VvE en [appellante 2 200.236.732_01 / geintimeerde 2 200.236.848_01] strekt tot hoofdelijke veroordeling van de erven [erflater 2] en (inmiddels de erven) [erflater 1] om ten behoeve van de gemeenschap aan de VvE te betalen € 1.224,85 per maand vanaf 1 januari 2018 voor de maandelijkse bijdrageplicht over 2018 en volgende jaren (tot het moment van het wijzen van het arrest). Het hof heeft in rov. 6.13.5 voorshands aangenomen dat het 11/59e aandeel in appartementsrecht 55 sinds 11 juli 2019 toebehoort aan een nieuwe eigenaar, en dat die nieuwe eigenaar dus vanaf die datum gehouden is tot betaling van de VvE-bijdragen die aan dat aandeel gekoppeld zijn. Het hof heeft overwogen dat bij deze stand van zaken voorshands over de periode vanaf 11 juli 2019 geen sprake meer lijkt te zijn van schade die voor rekening van de erven [erflater 2] of [erflater 1] te brengen is. Daarop voortbouwend heeft het hof in rov. 6.13.7 voorshands overwogen dat bij deze stand van zaken niet hoeft te worden volstaan met een veroordeling tot schadevergoeding op te maken bij staat of een veroordeling tot vergoeding van schade over een niet afgebakende periode. Het hof heeft de VvE en [appellante 2 200.236.732_01 / geintimeerde 2 200.236.848_01] daarom verzocht om bij de door hen te nemen akte de schade die zij vanaf 1 januari 2018 hebben geleden, zo concreet mogelijk te begroten.
9.4.2.De VvE en [appellante 2 200.236.732_01 / geintimeerde 2 200.236.848_01] hebben vervolgens in hun akte na tussenarrest gesteld dat de 11 parkeerplaatsen (het hof leest dit als: het 11/59 onverdeeld aandeel in appartementsrecht 55) op 12 augustus 2019 in eigendom zijn (is) overgedragen aan een nieuwe eigenaar. Daarbij heeft de nieuwe eigenaar volgens de VvE en [appellante 2 200.236.732_01 / geintimeerde 2 200.236.848_01] de vorderingen daterend uit 2018 en 2019 aan de VvE voldaan. In verband daarmee beperken de VvE en [appellante 2 200.236.732_01 / geintimeerde 2 200.236.848_01] hun vordering ter zake niet betaalde VvE-bijdragen tot de periode van 1 oktober 2012 tot 1 januari 2018 (hof: tot en met 31 december 2017). Hierin ligt besloten dat de VvE en [appellante 2 200.236.732_01 / geintimeerde 2 200.236.848_01] vordering B4 intrekken. Ook vordering C ter zake schadevergoeding op te maken bij staat hebben de VvE en [appellante 2 200.236.732_01 / geintimeerde 2 200.236.848_01] in hun akte (punt 7) ingetrokken.
9.5.1.De onderdelen B1 tot en met B3 van de subsidiaire vordering strekten tezamen kort gezegd tot hoofdelijke veroordeling van [erflater 1] en de erven [erflater 2] tot betaling, bij wege van schadevergoeding, van de onbetaald gebleven VvE-bijdragen over de periode van 1 oktober 2012 tot en met 31 december 2017, telkens te vermeerderen met de rente als bedoeld in artikel 6 van het reglement (zie rov. 6.5.1 van het tussenarrest). Het hof heeft in rov. 6.14.1 tot en met 6.14.3 en 6.17.2 van het tussenarrest geoordeeld dat het [erflater 1] als erfgenaam van [erflater 2] en voor zichzelf over de verschuldigde schadevergoeding niet de in artikel 6 van het splitsingsreglement bedoelde rente (de wettelijke rente verhoogd met twee procentpunten), maar slechts de gewone wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd is.
9.5.2.De VvE en [appellante 2 200.236.732_01 / geintimeerde 2 200.236.848_01] hebben naar aanleiding van dit oordeel bij hun akte na tussenarrest de onderdelen B1 tot en met B3 van hun vordering gewijzigd. Zij maken niet langer aanspraak op de in artikel 6 van het splitsingsreglement bedoelde rente, maar nog slechts op de wettelijke rente. Zij hebben een aan de hand van een rekenprogramma gemaakte berekening van de wettelijke rente in hun akte opgenomen. Zij vorderen op basis van die berekening nu een totaalbedrag van € 82.975,94 aan schade ter zake onbetaald gebleven VvE-bijdragen, inclusief de wettelijke rente over de periode tot 1 januari 2018 (punt 8 van de akte, punt 5 bevat een kennelijke verschrijving ten aanzien van de datum).
9.5.3.Deze eisvermindering is toelaatbaar. Voor zover de aanpassing van de eis niet enkel als een vermindering maar ook als een wijziging moet worden gezien, volgt uit punt 5 van de antwoordakte van de erven [erflater 1] en de erven [erflater 2] dat zij het eens zijn met de door de VvE en [appellante 2 200.236.732_01 / geintimeerde 2 200.236.848_01] gemaakte berekening en zich niet verzetten tegen de wijziging. Het hof zal daarom verder tot uitgangspunt nemen dat de door de VvE en [appellante 2 200.236.732_01 / geintimeerde 2 200.236.848_01] geleden schade ter zake onbetaalde VvE-bijdragen, inclusief de vervallen wettelijke rente per 1 januari 2018 € 82.975,94 bedraagt.
9.5.4.[erflater 1] als erfgenaam heeft in onderdeel B van grief 7 in zaak 200.236.848 (zie rov. 6.13.1 van het tussenarrest) betoogd dat toekenning van een volledige schadevergoeding, waarbij die schade voor een onbepaalde tijd verder kan oplopen, tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen leidt in de zin van artikel 6:109 BW. Volgens [erflater 1] als erfgenaam moet het hof om deze reden de verplichting tot schadevergoeding op de voet van artikel 6:109 BW matigen. Op dit verweer zijn de erven [erflater 1] en de erven [erflater 2] in hun akte niet meer teruggekomen. Het argument dat [erflater 1] als erfgenaam aan het verzoek tot matiging ten grondslag had gelegd – dat de schade voor een onbepaalde tijd verder kan oplopen – is gelet op het voorgaande ook niet meer aan de orde. Voor het overige is het verzoek tot matiging onvoldoende onderbouwd. Het hof verwerpt daarom het beroep op matiging. Het hof zal de vordering tot schadevergoeding ter zake onbetaalde VvE-bijdragen daarom toewijzen tot genoemd bedrag van € 82.975,94. De wettelijke rente tot 1 januari 2018 is in dat bedrag begrepen.
Terugbetaling van te veel betaald bedrag?
9.6.1.De VvE en [appellante 2 200.236.732_01 / geintimeerde 2 200.236.848_01] hebben in hun akte gesteld dat [erflater 1] en [erflater 2] medio januari 2018 ter uitvoering van het bestreden vonnis in totaal € 92.942,47 aan de VvE hebben voldaan, waarvan € 88.783,47 betrekking had op de onbetaald gebleven VvE-bijdragen en € 4.159,-- betrekking had op proceskosten. De VvE en [appellante 2 200.236.732_01 / geintimeerde 2 200.236.848_01] concluderen dat door het tussenarrest is komen vast te staan dat het bedrag van € 88.783,47 te hoog was, omdat daarin ten onrechte rente als bedoeld in artikel 6 van het reglement in plaats van de gewone wettelijke rente was opgenomen. De VvE en [appellante 2 200.236.732_01 / geintimeerde 2 200.236.848_01] concluderen dat [erflater 2] op grond van het vonnis ter zake onbetaald gebleven VvE-bijdragen € 5.807,52 te veel heeft betaald. De erven hebben in hun antwoordakte eveneens gesteld dat € 5.807,52 te veel is betaald. Het hof neemt daarom verder tot uitgangspunt dat [erflater 2] als schadevergoeding ter zake onbetaald gebleven VvE-bijdragen inmiddels (op grond van het bestreden vonnis) € 5.807,52 te veel heeft betaald.
9.6.2.[erflater 1] heeft als erfgenaam in zaak 200.236.848 geconcludeerd tot hoofdelijke veroordeling van de VvE en [appellante 2 200.236.732_01 / geintimeerde 2 200.236.848_01] tot terugbetaling van hetgeen [erflater 2] naar aanleiding van het bestreden vonnis aan hen heeft voldaan. De VvE en [appellante 2 200.236.732_01 / geintimeerde 2 200.236.848_01] hebben in hun akte echter gesteld dat de VvE het teveel betaalde bedrag van € 5.807,52 onder zich houdt ter verrekening met het bedrag van € 5.938,41 te zake de kosten van de veiling (vordering B5) dat zij nog van [erflater 1] en [erflater 2] te vorderen hebben. Dit staat de VvE vrij. Per saldo heeft de VvE immers, ook als rekening wordt gehouden met het bedrag dat [erflater 2] medio januari 2018 ter uitvoering van het bestreden vonnis aan de VvE heeft voldaan, nog een bedrag van de erven te vorderen dat het door [erflater 2] te veel betaalde bedrag te boven gaat. Dat geldt te meer indien rekening wordt gehouden met de in het onderstaande nog te vermelden oordelen over de proceskosten. Het hof ziet dus geen aanleiding om de VvE en [appellante 2 200.236.732_01 / geintimeerde 2 200.236.848_01] te veroordelen tot terugbetaling van een deel van het medio januari 2018 door [erflater 2] betaalde bedrag.
De proceskosten van [erflater 1] in het geding in eerste aanleg
9.7.1.De rechtbank heeft de VvE en [appellante 2 200.236.732_01 / geintimeerde 2 200.236.848_01] in de proceskosten van [erflater 2] (bedoeld is kennelijk [erflater 1] ) veroordeeld. Grief 4 van de VvE en [appellante 2 200.236.732_01 / geintimeerde 2 200.236.848_01] is gericht tegen de veroordeling van de VvE en [appellante 2 200.236.732_01 / geintimeerde 2 200.236.848_01] in de proceskosten van [erflater 1] . Het hof heeft in rov. 6.19.2 van het tussenarrest geoordeeld dat deze grief slaagt, en dat [erflater 1] te beschouwen is als de in eerste aanleg grotendeels in het ongelijk gestelde partij.
9.7.2.De VvE en [appellante 2 200.236.732_01 / geintimeerde 2 200.236.848_01] hebben in hun akte gesteld dat zij ter voldoening aan de door de rechtbank uitgesproken proceskostenveroordeling € 2.676,50 hebben betaald. Zij vorderen veroordeling van [erflater 2] (hof: bedoeld is kennelijk [erflater 1] ) tot terugbetaling van dat bedrag. De erven hebben in hun antwoordakte niet betwist dat ter voldoening aan de proceskostenveroordeling € 2.676,50 is betaald. Omdat het hof de proceskostenveroordeling vernietigt, heeft de betaling zonder rechtsgrond plaatsgevonden en moet het bedrag worden terugbetaald. Het hof zal de erven daartoe veroordelen. Hetgeen zij over de proceskosten hebben aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
De proceskosten van het hoger beroep